Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro: hoop in de crisis, welke?]
Vandaag de laatste preek over Jeremia, over het thema ‘hoop in de crisis’. Want ja, crisis was er toen, en crisis is ook nu een veelgehoord woord. In Israël waren ze door heel wat verbodsborden van God heen gereden. En ook in onze tijd lijken God en zijn goede geboden er niet toe te doen in de maatschappij. Zou dat niet de oorzaak zijn van heel wat van de crises waar we ons momenteel in bevinden? Als je je niet aan de verkeersregels houdt krijg je ongelukken. Als je op Gods wereld niet aan Gods regels houdt, gaat het niet goed…
Aan het begin van de dienst hoorden we Gods roepingswoorden voor Jeremia. Hij moest “uitrukken en verwoeste, vernietigen en afbreken, maar ook opbouwen en planten”. Over het negatieve, het strenge hebben we aardig wat gehoord in de afgelopen preken, over dat uitrukken en afbreken, over Gods oordeel. In het stuk van vandaag gaat het echter over het laatste stuk van Jeremia’s roeping. Luister maar naar vers 28 “Zoals ik niet aarzelde om hen uit te rukken en te verwoesten (…) zo zal ik niet aarzelen om hem te planten en op te bouwen – spreekt de Heer”. Kijk, dat klinkt hoopvol!
Maar wat voor hoop horen we hier? Is het dat er een einde komt aan het oordeel? Dat als het ware de verkeersboete is betaald, of wordt kwijtgescholden? Is het dat Israël een nieuwe kans krijgt, dat ze zogezegd weer de weg op mogen ondanks hun eerdere overtredingen?
Nee, de hoop waar Jeremia namens God over spreekt is een veel diepere. Hij gaat ze innerlijk vernieuwen, zodat zijn verkeersregels bij hen vanbinnen gebakken zitten. Vers 33 zegt het “ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en in hun hart schrijven”. Wat is de hoop waarover Jeremia spreekt? Het is dat God zelf mensen verandert. Het gaat over wedergeboorte, ten diepste. mijn wet in hun hartEen nieuw hart krijgen. Alleen dán zal het goed kunnen gaan! Toen, en nu net zo goed.

[trouble toen: Israël onverbeterlijk]
In de eerdere hoofdstukken van het Bijbelboek Jeremia heeft de profeet veel gesproken over straf en oordeel. Israël wist wat God wilde, ze hadden de Thora, Gods wetboek. Langs hun levensweg stonden Gods verkeersborden. Maar ze hielden zich er niet aan. Ze deden een eigen zin, en dienden andere goden. Of om het in Bijbelse woorden te zeggen: ze verbraken het verbond – zo zegt ook vers 32. Verbond, een Bijbels kernwoord. Het wil zeggen dat God zich verbonden had aan zijn volk Israël. Hij had hem uit Egypte geleid, uit de slavernij, en bij de berg Sinaï wetten en voorschriften gegeven. Bij het verbond horen Gods regels. Niet om zijn mensen te beperken en van alles te verbieden, maar om te zorgen dat het goed met hen zou gaan. Net zoals verkeersregels en snelheidsborden nu niet bedoeld zijn om ons te hinderen, maar om allerlei ongelukken te voorkomen.
Net als er in het verkeer straffen en boetes zijn als je je niet aan de regels houdt, zo is het ook bij het verbond van God met Israël. Het Bijbelboek Deuteronomium somt het heel uitgebreid op: zegen als je je aan de wet houdt, maar straf en vloek als je Gods wetten overtreedt. Er zat iets voorwaardelijks in dat verbond: zegen op voorwaarde van gehoorzaamheid, en anders juist oordeel. Een soort contract. En helaas, het Bijbelboek Jeremia spelt het uit waar het op is uitgelopen: op dat laatste. Gods verkeersborden stonden er wel, maar werden massaal genegeerd. En dan komt dus ook de consequentie: Gods straf. Ondergang voor Israël en ballingschap in Babel.
Is er dan tóch nog hoop? Ja! Want er zit ook iets onvoorwaardelijks in het verbond. Israël blijft Gods volk, vers 35 tot 37 zegt het welsprekend. God heeft zich aan hen verbonden, en dat blijft gelden. Maar hoe zit die hoop precies? Moet God zijn volk wéér een nieuwe kans geven na de ballingschap? Gaan ze dan niet gewoon wéér hun eigen zin doen? Israël lijkt helaas onverbeterlijk, ook na jaren waarschuwen door Jeremia.

[trouble nu: wij ook onverbeterlijk]
Maar laten we het vooral ook dichter naar onszelf trekken. Israël is niet slechter dan anderen. Het wordt misschien meer zichtbaar, omdat zij meer in Gods licht staan als zijn volk. Maar het geldt algemeen: wij mensen zijn onverbeterlijk. Ieder mens heeft wel een ingeschapen idee van wat goed is: eerlijk zijn en trouw. In Europa heeft bovendien eeuwenlang Gods woord geklonken, de tien geboden en de Bergrede. Wij hier in de kerk horen het al helemaal te weten wat God wil. Wekelijks horen we een leefregel, Gods verkeersregels. Maar houden we ons er ook aan?
Weet je, wij mensen zijn onverbeterlijk ik-gericht. Al wéten we wat goed is en wijs, we doen het niet als het ons offers kost. Bijvoorbeeld: we snappen allemaal dat het niet slim is de aarde te slopen, het huis waar we wonen. Maar we doen het wel, Gods schepping holt achteruit, het wordt steeds warmer en het weer steeds extremer. We zouden als mensheid ook de honger de wereld uit kunnen helpen, er is voedsel genoeg. Maar het gebeurt niet, omdat we onze eigen weg niet willen opgeven. En net zo: iedereen is voor vrede – zeggen we. Maar er is altijd oorlog. Wij mensen zijn onverbeterlijk. Hoe lang moet God de wereld nieuwe kansen geven? En hoe klein is de kans dat het ooit beter wordt van ons uit?
En dat is dan in het groot. Maar in het klein is het niet anders. Ik kom regelmatig mensen tegen, vooral randleden, die zeggen ‘ik probeer goed te leven, ik doe geen mens kwaad’. Ofwel: ik houd me aan Gods regels, het zit wel goed. Dan zit je in dat contract-denken. Maar het probleem is: ‘geen mens kwaad doen’ is veel te weinig. Dan kun je nog helemaal op jezelf gericht zijn. Jezus vraagt van ons dat we God liefhebben boven alles, en onze naaste als onszelf. Lukt dat je? Als je denkt van wel, probeer het dan maar eens een week. Jongeren, ik daag je uit: ga eens een week lang helemaal leven zoals Jezus zegt. En ga elke avond je dag eens goed na. Hoe reageerde je op kritiek? Had je aandacht voor de mensen om je heen? Liefde? Waren er hatelijke gedachten in je hart? En de andere helft van het grote gebod: Heb je God liefgehad? Leefde je langs Hem heen? Had je tijd voor Hem?
Juist als je het probeert, zul je merken: we kúnnen niet leven zoals God vraagt. Als je het al wil, en dat is vaak ook maar de vraag. Wij mensen zijn onverbeterlijk. Hoeveel verkeersborden er ook staan langs de levensweg, we houden ons er maar soms aan.
Ja, dit klinkt somber. Maar Jeremia is ook een ernstig Bijbelboek. Na 30 hoofdstukken met waarschuwingen mag de conclusie wel klinken: waarschuwen en op de weg wijzen alleen helpt niet. Na 2000 jaar evangelieverkondiging mag de conclusie wel klinken: met alleen horen wat God wil, gaan mensen het nog niet doen. Jeremia kan preken, God kan Jezus sturen, maar mensen blijven mensen die hun eigen domme zin doen. Onverbeterlijk.

[grace toen: niet alleen vergeving, ook vernieuwing beloofd]
Maar ik zou het over hoop hebben geloof ik… Nu zitten we toch weer bij de crisis. De diepste, laatste crisis, dat zijn we blijkbaar zelf!
Maar snel naar de hoop. God belooft een nieuw begin aan Israël in het gedeelte dat we lazen. Maar hoe? Vergeeft hij hun? Ja, dat ook, daar eindigt vers 34 mee “ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze misdaan hebben”. Maar er is méér nodig. Stel dat God zegt: jullie krijgen een schone lei, begin maar opnieuw in mijn verbond. Je weet wat zegen brengt, wat ik wil, en wat vloek. Zou het dan beter gaan? Einstein zei eens, zo beweert het internet althans: dwaasheid is om na een mislukking hetzelfde te proberen en op een andere uitkomst te hopen… Ik vrees dat Israël ook bij een nieuwe poging weer Gods geboden teveel gedoe zou vinden, andere goden aantrekkelijk, enzovoorts…
Nee, er is méér nodig dan vergeving. God gaat niet Israël simpelweg een ‘nieuwe kans geven’. Hij gaat veel verder. Hij zorgt zelf dat de uitkomst anders wordt. Niet dat hij de eisen van het verbond anders stelt, dat kan niet. God is heilig, dus zijn mensen moeten dat weerspiegelen: eerlijk zijn en trouw aan Hem, zorgend voor de zwakken, enzovoorts. Dat verandert niet. Maar God gaat zélf zorgen dat zijn volk wordt zoals Hij wil. Hij belooft, in vers 33: “ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en in hun hart schrijven”. Voorheen kwam de wet van buiten, zoals verkeersborden. Nu komt de wet in hun binnenste. Eerst stond de wet op harde stenen platen, een koude en onwrikbare eis. Nu komt hij in kloppende harten, warm en levend. Niet zo móeten, maar zo wíllen leven. Daar zorgt God zelf voor. Een andere profeet, Ezechiël, zegt het zo ‘ik zal mijn Geest in uw binnenste geven’. God geeft niet alleen vergeving, maar ook vernieuwing. Door zijn Heilige Geest. Hij sluit een nieuw verbond, waarin gehoorzaamheid een belofte is, niet een voorwaarde. Hij verwacht, met eerbied gesproken, niets meer van de mensen en zorgt Zelf voor alles. Kijk, en dát is nu hoop! Als het helemaal op God hangt, komt het goed. Dan wel!

[grace nu: door Jezus idem voor ons]
Dit werd aan Israël beloofd. Een nieuw begin bij God vandaan. En… dat is wat wij ook mogen geloven. Wanneer is deze grootse belofte eigenlijk vervuld? Toen Israël terugkeerde uit ballingschap? Nee, helaas. Was het maar waar dat ze toen vanzelf de Thora hielden. Hét is beloofd hier, dat Israël zo zal worden; dat staat nog uit en daar mogen we naar uitzien. Maar we mogen hier ook aan Jezus denken. In Hem wordt zichtbaar wat hier beloofd werd. Jezus is de ware Israëliet. Hij is degene bij wie waar is wat hier staat. Jezus heeft Gods wet in zijn binnenste geschreven. Hij doet wat de Vader vraagt, Hij wil niet anders. Hij is de belichaming van het nieuwe verbond. Hij zegt het zelf, als Hij het Heilig Avondmaal instelt: het nieuwe verbond in mijn bloed. In Jezus wordt het waar wat hier staat! Hij zorgt voor de vergeving, door zijn bloed, zijn dood. Maar Hij zorgt ook voor de vernieuwing, door zijn Geest, de Heilige Geest. En wie bij Hem hoort, mag daar in delen. Bent u, ben jij gedoopt? De doop betekent allebei: afwassing van de zonde – vergeving. Maar ook: opstaan in een nieuw leven, geleid door de Geest. God geeft vergeving én vernieuwing, door Jezus.
Geloven is méér dan een beetje goed proberen te leven – dan zit je nog in het oude contract-denken. Geloven is ook méér dan vergeving vragen en krijgen, en dan een tijdje later weer de fout ingaan, en zo eindeloos door. Geloven is: vergeving én vernieuwing. Is de HEER kennen, zegt vers 34. Met Jezus begint het nieuwe verbond. En wie door geloof en doop bij Hem hoort, mag daar deel van zijn. Die mag echt een ander mens worden. Paulus zegt het: “Wie in Christus is, is een nieuwe schepping”. Hij maakt je tot wat je moet zijn! Hij schrijft zijn wet in je binnenste, door zijn Geest. Dát is onze hoop.

[nu nog ten dele]
En misschien denk je: dit klinkt wel mooi, maar wat merk ik daarvan? Ik ben geen nieuw mens volgens mij. Ik houd me niet als vanzelf aan Gods wet hoor… Dit is mij veel te hoog! Ik moet zeggen dat ik deze reactie ook in mijn eigen hart merk.
De eerste vraag is natuurlijk wel of je aan Jezus Christus verbonden bent. Niet alleen door een doop van ooit, hoe groot dat voorrecht ook is, maar ook door een levend geloof. Heb je niets met Hem, dan ben je nog helemaal de oude vrees ik. Maar aan de andere kant, ook als je wél echt in Hem gelooft, dan ben je nog niet meteen een nieuw mens. Was het maar waar! Dat is een levenslang proces. Met Jezus is het nieuwe verbond al zichtbaar geworden. Maar helemaal waar wordt het pas Gods koninkrijk komt. Echter, wie nu al bij de Heer hoort – ik hoop u en jij en wij allemaal! – die is bezig vernieuwd te worden. Het is Pinksteren geweest! En de Heilige Geest is bezig, om Gods wet in je hart te schrijven. Wees eens eerlijk, zijn er niet dingen die je als vanzelf niet doen, of juist wel? Ben je je niet heel goed bewust dat je het zelf niet kunt, maar je Gods Geest nodig hebt? Dat is al vernieuwing! Soms kom je oude, wijze christenen tegen – in mijn vorige gemeente is er juist afgelopen week één begraven – waar je het aan ziet: die is al ver vernieuwd. Vol van kennis van de HEER, en met zijn wet in het hart. Het is een realiteit: wie leeft met God, wordt veranderd.
En ja, soms loop je er hard tegenaan dat je ook níet vernieuwd bent. Dat je niet alleen niet kunt, maar soms ook niet eens wilt leven voor God. Dat er een oude mens is en een nieuwe mens, zoals Paulus het noemt. Maar juist die strijd laat het zien: je bent niet meer de oude.

[afsluiting]
Ben jij nog de oude? Of u? Onverbeterlijk ik-gericht? Of is er ook iets van dat nieuwe leven in je? Verlang je ernaar? Je mag de Heer er om vragen! Het is Pinksteren geweest, Gods Geest werkt en wil dat ook bij jou doen!
Of zitten er hier misschien nog mensen onder het idee dat geloven een soort contract is: het goed moeten doen om bij God te mogen horen? Dan zeg ik het tenslotte nog een keer: dat is het óude verbond. Dat is gebleken niet te werken. Zo blijf je altijd onzeker, als jij het moet doen. Maar er is een nieuw verbond. Door Jezus. En dáár mag je bij aansluiten. Het verbond van Jezus. Hij die vergeving bracht, en vernieuwing brengt. Het verbond waar gehoorzaamheid een belofte is, in plaats van een voorwaarde. Kom dáár maar in! Laat Hem alles doen, geef jezelf over aan Hem. Laten we het maar biddend zingen “vernieuw Gij mij, o eeuwig licht!” Want dan is er hoop! Voor Israël, voor de wereld, voor jou en voor mij!

Amen