Tags

, , ,

Gemeente van Jezus Christus,

[Isaaks geboorte, een belachelijk verhaal]
de lach – die speelt een belangrijke rol in het Bijbelgedeelte dat we hoorden. En laten we wel wezen, Het is ook een belachelijk verhaal. Hoor vers 5: “Abraham was 100 jaar toen zijn zoon Isaak werd geboren” en, zo lezen we elders zijn moeder Sara was 90. Dat kan toch niet, dat is belachelijk! Het lijkt een beetje op zo’n kunstmatig happy end in sommige minder goed geschreven boeken: iedereen lacht blij, en ze leefden nog lang en gelukkig.
Belachelijk! Het zit ook al in de Bijbeltekst zelf. Sara zegt in vers 6 “iedereen die dit hoort zal met mij mee lachen”. Tenminste, zo zegt onze vertaling het. Maar vanuit het Hebreeuws kun je ook weergeven “iedereen die dit hoort zal om mij lachen”. Een kind met zo’n belachelijk oude moeder… een hoogbejaarde vrouw met een baby aan de borst, het zal de lachlust opwekken!
Centraal in dit Bijbelgedeelte staat de naam ‘Isaak’, ‘Jitschaq’ in het Hebreeuws, de naam van het pasgeboren zoontje. ‘Jitschaq’ betekent ‘hij lacht’ of ‘hij laat lachen’. Destijds werden kinderen vaak genoemd naar een kenmerkende eigenschap, Bijvoorbeeld Esau of Edom, kreeg zijn naam omdat hij rossig was, en Jakob omdat hij de hiel vasthield. Zo was Isaak ongetwijfeld een kindje dat heel lief lachte. “Hij lacht” – zo moest hij heten! Maar tegelijk zit er meer achter. Daar gaan we in deze preek verder op inzoomen.
We gaan het hebben over twee soorten lachen. En daarbij geldt: wie het laatst lacht, lacht het best.

[Gods beloftes klinken belachelijk]
Het eerste ding is dat het toch niet alleen gaat om een lief babylachje. Het gaat er ook om dat het belachelijk is wat hier gebeurt. In de ogen van mensen toen, in de ogen van mensen van nu, maar… ook in de ogen van Sarah zelf. Zij lachte ongelovig toen God beloofde dat ze moeder zou worden, we hoorden het. En Abraham trouwens ook, zie Genesis 17:17. Dat Isaak geboren zal worden, roept als eerste een ongelovige lach op. Zelfs bij zijn ouders!
Als eerste dus de spotlach, de ongelovige lach. Want ja, wat hier in de Bijbel staat klinkt belachelijk. Bejaarde mensen krijgen toch geen kind? Dit belachelijke geldt van veel meer dingen in de Bijbel. Jezus die op het water loopt, Elisa die een bijl laat drijven, 5000 mensen die eten van 5 broden en twee vissen, en ga zo maar door… Kan toch allemaal niet – belachelijk! En als je zelf bijvoorbeeld ongewild kinderloos bent, dan kan de geschiedenis van vandaag een soort bitterheid bij je oproepen. Ja hoor, weer wonderlijk opgelost – waarom bij mij niet?
Nu wil ik vanavond niet focussen op de wonderen. Waar het in dit gedeelte vooral om gaat is dat God iets bijzonders belooft en dat het ook gebeurt. Hij had beloofd dat Abraham en Sara een kind zouden krijgen, al waren ze oud. En niet alleen de vervulling daarvan is belachelijk, maar ook de belofte zélf is al om te lachen. En dat is denk ik nog belangrijker. Als er vandaag een wonder zou gebeuren, dan zouden we misschien diep onder de indruk zijn, niet lachen. Maar als God vandaag iets belooft – en dat doet hij – klinkt dat misschien wel om te lachen? Want de Bijbel is vol van Gods beloftes. Nee, niet de belofte dat elke kinderloos stel kinderen zal krijgen – hoe jammer ook, dat is niet beloofd. Maar er staan andere, een veel grotere beloftes in de Bijbel, voor alle tijden en voor iedereen. Bijvoorbeeld: dat wie in Jezus gelooft eeuwig zal leven. Dat de doden zullen opstaan. Dat er een nieuwe hemel en aarde zullen komen. Dat de Heer zijn kinderen nooit alleen laat, wat er ook gebeurt. Beloftes van God.
Maar hoe reageren we van nature? Tja… met een ongelovige lach. Deze dingen, de beloftes van het evangelie, klinken simpelweg belachelijk. Dood is dood, en op hulp van boven kun je niet rekenen. Het is zelfs de algemene mening in onze tijd: geloof is een sprookje. Het is om te lachen als je dat serieus neemt! En in ons hart leeft dat ook hoor. Net als bij Abraham en Sara.

[spotlach sluit af]
Je hebt twee soorten lachen, ik zei het al. En de eerste soort lach is de lach die afsluit, die afkeurt. De lach van uitlachen, van spotlachen, van belachelijk. Daar maak je de wereld kleiner mee. Als je iemand uitlacht, sluit je hem buiten – misschien heb je er zelf wel ervaring mee. Als je spottend lacht, dan wijs je iets af. Welnee man, ik trap er niet in, dat jij zo dom bent… en je verheft je boven anderen, en je sluit je op in je eigen gelijk.
Zo werkt het ook als je lacht om de ongelooflijke dingen die God ons toezegt in de Bijbel. Als je erom lacht, sluit je je ervoor af; sta je niet eens open om het te overwegen. Sarah is daarvan een helder voorbeeld in het gedeelte wat we horen. De gast die voor de tent zit – het is God zelf – Zegt het ongelooflijke: volgend jaar zal Sarah een zoon hebben. Maar wat doet Sarah? Ze lacht. En dat is geen lach van dat ze blij is met deze belofte. Nee Het is de lach die afsluit, die wegduwt. Kan niet! Ze heeft jaren op een kind gehoopt, Abraham had gezegd dat God het zelfs beloofd had… Maar dat hoofdstuk heeft ze afgesloten. Gaat níet meer gebeuren! Zo lacht Sara.
Zo lachen zoveel mensen. Die kerntekst uit hoofdstuk 18 “is ook maar iets voor de Heer onmogelijk?” Ha, ha. Een God die alles anders kan maken. Sommigen zeggen zelfs ‘was het maar waar!’ Maar niet met een zucht van verlangen. Meer met een blik van ‘wij weten wel beter’. En zo sluit je je af om iets van Hem te merken.
Ik zei al: ook wie zich gelovig noemt kan dat hebben. Als je iemand tegenkomt die al te enthousiast is over de Heer, dan doe je wat schamper: ja, ja… Als je in de Bijbel een tekst leest over de kracht van gebed – goed, je zult niet spotlachen, maar geloven? Je duwt het weg, en zo doe je net als wie spottend lacht.

[contrasteren met de lach die opent en ontvangt]
Een lach die afsluit is er. Die deuren dicht doet, die verwijdering brengt. Maar er is ook een andere lach. En die lach heeft Sarah ook leren kennen. De lach die opent, de lach die ontvangt. De lach van vertrouwen. Sara’s tweede lach, daar moeten we het ook over hebben. Want wie het laatst lacht, lacht het best – dat geldt zeker in deze geschiedenis.
Een lach kan openen. Ik las laatst een beschrijving in een boek van knorrige oude man. En dan stond er iets als dit: “maar toen brak er een lach door die zijn gezicht openspleet zoals je een taaie, rimpelige walnoot opensplijt. En met zijn gezicht gingen ook zijn handen open, en zelfs zijn hart. Het was alsof we elkaar voor het eerst echt aankeken – en misschien was dat ook wel zo”. Een echte lach opent. Een ander voorbeeld: op de Veluwse markt donderdag trad hier naast de kerk een groep trommelaars op met een verstandelijke beperking. En één van hen ging zo op in de muziek, het gaf een brede glimlach op haar gezicht… Prachtig! Wie meewarig om zulke getrommel lacht – die sluit zich af. Dan liever de lach van die vrouw met haar trommel!
Een lach die opent, niet afsluit, dat is de echte lach. Elke lach van die soort is iets van God. De naam ‘Isaak’ betekent ook ‘Hij laat lachen’ – en de ‘Hij’ is dan God. Let maar eens goed op als je lacht: welke lach is het? Is het de lach die opent of die afsluit? Een spotlach of een goddelijke lach?
Sarah, zij lacht nu de betere lach. Gods ongelooflijke belofte blijkt toch waar te zijn, ondanks haar ongeloof. Ze kijkt naar de lachende baby, en ze proeft Gods goedheid. Er is een toekomst geopend voor haar! Stralend roept ze het uit: God maakt dat ik kan lachen! Zie in gedachten haar staan: geweldig toch! Haar hart is geopend, voor God en anderen, die mogen meelachen – desnoods om haar lachen, dat maakt niet uit. Haar trots is gebroken, ze lacht alleen nog.

[vreugde door zien op de zoon]
Ja, zo’n lach van vreugde, van geloof, wie zou dat niet op het gezicht willen hebben? Maar hoe kom je daar dan aan? Bij Sarah was het eenvoudig. Ze keek naar de zoon die God had gegeven. En dan kwam het vanzelf.
Maar wij dan? Ik denk het voor ons niet anders is! Hoe kan je hart zich openen? Hoe raak je je schampere lach kwijt, en waar vind je de lach van geluk? Door te kijken naar de zoon die God heeft gegeven. De Zoon met een hoofdletter. Jezus Christus, de grote zoon van Abraham. Gods beloftes worden in hem vervuld. Dat er een verlosser zou komen, een messias – Het was beloofd en er was zoveel naar uitgekeken. En in Hem werd het waar. In Hem zijn voor ons al Gods beloftes betrouwbaar. Dat er eeuwig leven is? Kijk naar hem die is opgestaan! in de middeleeuwen was het een gewoonte dat de priester met Pasen de kerkdienst begon met een paar grappen. Want de mensen moesten lachen met Pasen – de paaslach: Jezus is opgestaan! Een lach die opent, zoals zijn graf zich opende. Kijk naar de Zoon met een hoofdletter, en vind alles wat je nodig hebt. Gods belofte van vergeving? Kijk naar hem die zijn leven ervoor gaf! Dat God bij ons is en ons nooit verlaat? Kijk naar Jezus, die Immanuel heet – ‘God met ons’. Gods liefde? In al je vragen, telkens als je de neiging hebt om de ramen en deuren van je ziel dicht te doen – kijk naar Jezus. Hij die zoveel van jou hield, dat hij zijn leven wilde geven. Nee, als daaraan denkt zijn we niet gewend om te gaan lachen. Maar het mag wel! Misschien een stille glimlach. Misschien een lied, dat zijn we meer gewend. Want Hij leeft!
Kijk naar de zoon die God gaf, en word blij. Dan opent je hart zich voor God, en voor anderen. Daar helpt het heilig avondmaal ons bij, dat zo sterk wijst op Jezus en wat Hij deed voor ons. Het mag een feestmaal zijn! We ontvangen niet alleen brood – voeding. God geeft ons ook wijn – vrolijkheid. Vrolijkheid omdat we de Zoon zien. En in Hem zien we met eerbied gesproken Gods glimlach. Isaak – ‘hij lacht’ – het kan ook betekenen ‘God lacht’ – Hij lacht Abraham en Sara toe in Isaak. En ons in Jezus. Kijk vaak naar Hem en vind vreugde!

[oproep tot openheid]
Isaak – ‘hij lacht, of ‘hij laat lachen’, ja dat ook, want dan komt er ook een lach op je eigen gezicht. Geluk is een gave. En tegelijk, dan ben ik weer terug bij het begin: het heeft ook te maken met jezelf. Sluit je je af? Roepen Gods beloftes een spotlach bij je op, of durf je erin geloven? In heel dat grote verhaal van de Bijbel, van vergeving en vernieuwing en eeuwig leven en het komende koninkrijk?
Dat is de vraag voor ons. Durf je je open te stellen? Ja, dat is wel spannend. Waar je zelf openstaat, kunnen anderen binnenkomen. Als je dankbaar zegt: ‘God houdt van mij’ – dan kan een ander spottend lachen om zo’n kinderlijk gedoe. En geloof kan ook lastiger blijken dan alleen dit. Maar toch, gelukkig ben je als je je niet afsluit. Duizendmaal gelukkiger dan wie vasthoudt aan het alternatief: God houdt niet van mij, Hij is er niets; er is niets beloofd. Wat ben je dan arm, in je vesting van scepsis.
En tenslotte: is elke gelovige altijd nu blij? Nou nee… dat is nep. Kijk naar het hele verhaal van Abraham en Sara. Daar zat wachten bij, onduidelijkheid, beproeving – lees het volgende hoofdstuk maar eens, over Isaak die zelfs geofferd moet worden. Nee, geloof is niet altijd lachen. Maar geloof is wel: de openheid achter die lach najagen. Weten dat ‘voor de Heer niets onmogelijk is’. Weten dat de toekomst ópen is. Zoals Jezus’ graf open is. Weten dat de Heer naar je omziet, en dan ga je zelf ook omzien naar anderen.

[slot: volle vreugde ligt vooruit]
Twee soorten lach: een spotlach die afsluit, of een lach die alles opent. In het laatste vers dat we lazen begint Ismaël helaas weer met een spotlach. Ze strijden met elkaar, die twee! Zoals Gods glimlach met een duivelse grijn. Strijd hier op aarde.
Maar eenmaal, dan zal de blijdschap volkomen zijn. Als Jezus komt en Gods koninkrijk aanbreekt. Dat zal wat zijn! Daar geen muren meer en barrières. Daar de volkomen vreugde. Dáár mogen we naar uitzien, want het is beloofd. Dan wordt waar wat psalm 68 zegt: “maar de rechtvaardigen verblijden zich, zij juichen als God verschijnt, uitgelaten van vreugde!”

Amen