Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
in gedachten wil ik u vanavond eens meenemen naar een orthodox-joods gezin ergens in Nederland, laten we zeggen in Amstelveen. Er is daar acht dagen geleden een kind geboren, een jongetje. En nu, op de achtste dag, zal het kind besneden worden. De ouders zijn er, de grootouders, en nog meer mensen. Het is druk in de huiskamer, het past maar net! Er is natuurlijk ook de ‘moheel’, degene die de besnijdenis uitvoert, vaak een rabbijn. Hij heeft zijn gebedsmantel omgeslagen met de kwasten aan de hoeken. De besnijdenis vindt plaats in een heel ritueel, met het reciteren van verschillende teksten. Dan is de ceremonie klaar: de baby is opgenomen in Gods verbond.
Tenminste… is het klaar? Nee, niet altijd. Voor dit jongetje althans is er drie weken later nóg een ceremonie. Naast het jongetje worden vijf glimmende zilveren munten neergelegd op het aankleedkussen. Waar zijn die voor nodig? Een man uit de aanwezigen staat op. Hij vraagt aan de vader wat hij liever heeft: zijn zoon, of het geld. De vader zegt natuurlijk ‘mijn zoon’, en overhandigt de vijf munten aan de man. Die spreekt op zijn beurt de plechtige priesterzegen uit over de baby. ‘De Here zegene u en behoede u…’.
Wat gebeurt hier? Wel, dit jongetje is het eerste kind in het gezin, de eerstgeborene. En hier gebeurt wat we zojuist uit de Bijbel hoorden ‘elke eerstgeboren zoon moet u vrijkopen’. Dat gebeurt onder Joodse mensen tot op de dag van vandaag: een eerstgeboren zoon wordt vrijgekocht. De besnijdenis is denk ik wel bekend, maar dit loskopingsritueel meestal niet. Toch bevat het een diepe les. Daarom wil ik er vanavond met u bij stilstaan, naar aanleiding van wat we lazen in Exodus 13 vers 11 tot 16. Lees verder