Tags
Uit de Bijbel is gelezen 1 Kronieken 29:1-20
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: tekst in context]
Er gaan grote sommen geld om in het Bijbelgedeelte voor vanavond! Duizenden talenten goud en zilver – en je moet weten: één talent is circa dertig kilo. Het gaat om miljoenen, ja zelfs om miljarden euro’s, als je het omrekent naar prijzen van nu. Er wordt hier enorm gegeven, door koning David en door de leiders van het volk. En waarvoor? Voor de bouw van een tempel. Een huis voor de Heer.
We lazen uit het Bijbelboek Kronieken, een Bijbelboek waarin vanuit latere tijd wordt teruggekeken naar de koningen van Israël. Koning David wordt neergezet als ideale vorst, als het goede begin na wie helaas alles minder werd. Vandaar denk ik ook die enorm grote getallen – haast niet letterlijk te nemen. Ze lijken eerder bedoeld om Davids toewijding te tekenen. Een huis voor de Heer moet er komen, en het beste is nog niet goed genoeg.

David had zelf al een tempel willen bouwen, maar het werd hem verboden omdat er teveel bloed aan zijn handen kleefde; hij had vele oorlogen gevoerd. Zijn zoon Salomo – in zijn naam hoor je ‘sjaloom’, vrede – hij mag wel het huis voor de Heer gaan bouwen. Het bouwplan ligt klaar, en koning David schenkt heel zijn privé-vermogen. Ook de leiders van het volk geven grote sommen. En dan, zo lazen we, draagt David in een gebed al deze gaven op aan God.
in dat gebed staat een zin, die ik vanavond centraal wil stellen, op deze dankdag. Het is het einde van vers 14. David zegt, bij al die schatten: “alles is van U afkomstig, en wat wij schenken komt uit uw hand”. Een diepe gedachte: alles wat ze geven voor de tempelbouw, geven ze eigenlijk terúg. Want wat ze hebben komt van God. Alles.
Hier wil ik vanavond bij stilstaan. Ik heb het verdeeld in drie punten: [herhaal de punten]
o 1e: een basisbesef: Alles wat we hebben komt van God
o 2e: Hoe dit besef botst met onze natuurlijke instelling
o 3e: Hoe dit besef je in het leven laat staan
[God geeft ons alles]PUNT 1
Als eerste dus: alles wat we hebben komt van God. Het is vandaag dankdag voor gewas en arbeid, een oude traditie om te danken aan het einde van het oogstseizoen. God, zo belijden we, heeft alles laten groeien. Hij geeft ons graan voor brood, aardappelen en al die andere dingen. Ja, natuurlijk, de boeren hebben er hun best voor gedaan. Maar uiteindelijk komt alles van God. Hij geeft mensen de kracht en de wijsheid om gewassen te verbouwen. Hij heeft de groeikracht in de schepping gelegd. Hij is het die regen geeft en zon, die alles zo heeft gemaakt dat hier suikerbieten groeien, terwijl elders de bananenbomen floreren. Ons voedsel is uiteindelijk een geschenk van God. Daarom is het goed hem ervoor te danken aan het einde van het groeiseizoen.
Maar geld dat alleen voor wat groeit? Hoe zit dat dan als je je geld verdient met een baan? Je zet je in, en je wordt ervoor beloond door de baas. Je hebt er wellicht een studie voor gevolgd, je maakt lange dagen. Jíj verdient zo je inkomen. En toch… toch is ook dat inkomen een gave van God. Want wie heeft je zo gemaakt dat je kunt werken? Wie geeft je kracht en verstand? Waarom heeft je wieg hier in Nederland gestaan, waar welvaart is? Is het de Heer niet die al die dingen leidt en geeft? Hij is uiteindelijk de bron. Al werk je hard, welvaart is geen verdienste, maar een gave.
Zo kun je allerlei andere dingen nemen: succes, gezondheid. Als je terug redeneert, kom je uiteindelijk altijd bij God uit. David heeft gelijk als hij zegt “alles wat wij hebben komt van U” – van God. De adem in je neus, de mensen om je heen. De wereld waarop wij wonen. Het is allemaal van God. Door hem bedacht, door hem gemaakt. En gegeven aan ons, om te genieten en te gebruiken. Wij leven uit Gods hand.
[wij kunnen niets teruggeven dan wat we ontvingen]
“Alles wat we hebben komt van U”. Kijk naar koning David zelf! Hij was begonnen als herdersjongen, heel eenvoudig. Maar de Heer koos hem uit, hij werd tot koning gezalfd. Hij ontving een kroon en een troon, niet zelf veroverd, maar uit Gods hand gekregen. Hij werd rijk en succesvol, David deed ook zijn best. Maar nu, aan het einde van zijn leven gekomen, als hij woont in een paleis en grote schatten bezit aan groot en zilver, dat beseft hij: dit heb ik gekrégen. Ik heb een prachtige tempel voor de Heer ontworpen, ik geef er goud en geld voor, maar… dat geven is eigenlijk teruggeven. Het wás allemaal al van Hem, Ik heb het ontvangen als gave. Meer als bruikleen dan als bezit. “Wat wij U schenken komt uit uw hand” zegt David in zijn gebed vandaag.
Je zou het kunnen vergelijken met een jong kind bij zijn moeders verjaardag. Het gaat een cadeautje kopen voor zijn moeder, en dat krijgt ze dan ’s ochtends op haar verjaardag. Maar van welk geld is het gekocht? Van geld dat het kind eerst zelf van zijn moeder heeft gehad. Moeder is echt blij met het cadeautje – maar dat ze het krijgt, is omdat ze zelf eerst het geld heeft gegeven. Dat maakt de waarde van het cadeau niet minder natuurlijk, van het gebaar. Maar rijker wordt ze er niet van.
Zo werkt het bij ons allemaal. Wij kunnen dingen geven aan de Heer. Geld in de collecte, of tijd als vrijwilliger, kracht om een ander te helpen in zijn naam… Maar uiteindelijk is ons geven altijd teruggeven. Zelfs als we Hem danken met een loflied vanavond, is dat alleen maar teruggeven: Hij heeft onze stembanden gevormd, en Hij geeft ons de adem op de lippen. Alles is al van God – en toch geeft het hem vreugde als wij er iets van teruggeven, uit liefde en dankbaarheid, als zijn kinderen.
[van nature een rechthebbende levenshouding]PUNT 2
Maar dat brengt me bij het tweede punt. Het is góed dat het Dankdag is. Goed, want de Heer verdient het. Maar ook goed voor onszelf. Om weer even te beseffen: we leven van het gegeef, en dat is helemaal niet erg. We zijn meer bruikleners dan bezitters, we zijn te gast op Gods aarde, zoals vers 15 het zegt.
Als je dit echt beseft, dat alles van God komt, dat niets echt ons eigen bezit of onze eigen verdienste is, dan laat dat je anders in het leven staan. Anders dan de houding die een mens van nature heeft. Anders beleef je heel veel dingen gewoon als vanzelfsprekend. Natúúrlijk komt er water uit de kraan en geld uit de pinautomaat. Of zelfs nog een stapje verder: ik werk toch hard, dan heb ik recht op welvaart! Ik eet toch gezond en doe aan sport – dan is het eigenlijk niet eerlijk als ik ziek word…
Wij, zeker in het welvarende Nederland, lopen we het gevaar dat we geen dankbare, maar rechthebbende mensen zijn. Een voorbeeld was wel bij die vervuiling van het drinkwater onlangs. Sommige mensen reageren echt boos, zo van “Het is toch een schande! in ons welvarende land heb je gewoon recht op goed water uit de kraan”. Oh ja? Waarom zou ik daar meer recht op hebben dan iemand in Afrika of Azië?
Een ander voorbeeld: ik las onlangs het boek “de 7 vinkjes” van Joris Luijendijk, vorig jaar een bestseller. Hij is somt 7 dingen op, en als die op jou van toepassing zijn dan is de kans dat je in de bijstand terechtkomt vrijwel nul. Dat je bijvoorbeeld in Nederland bent geboren, dat je ouders hoger opgeleid zijn, dat je een man bent (ook dat!), dat je een bepaalde citoscore haalt… Dan is de kans erg groot dat je goed terecht komt. Maar, en daar gaat dat boek om: zulke dingen zijn nauwelijks je eigen prestatie. Wie je ouders zijn, in welke buurt je woont, welke school je kunt doen… Mensen denken vaak dat ze hun mooie leven verdiend hebben, met hard werken en zo, maar dit boek ontmaskert dat aardig. Dankbaarheid, dát is meer op zijn plek, voor alles wat je kreeg aan kansen. En zeker nooit neerkijken op wie minder succesvol is.
[De negatieve gevolgen van zo’n houding]
Want dat komt er bij, als je niet leeft uit het besef dat je alles krijgt. Dat heeft negatieve gevolgen. Neerkijken op wie het minder goed heeft bijvoorbeeld. Had die maar net zo goed zijn best moeten doen als jij… Terwijl je zelf ook het meeste zomaar kreeg. Ik denk ook aan de sfeer soms in asieldiscussies: onze welvaart wordt bedreigd – ofwel: als wíj het maar goed hebben… Maar wie bepaalde waar je wieg stond? Is dat ook geen onverdiend geschenk? Heb jij echt meer rechten?
In geloof mag je zeggen: “alles is van U afkomstig”. Als je dat niet beseft, dan zul je leven als bezitter. Het is van mij, ik mag ermee doen wat ik wil. Met mijn geld, met deze aarde. Dan zul je ook al snel vást zitten aan je bezit. Dat bepaalt immers wie je bent?
Dankbaarheid kan zo niet bloeien. Ja, soms komt het ineens op. Als je in de ogen van je kind kijkt, of de zon op je vel voelt. Maar dat zijn momenten. Het meeste neem je als vanzelfsprekend aan: water, welvaart, winkels, werk… En als dingen dan níet werken of er niet zijn, dan komt er al snel geklaag. Slechte service! Of: de overheid moet het oplossen. Of zelfs, als je je gelovig noemt: waarom lost God het niet op?
Leven als rechthebbend mens. Het maakt je zwaarwichtig, het middelpunt van je eigen heelal. Het maakt de maatschappij koud en hard. Wat meer dankbaarheid zou ons land veel goed doen!
[De tegenovergestelde houding schetsen: dankbaarheid]PUNT 3
En dat brengt me bij het laatste punt. Als jij, als u met God leeft, dan mag je ánders in het leven staan. Dan mogen wij wel een contrast vormen met al die rechthebbende mensen. Want als christen weet je: ik leef van het gegeef. Van wat God geeft. Ik leef van zijn genade. Van vergeving door Jezus. Ik heb nergens recht op, en ik krijg nog zoveel! Wat maakt dat een verschil in hoe je in het leven staan. Dankbaar, en lichter.
in het stukje dat we lazen wordt gezegd dat God alleen de heerlijkheid bezit – in het Hebreeuws staat daar letterlijk ‘het gewicht, de zwaarte’. God is het middelpunt van het heelal. Ik niet of u! Wij mogen het wat lichter opnemen. Niet zwaarwichtig op onze strepen staan, of ons beroemen op onze prestaties. We kríjgen alles. Ja alles, óók dat je hard kunt werken of goed bent in zakendoen of in leren. En als je weet dat je alles krijgt, dan maakt dat je een lichter, een vrijer, een vertrouwender, een dankbaarder mens. Iemand die prettig is om mee om te gaan denk ik. En die het van de Heer verwacht.
[hoe je deze houding kunt krijgen]
Maar hoe krijg je zo’n houding? Hoe houd je die vast? Want al weet je het met je verstand, al hoorde je het al vaak in de kerk, het is niet zo dat we altijd zo in het leven staan – toch? En daarom is het zo goed dat het Dankdag is vandaag. Om ons weer los te schudden uit het idee dat de wereld, je welvaart, je leven van jezelf is! Danken, dat is de sleutel. Want wie God dankt voor iets, die beseft daardoor dat het níet vanzelf spreekt maar een geschenk is. En als je beseft dat iets een geschenk van God is, dan wil je dank uitspreken ervoor. Het is als het ware een cirkel die zichzelf versterkt: danken –> bedenken dat alles van God komt -> willen danken. Zorg dat je in die cirkel blijft! Daarom is danken voor je eten ook méér dan een goede gewoonte. Het bouwt dat besef, dat je het eten gekregen hebt.
David, hij liet de tempel bouwen. Een plek om God te aanbidden en te danken. Zo moeten ook wij maar doen. Het dankoffer altijd laten opstijgen in ons leven. Dat zal je behoeden voor een houding van vanzelfsprekendheid, of van denken recht te hebben. Het zal je ook behoeden voor veel geklaag en gemopper. Want waar heb je recht op? Op welvaart? Op gezondheid? Op wat dan ook? Nee hoor! We kríjgen veel goeds, en we verdienen het niet.
[Hoe zo’n houding uitwerkt]
En dan tenslotte, zo’n houding van dankbaarheid zal uitstralen in je dagelijks leven. Niet alleen als je dankt in de tempel of thuis. Het stempelt je levenshouding naar anderen toe. Want je wordt iemand die ontvangend en gevend door het leven gaat, niet iemand die is van het hebben en houden. Als ik alles van God heb gekregen, dan kan ik ook delen en doorgeven. God zelf zal wel zorgen dat ik niet tekort kom daardoor. Ja, ik verzeker u zelfs: als je meer geeft, krijg je ook meer terug! Niet altijd naar aardse maat, maar zeker in Gods zegen.
Dankbaar leven, het zorgt ook dat je goed omgaat met wat je krijgt. En dan noem ik vanavond alleen de aarde waar we op leven. We zijn er te gast, zegt vers 15. Het is niet ‘onze wereld’, het is Gods aarde. Dan zul je dat geschenk toch zeker zeer zorgvuldig beheren? Wat brengen wij mensen dat er slecht vanaf helaas. Ook dáárin mag je je als christen onderscheiden in de maatschappij. Niet ongebreideld méé consumeren, niet de aarde opbranden door onze hebzucht. Kijken wat jij kunt doen in terugdringen van uitstoot. Als je hier dankbaar kunt genieten, hoef je niet ver te vliegen om het daar te zoeken. Ach, en vul maar aan. De schepping is een geschenk, ga er zo mee om!
[slot]
“Alles wat we hebben, komt van U” – zegt David ons voor vanavond. Wij mogen het nazeggen. Dankbaar zijn. En ja, dan wil je als vanzelf wat teruggeven. Maar het kán eigenlijk niet. We leven principieel van het gegeef. Van Gods genade, die zelfs zijn zoon gaf voor ons. Die ons het tijdelijke, en het eeuwige leven schenkt uit genade.
Wat kun je dan geven? Denk aan dat kind en zijn cadeautje van moeders geld. Het gaat om de houding. Toon je dankbaarheid maar! In gebed en lied, maar ook in hoe je doet. En maak het dan maar praktisch: geef aan anderen door van de dingen die God je geeft. God kun je niet rijker maker, maar anderen wel! Dan krijgen ze het dóór jou, van Hem. Hoe mooi is dat? En laat in je leven ook maar merken dat je weet dat je te gast bent op Gods aarde. Bruiklener, geen bezitter. Danken voor de aarde, en haar zorgvuldig bewaren.
Zo mogen we leven, van het gegeef. En onze dank mogen we teruggeven. Nu, op deze dankdag, en elke dag weer!
Amen