Tags
Eerst is uit de Bijbel gelezen psalm 148, en daarna is deze psalm gezongen
[Woorden van overdenking 1: Eer aan God in de hemel]
Gemeente van Jezus Christus,
We hoorden en we zongen psalm 148. In deze psalm, ik zei het al, verdeelt de dichter de kosmos in twee koren: één koor boven en één koor beneden. In de eerste zin roept hij ‘loof de HEER vanuit de hemel’ – dat is het ene koor: alles wat hoog is – de zon, de wolken, de sterren, en de engelen. Daar willen we vanavond beginnen, ‘uit de hoogte’.

Wij maken onderscheid tegenwoordig : enerzijds de hemel als plek waar God is – zijn woning, waar dat ook mag zijn – en anderzijds de hemel als de koepel boven ons met alles wat daar is. De lucht met de wolken, het heelal met zon en maan en sterren. Maar daar is God da weer niet. In de tijd van de Bijbel werd dat onderscheid niet zo gemaakt. Alles daarboven hoort bij de hemel, bij God: sterren die stralen, de zon die schittert, en engelen die God de eer geven. De hele hemelse legermacht.
Alles daarboven wordt opgeroepen om God te eren. En dat gebeurt ook. Daarboven wordt altijd Gods lof gezongen. Gods macht en majesteit worden bezongen, non-stop. In het Bijbelboek Openbaringen kun je er het een en ander van lezen.
Daarboven wordt God geëerd. Waarom? omdat Hij zo machtig is en groot, genadig en goed. En omdat Hij aan alle dingen het bestaan geeft. Alles schiep Hij tot zijn glorie! Engelen, sterren, het hele heelal. Het is er niet zomaar, maar het is er tot zijn eer.
Als wij vanavond zingen tot eer van onze schepper, dan doen we méé met het hemelse koor. Het lied dat we nu gaan zingen geeft dat heel mooi weer. Wij beginnen vaak bij onszelf, zelfs in liederen en gebeden. Alsof wij centraal staan. Maar zo is het niet! Het loflied klinkt allang. Al vanaf het begin van de tijd. Wij hoeven alleen maar in te voegen.
We zingen: NLB 725 ‘gij boden om Gods troon’ Mooie Engelse melodie.
En let er eens op: dit lied begint niet bij ons, het begint boven, en eíndigt juist beneden bij ons.
[Woorden van overdenking 2: Eer aan God op de aarde]
In psalm 148 is er ook nog een tweede koor. Als eerste het hemelkoor daarboven. Maar als tweede staat er ‘loof de HEER vanaf de aarde’. Hier beneden op aarde is nog een koor. Zeeën en bergen, bomen en dieren en mensen. Die twee koren, boven en beneden, moeten als het ware in beurtzang de lof van God zingen. Misschien moeten we ons even voorstellen dat we er middenin staan. Luister maar! Vanuit de hemel klinkt ‘halleluja!’. En dan, als echo vanaf de aarde, hoor je het ook ‘halleluja’ – een lied in beurtzang. Steeds zingen hemel en aarde het elkaar toe: eer aan God. En jij staat er middenin, het komt van alle kanten. Wat is dat mooi!
Maar hoe kan die psalmdichter nu water en wind en bomen en beesten oproepen om God te loven? Die zeggen toch niets? Nou, misschien zijn wij wel doof geworden! Een vogel die zingt, doet wat zijn instinct hem ingeeft, en tegelijkertijd prijst hij zo God die hem gemaakt heeft. Een plant die zijn bloemen omhoogsteekt naar de zon is in zijn schoonheid een lofzang voor de Grote Ontwerper ervan. Er is een loflied in alle dingen! Soms, als je bijvoorbeeld midden in de bloeiende hei op de Loenermark staat en de leeuwerik er zingt, moet je het haast wel merken!
God heeft alle dingen geschapen tot zijn eer. De natuur is er niet voor ons in de eerste plaats, maar voor Hem. Wij mogen dan ook wel goed oppassen hoe we omgaan met Gods schepping. We mogen het loflied niet laten verstommen, door ongeremd kappen en gifspuiten en uitstoten.
Maar wij mensen, wij zijn een probleem. Ook wij mensen worden tenslotte opgeroepen in de psalm om God te eren, om méé te doen in de lofzang van hemel en aarde. Koningen, vorsten, jong en oud. Maar helaas… al te vaak doen wij niet mee. We maken valse noten in het lied dat opstijgt van de aarde. Laten de lof verstommen. Daarover straks nog meer.
Maar houd voor nu dit vast: ook op aarde klinkt Gods lof in de hele schepping. Want daarvoor is alles gemaakt!
Daar gaan we van zingen uit psalm 98 vers 3 en 4 “laat heel de aard’ een loflied wezen. Rivieren klappen in de handen, de bergen jubelen”. Ps 98:3,4
[Woorden van overdenking 3: Eer aan God die neerdaalde in genade]
In psalm 148 worden wij mensen opgeroepen om ons te voegen in dat grote koor tot Gods eer. “Loof hem, koningen der aarde en naties, vorsten en leiders, overal ter wereld, jonge mannen en jonge vrouwen, oud en jong tezamen”. Doe mee, zegt de dichter! Zoals ook hijzelf dat doet met zijn psalm. Zoals ook wij dat vanavond mogen doen als kerk van Christus.
Maar ik zei het daarnet al: wij mensen zijn een probleem. Wij denken vaak niet aan onze schepper, geloven misschien niet eens meer in Hem. We zingen vooral onze eigen lof. Bouwen aan Babel. Maken ruzie, zelfs oorlog onderling. En die houding is een wanklank. Het is een belediging voor God, onze schepper. Het is een bedreiging voor zijn schepping. Het is érg, ook voor ons. Zo mis je het mooiste: de vreugde in God, en zo vraag je om het ergste: zijn oordeel.
Maar nu komen we bij de diepste betekenis van ons thema van vanavond. “Uit de hoogte”. Want hoe is onze God, hij die alle lof verdient? Hij zegt niet uit de hoogte “nou, dan moeten ze het zelf maar weten”. Hij werpt geen bliksem uit de hoogte omlaag. Nee! De Heer onze God heeft een onbegrijpelijke liefde voor die dwaze mensen, die stijfkoppige schepsels. Hij wíl ons niet overlaten aan de duisternis. Wat doet de grote God? Hij komt uit de hoogte naar onze laagte. Uit zijn licht naar onze duisternis. Uit het engelengezang naar onze aarde vol wanklank. God werd een mens, Jezus. Om hier licht te brengen, en om onze duisternis te dragen. Om ons weer te leren waar we voor geschapen zijn: tot Gods eer, niet voor onszelf. Hij kwam uit de hoogte. Gaf zichzelf, zelfs tot in de dood. Onvoorstelbaar!
Kijk, en dát is nu de diepste reden om God te eren en te loven: zijn genade en vergeving. Jezus’ komst en kruis. Wie dat ziet, zingt veel meer dan alleen ‘God is groot’. Die kan zingen: ‘Gods genade is groot; zijn liefde onvoorstelbaar’. Het zijn dingen, schrijft Petrus, waar engelen graag in zouden willen doordringen. Maar wij mensen, wij mogen déze diepe klank toevoegen aan het grote koor. Als we getrokken worden door dit wonder: God die uit de hoogte afdaalt en juist daardoor groot is. Hem zij de eer, nu en altijd!
Amen
We gaan zingen NLB 870 de aangegeven verzen. “ver boven alle hoogten uit, en alle diepten door”, zo sluit het af.