Tags
Schriftlezingen: Numeri 6:22-27 (de priesterlijke zegen), 1 Petrus 2:9, 3:8-12 (wees gezegend om te zegenen)
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: het onderwerp oproepen]
Zijn hoge leeftijd bracht met zich mee dat hij erg doof werd. Een gesprek met hem voeren kon alleen één-op-één en op zeer luide toon. Geen apparaatje hielp. De doofheid maakte hem eenzaam, opgesloten in een kleine wereld. Maar naar de kerk bleef hij iedere zondagmorgen trouw komen, zoals hij al bijna tachtig jaar gewoon was. Van het orgel hoorde hij alleen de laagste tonen, en van wat er gezegd werd kon hij eigenlijk niets verstaan. Maar hij kwam. “Ik hoor toch bij de gemeente” zei hij, “maar het gaat me vooral om de zegen aan het eind”. De zegen kon hij ontvangen met zijn ogen, als de voorganger zijn handen hief in zegenend gebaar. Die zegen was voor belangrijk genoeg om toch te komen! (uit ‘Nou het beste…’ van ds. A. de Haan)
Een ander voorbeeld. Misschien bent u zelf wel eens gezegend. Als u in de kerk getrouwd bent bijvoorbeeld, of als u belijdenis deed of ambtsdrager werd. Wat een plechtig moment is dat! Je komt naar voren, knielt… Je voelde de handen die de zegen op je leggen. Mensen raken er nogal eens ontroerd van, ook de toeschouwers. Die woorden dóen iets, en dat ritueel. Het kan je raken op een heel diep niveau, en jaren later weten mensen het nog.
Wat gebeurt er eigenlijk als er een zegen wordt uitgesproken? Als je gezegend wordt? Lees verder