Tags
Uit de Bijbel is gelezen: Leviticus 23:1-2, 33-44 en Zacharia 14:9, 16-21
Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
Ik zei het zojuist al tegen de kinderen: in Israël wordt momenteel het loofhuttenfeest gevierd. En niet alleen in Israël overal waar Joodse mensen wonen. Ook in Amsterdam, hoorde ik, staan een paar loofhutten opgesteld op dit moment.
Israël viert het loofhuttenfeest, en Wij hebben de Israëlzondag – juist tegelijk. Dat is niet toevallig. De Protestantse Kerken hebben ervoor gekozen om Israëlzondag te vieren op een datum die altijd in de buurt is van de grote Joodse feesten. Grote verzoendag, loofhuttenfeest, vreugde der wet – ze vallen op onze kalender altijd zo eind september begin oktober. Daarom is het nu Israëlzondag, op de eerste zondag van oktober.
Op deze Israëlzondag gaan we dus stilstaan bij het loofhuttenfeest, omdat dat zo mooi samenvalt dit jaar. Wat heeft dat feest ons te zeggen? Want wij vieren het niet, en ik denk dat het voor velen van ons weinig bekend is. Laten we ons in gedachten aansluiten bij het Joodse volk dat dit feest weer, en laten we zien wat wij eruit kunnen leren.
[stukje uitleg]
We hoorden uit de Bijbel over het loofhuttenfeest, uit het Bijbelboek Leviticus. Wat dan opvalt is dat het eigenlijk een dubbel feest is. Wat ik daarnet tegen de kinderen vertelde, is namelijk maar de helft van het verhaal. Het loofhuttenfeest is een herdenken van de tocht door de woestijn. Tegelijk is het echter ook het feest van het einde van de oogst. Op het loofhuttenfeest is er altijd een ceremonie van zwaaien met vruchten en takken – dat wijst op de vruchtbaarheid van het land. Maar opvallender is toch dat andere: de loofhutten die overal in Israël verrijzen. Oorspronkelijk heeft dat waarschijnlijk ook met de oogst te maken, dat men in het oude Israël in geïmproviseerde verblijven op het veld woonde tijdens het binnenhalen van de oogst. Maar God geeft er een diepere betekenis aan: in de loofhutten moet Israël van generatie tot generatie zich de reis door de woestijn herinneren, toen ze in tenten woonden.
Tijdens het loofhuttenfeest heerst er in heel Israël een bijzondere sfeer. Er wordt weinig gewerkt, mensen gaan op bezoek bij familie en vrienden, en ze zitten daar gezellig onder het bladerdak van hun loofhutten. Voor mensen die zelf geen loofhut kunnen maken, zijn er in Jeruzalem zelfs openbare loofhutten, bijna zo groot als een markthal – maar wel met om de zoveel meter een gat in het dak, want dat is het voorschrift. Als je op straat loopt, hoor je door de dunne wanden overal gepraat en ook vaak vrolijk gezang van Joodse liederen. En je ruikt misschien wel de etensgeuren. Bij het eten wordt een speciale zegening uitgesproken, die alleen dan klinkt. Feest, zeven dagen lang!
[waarom vieren wij dat feest niet]
Zou het eigenlijk niet mooi zijn als wij dat feest ook vierden? Het zou mooi passen midden in de lange feestloze tijd tussen Pinksteren en kerst. En het is toch prachtig om Gods zorg te vieren? Er zijn enkele christelijke groepen die in onze tijd op een of andere vorm het loofhuttenfeest vieren. De eerste christenen, die immers meest Joden waren, vierden het vast deden. Oude bronnen spreken erover dat in de eerste eeuwen sommige christenen die niet van Joodse afkomst waren, ook het loofhuttenfeest vierden.
Waarom vieren wij dan eigenlijk niet meer het loofhuttenfeest? Nu kunnen wij niet letterlijk een Joods feest kopiëren. Wij leven in een andere bedeling sinds Jezus. Maar toch – andere Joodse feesten hebben we als christenen toch ook op een bepaalde manier overgenomen? Pesach werd Pasen, wekenfeest werd Pinksteren. Maar hoe is het loofhuttenfeest christelijk te vertalen? Dat is lastig. Loofhutten is een dubbel feest, zei ik al. Aan de ene kant een oogstfeest – dat hebben we op een bepaalde manier wel, met de jaarlijkse Dankdag. Maar aan de andere kant is het loofhuttenfeest een terugdenken aan de woestijnreis. En daar zit het probleem! Want terugdenken, dat betekent dat de reis ten einde is. Dat je bent aangekomen in het beloofde land. En dat, dat kunnen wij als christenen níet zeggen. We zijn niet in het letterlijke beloofde land aangekomen. En ook geestelijk is het niet zo. Onze reis is nog niet ten einde. Eens, als Jezus terugkomt, als Gods wereldwijde rijk aanbreekt, ja, dán komen we werkelijk thuis. Maar dat is nu nog niet! Het is niet voor niets dat Zacharia, in onze tweede schriftlezing, het loofhuttenfeest voor alle volken pas ziet voor het einde van de tijden. Zover is het nog niet.
[we zijn er nog niet!]
We zijn er nog niet! Ik denk dat dat vandaag de kern is om te onthouden. We zijn nog bezig met de trektocht door de woestijn van de wereld. We wonen nog in tenten, niet in Gods vaste stad. We zijn er nog niet! Soms dan voel je dat ook. Als je op het nieuws weer van alles leest over ellende in de wereld, oorlog in Oekraïne, overstromingen, honger, en dat je denkt: wanneer zou de Jezus terugkomen? Hoe roept alles om de komst van de nieuwe wereld! Maar die is er nog niet. Jij leeft in deze oude, koude wereld, dáár leidt je levensweg doorheen. Ja, je mag door Jezus hoop hebben, dat ook jij eens aan mag komen daar waar het goed is, maar dat lost niet alles van nu op!
Is de christelijke kerk dit misschien wel eens vergeten? Dat we dachten: wij zijn het, en wij zijn er eigenlijk al? Het Joodse volk leeft veel meer van het uitzien, het uitzien naar de Messias. Wij geloven dat Jezus die Messias is, dat Hij gekomen is. Maar we mogen van het Joodse volk wel leren dat het met Hem niet kláár is. Zij vragen ons: waar is dan dat messiaanse rijk, waar de wolf bij het lam ligt, waar geen ziekte en dood meer heerst? Een terechte vraag! Een christen leeft in een ongemakkelijk midden – spanning tussen het ‘al wel’ – dat Jezus gekomen is, en het ‘nog niet’ – Gods nieuwe wereld die er nog niet is
Het ‘nog niet’ kun je soms sterk ervaren, ook in je eigen bestaan. Als ziekte mensen treft van wie je houdt. Als je alleen bent, ook midden tussen de mensen. Als zoveel dingen mislukken. Als je ook van binnen dor bent. Het leven, ook het leven van het geloof, is ten diepste nog een reis door de woestijn. Ja, met hoop en uitzicht, zeker. Maar we zijn nog in de woestijn, al zorgt God en zijn er oases! Het is goed om dat de beseffen. Leven met God is soms stoffig voortsjokken, met twijfel in je hart. En dat ligt niet aan jou. Het ligt aan waar je bent. Je bent nog ver van huis, van Gods vaste woning, van het beloofde land dat komt met Jezus’ wederkomst. We zijn er nog niet!
[niet op sterke huizen vertrouwen]
Nu vinden wij mensen, ook gelovige mensen, dat wel heel lastig. Een onzeker leven, achter de Heer aan. Geen vastigheid, maar een tent. Moeten vertrouwen op zijn zorg, niet de weg weten en niet de aankomsttijd. Dat wil je toch niet? Ik tenminste heb liever de dingen in de hand! En ik ben niet de enige, denk ik.
Dus wat doen we dan? We zoeken zekerheid en veiligheid, we maken die zelf. We bouwen een huis met dikke muren. Een dak boven je hoofd, bescherming, een hek of een hond. Of iets minder letterlijk: je zoekt zekerheid in je bezit, je geld, je financiële zekerheid. Denk aan de rijke man waar Jezus over vertelt, die grote schuren bouwde voor zijn oogst en dacht zo een onbezorgd leven te kunnen verzekeren. En natuurlijk, in zekere zin mogen we natuurlijk zorgen voor onszelf, voor zekerheid en veiligheid. Maar wat is het gevaar? Dat onze reis stopt. Ons voorttrekken achter de Heer aan, ons op weg zijn naar het land waar we thuis zullen zijn. Nee, we gaan híer een vast huis bouwen. En Gods zorg? We zorgen zelf wel!
Voelt u het gevaar? Dat gevaar was er in het oude Israël ook al. Dat ze, aangekomen in het land, met een huis en hek, dáaróp zouden vertrouwen, en niet meer op God. En dáárom zei God: ga elk jaar maar zeven dagen in een hutje wonen waar je de hemel boven je ziet. Besef dat mijn zorg de beste woning is, en bedenk hoe ik héb gezorgd al die jaren in de woestijn. Misschien zou dat voor ons toch ook wel goed zijn: elk jaar een week in een hutje wonen. Dat dóet echt wat met je, stel ik me voor….
[leven van Gods zorg]
Nee, we zijn er nog niet. Al hebben we nog zo’n mooi huis, of goede baan of wat dan ook. Dan ben je er toch nog niet. Dat gaat voorbij. Wat houdt er stand voor altijd? En dan: Ja, in Jezus hebben we enerzijds al zo veel, mogen ook wij vertrouwen op Gods zorg en liefde. Maar anderzijds trekken we nog door de woestijn. Het land van belofte ligt over de horizon. Wie dat vergeet, komt stil te staan. Maar wie dat weet, soms pijnlijk ervaart, die mag er hopend heen op weg gaan.
Woestijnreis – dat was een precair bestaan voor het volk Israël destijds. Woestijnreis – het is een onzeker leven nu. Maar toch… onzeker is het het goede woord niet. Want ín de woestijn ging de Heer met ze mee. Hij gaf toentertijd manna, juist genoeg voor elke dag. Hij gaf oases. En Hij wees de weg met een wolk. En jij? En u? Als je maar al te goed weet dat hier het paradijs niet is, als je voortstrompelt soms naar de toekomst, weet dan dit: de Heer gaat met je mee! Jezus, Hij is erbij. Hij kwam hier, in hetzelfde leven met dezelfde zorgen, en Hij deelde ze. En Hij is er nog altijd, door zijn Geest. Hij gaat mee. Hij reikt je water aan, manna voor elke dag, en wijst een weg naar morgen. Nee, het blijft een woestijn – maar Hij is daar ook! Dan is het toch een zeker leven.
Je bent er nog niet. Het blijft het een leven in een tent, zonder betonnen fundament. Dan lekt je hutje soms of tocht het. Maar je mag wel door het dak de hemel zien. Je mag leven van vertrouwen. Je hebt niets in handen. Maar je hebt zijn woord: Ik ben erbij! En ik zal zorgen dat je aankomt. Dat mijn nieuwe wereld komt, dat de woestijn zal bloeien als een roos. Er is een stad die fundamenten heeft. En dáár mag je, om Jezus’ wil, naar onderweg gaan.
[eens de aankomst]
Loofhuttenfeest, het is het feest van terugdenken aan de woestijnreis. Een feest dus dat je er inmiddels bént, in het beloofde land. Daarom kunnen ze het in Israël zo goed vieren… Daarom kunnen wij het nog niet goed vieren, want we zijn nog op weg naar Gods toekomst. En trouwens,ook Joodse mensen in Israël zijn er nog niet. Gods toekomst is onderweg naar ons, en naar het Joodse volk – ook zij zien uit.
Maar er komt een dag… Als de Messias komt, die wij geloven al te mogen kennen. Dan zal waar worden van Zacharia al zag: de Heer zal koning zijn over de hele aarde. En dan, dán zal het feest zijn. Dan komt ieder thuis die hier met de Heer op weg was, uit het Joodse volk en uit de andere volken. Dan wordt waar wat we zongen: ‘de hele wereld is zijn rijk, Jeruzalem het midden’. Ja, Jeruzalem, het Joodse volk, het blijft een bijzondere plek houden. En dán, dán zullen alle volken het loofhuttenfeest komen vieren. Zacharia ziet het heel praktisch voor zich: hij schrijft dat elke pot en pan in Jeruzalem heilig zal zijn, zodat er genoeg vaatwerk is voor zoveel offers. Hoe letterlijk je dit alles moet nemen? Ik weet het niet. Jezus heeft alle letterlijke offers doen ophouden, immers. Maar één ding is zeker. Het eindigt met een groot feest, een loofhuttenfeest. Het feest van thuiskomen, van een einde aan de woestijnreis. Thuiskomen in de stad die fundamenten heeft, thuiskomen bij de Heer. Wat zal dat een feest zijn! Daar is elk Israëlisch loofhuttenfeest van nu niets bij. Daar zal God zelf bij de mensen wonen, en alle tranen uit hun ogen wissen. Daar is geen nood en geen dood meer, geen dorst of verdriet, geen pijn zal daar zijn. Daar is het ware thuis!
Als je daarnaar verlangt, juist als je wel voelt hoe woestijnig het leven soms is, dan mag je om Jezus’ wil hopen dáár aan te komen. Zonder die hoop heb je alleen de woestijn, of misschien een oase waar je gaat wonen. Zonder hoop op wat God belooft, word je cynisch of geef je op. Maar wie gelooft wat God belooft, mag hopend voorttrekken. Ook al zijn we er nog niet!
[slotoproep]
Zo mogen we leren van het Loofhuttenfeest. Leren leven als mensen onderweg. Ook als je een goedgemetseld huis hebt, toch leven onder een open hemel. Leven van Gods zorg, ook als het leven soms een woestijnreis is. We zijn er nog niet. Maar we mogen weten: God zorgt dat je er komt, als je maar met Hem meegaat!
Laten we dan uitzien, met Israël, naar de komst van Gods koninkrijk. Laten we leven als pelgrims. Laten we moed vatten onderweg. Tot eens het grote feest aanbreekt!
Amen