Uit de Bijbel is gelezen: Lukas 20:27-40
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: tot de dood ons scheidt]
‘tot de dood ons scheidt’. Het is een kenmerkend zinnetje uit het huwelijksformulier. Als hier in de kerk een huwelijk wordt bevestigd, dat klinkt het: ‘in goede en kwade dagen, in rijkdom en armoede, in gezondheid en ziekte, tot de dood u scheidt’. Wie trouwt, belooft trouw, in alle omstandigheden en levenslang. En hoe lang is dat? Tot de dood ons scheidt. Tot één van beide partners wegvalt. Want dat is wat onvermijdelijk gebeurt, vroeg of laat, wanneer twee sterfelijke mensen zich aan elkaar verbinden. Daar komt een einde aan. Dan blijft er één van beiden alleen over. Juist vandaag, als we degenen gedenken die het afgelopen jaar zijn overleden, dan kan dat gevoeld worden. Als iemand hier zit als weduwe of weduwnaar, als de lege plek nog altijd niet went. Stil verdriet…
Tot de dood ons scheidt. Het is ook waar in zijn algemeenheid natuurlijk: de dood maakt scheiding. Wanneer je als kind je moeder moet missen, als zij niet meer hier is. Als steeds meer vrienden wegvallen, zeker als je zelf ouder wordt. Als je vandaag gekomen bent om die éne naam te horen van wie je dierbaar is, maar die er niet meer is.

Tot de dood ons scheidt. Mensen vallen weg uit je leven. En dan? Zijn ze dan weg, verdwenen voor altijd? Is de dood het definitieve einde, van vriendschap, van verbinding, van alles? Vandaag gedenken we de overledenen. Maar is dat niet meer dan ‘herinneren’, zoals je je een mooie vakantie van vroeger herinnert? Of is er meer te zeggen? Ís er meer, voorbij die laatste grens? Dat is wat we hier in de kerk mogen geloven. Dat maakt veel verschil, juist als je iemand mist. Laten we vanmorgen naar een Bijbelgedeelte luisteren dat erover gaat.
[de sadduceeën en wij]
Enkele sadduceeën komen bij Jezus met een strikvraag. Met nadruk staat er bij ‘sadduceeën, die ontkennen dat er een opstanding is’. De sadduceeën waren een religieuze groep die van mening waren dat het met de dood uit is met een mens. Eigenlijk heel moderne mensen! Destijds waren ze een uitzondering, maar tegenwoordig zouden ze haast niet opvallen. Het is de dominerende gedachte in een groot deel van onze maatschappij: de dood is het einde. Dood is dood, en dan blijft er niets van een mens over. Leven na de dood? Een opstanding zelfs? Kom op zeg! De dood is het definitieve afscheid van het bestaan. Wat overblijft, zijn de herinneringen van de nabestaanden. En ook die vallen eens weg.
Dit zijn helemaal geen vreemde gedachten, als je blijft staan bij de ervaring. Velen hier hebben het zelf meegemaakt, hoe een geliefde overleed. Het licht verdween uit de ogen, het leven uit het lijf. Het lichaam is er nog, maar waar is hij of zij van wie je hield? Die is er niet meer. Tenminste, niet meer hier. Maar waar dan wel? Misschien wel nergens! De visie van de sadduceeën is heel logisch, heel begrijpelijk. De dood als einde, en dat is het dan.
De meeste andere Joden in die tijd geloofden in de opstanding. Jezus ook. Om die visie belachelijk te maken, hebben de vraagstellers een hypothetisch geval bedacht. Een vrouw trouwt en sterft kinderloos. Daarna trouwt ze met de broer van haar man, maar ook die sterft. Dan trouwt ze met de derde broer uit dat gezin, ook die overlijdt, enzovoorts. Tot ze met zeven broers getrouwd is geweest. Dan is de listige vraag van de sadduceeën: en na de dood, bij de opstanding, van wie is deze vrouw dan de echtgenote? Immers, ze is met alle zeven broers getrouwd geweest. Ze willen zeggen: als je gelooft in de opstanding, in leven na de dood, dan krijg je absurde situaties. Je kunt maar met één persoon tegelijk getrouwd zijn, toch? Ze hebben hun conclusie al klaarliggen: dus het kan niet. Dood is dood, en wie overlijdt is weg.
[dood is niet dood, omdat God God is]
Hoe reageert Jezus hierop? Wel, op twee manieren. Hij geeft antwoord op de letterlijke vraag die hem gesteld wordt. Maar nog veel belangrijker: Jezus geeft antwoord op de vraag onder de vraag. Is er wel een opstanding? Is wie dood is definitief weg? En dat laatste antwoord is nog veel belangrijker. Die woorden van de Heer wil ik echt centraal stellen vanmorgen, vers 38. “God is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen in leven”. [herhaal]
Jezus gaat het hebben over God. Als je in Hem gelooft, dán kun je misschien ook geloven dat overleden geliefden niet zomaar weg zijn. Uiteindelijk is de vraag naar de opstanding de vraag naar God. Niet geloven in iets, maar in iemand.
Jezus zegt: “God is geen God van doden, maar van levenden”. Of om het eens anders uit te drukken: “dood is niet dood, omdat God God is”. God, Hij die het geheim is achter deze wereld. De Schepper van hemel en aarde, de gever van het leven – Hij is geen deel van deze kosmos waar alles verandert en vergaat. Hij staat buiten de tijd. De tijd is als een grote rivier die steeds voortstroomt en alles meesleept. Aan niets op aarde kun je je vastgrijpen om te zorgen dat je niet meegetrokken wordt. Alles wordt meegezogen. Alles vergaat. Als er niet meer te zeggen is dan dit, ja, dan is dood gewoon dood. Maar als je gelooft in God, in Hem die boven en buiten alle tijd en ruimte staat omdat Hij ze schiep, ja dán is er een vast punt. Een anker in de eeuwigheid. Dat is God. Hij is eeuwig. En als je aan Hem verbonden bent, dan is er hoop! Dan heb je een andere horizon dan dat de tijdrivier je vroeg of laat over de rand laat vallen. “God is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen in leven”. De grote vraag is: geloof je dat? Niet: begrijp je dat – dat is onmogelijk. Maar geloof je – niet in de opstanding of in de hemel, maar geloof je in Gód?
[leven hierna is niet als nu]
Even terug naar de strikvraag die Jezus gesteld krijgt. In de opstanding, van wie is die zevenmaal getrouwde vrouw nu de echtgenote? Zevenmaal getrouwd, om het extra absurd te laten lijken. Maar dezelfde vraag doet zich natuurlijk al voor als iemand tweemaal getrouwd is. Dan zal misschien ook mensen hier betreffen. Met wie ben je dan getrouwd hierná, na dit leven?
Jezus antwoordt allereerst dat de sadduceeën te aards denken over de opstanding. In hun gedachten is het gewoon een voortleven net als nu, een voortzetting van het aards bestaan. Met getrouwd zijn, met eten en drinken, met alles van het leven hier. Maar Jezus zegt: nee, zo is het niet. In de opstanding wordt niet getrouwd of ten huwelijk gegeven. En waarom niet? Omdat het een ánder bestaan is.
Misschien denkt iemand: “zal ik dan niet Jan terugzien, die ik nu zo mis, met wie ik zoveel jaar getrouwd was?” Dat hoop ik wel. Maar de kern van het eeuwige leven is niet mensen terugvinden, het is bij de Heer zijn! Als er een nieuwe hemel en aarde komen, en daar spreekt de Bijbel duidelijk over, dan is dat niet gewoon doorgaan op de oude voet. Dat kan ook niet, dan zou er ook weer pijn en leed en dood zijn. De mensen moeten ánders worden, wil dat niet gebeuren. De hele schepping, die gebroken is, zal geheeld en verheerlijkt worden. Jezus zegt over de mensen “zij zullen zijn als engelen”. Niet goed voor te stellen voor ons. Maar denk aan licht, vreugde, gericht-zijn op God, gezang… Zó zal het daar zijn.
En de vraag van de sadduceeën? Van wie zal die vrouw de vrouw zijn? Jezus zegt simpelweg: van geen van allen. Daar heeft het huwelijk afgedaan. Trouwen is een aardse aangelegenheid: verbonden zijn aan één persoon met uitsluiting van anderen. Kinderen krijgen, omdat mensen sterfelijk zijn. Maar bij God ís er geen huwelijk meer. Daar sterft niemand en wordt niemand geboren. Daar zal onderlinge liefde zijn tussen állen, op een hoger plan. Daar is geen jaloezie, als er meerderen waren met wie je op aarde getrouwd was. Dat was eens, dankbaar kijk je terug. En daar ben je samen bij de Heer.
[een leven met God]
“God is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen in leven”, zegt Jezus. Dit is de kern: leven hierna is leven met God. Niet allereerst met Jan of Janna, je aardse partner, ook niet als je dar weer samen bent. Het leven hierna dat God geeft is ook niet een grote familiereünie – ik hoor mensen er wel eens zo over praten. Je ouders weerzien, opa, oma, een kind… Ik geloof gerust dat er herkenning is in de hemel. Maar welke plaats heeft God Zélf in die gedroomde reünie? “voor Hem zijn allen in leven”. Voor Hém –voor zijn aangezicht.
Dat bewaart ook voor van die vage ideeën die je soms wel eens hoort. ‘Opa is een sterretje geworden’ – nou nee. Ja, ‘de rechtvaardigen zullen stralen als sterren’ staat ergens in de Bijbel, maar dat is toch net iets anders. Leven in het licht, bij God. Jezus zegt ‘ze zullen zijn als engelen’, ‘kinderen van God’, ‘kinderen van de opstanding’. En inderdaad, dat gaat ons begrip verre te boven. Dit is buiten de grenzen van ons aardse voorstellingsvermogen. Maar het gaat hierom: leven hierna is leven met God. Onvoorstelbaar! Zoals de engelen Hem eren, zijn licht reflecteren. Hem leren kennen zoals Hij is – wat nu nog niet kan. Jezus ontmoeten, zijn gezicht zien. Knielen voor de Koning. Zitten aan zijn feestmaal. Aanbidden met al de heiligen. Nogmaals: onvoorstelbaar. Geen leven als hier, maar onvoorstelbaar heerlijker, met de Heer centraal.
De vraag is: trekt dát je? Hier leven we al te vaak aan God voorbij; genieten we van de gaven zonder te denken aan de Gever. Maar daar kan dat niet, daar is Hij het middelpunt. Zou je zo bij Hem willen zijn?
[voor wie nu met Hem leeft]
Jezus zegt nog iets. Hij heeft het over “wie waardig bevonden is deel te krijgen aan de komende wereld en aan de opstanding”. Waardig bevonden – blijkbaar is dat niet voor iedereen automatisch zo. Wel iets om over na te denken! Eeuwig leven is geen automatisme… Er is ook zo iets als verloren gaan. Laat dat ons niet overkomen!
Wanneer kun je dan waardig zijn om te delen in Gods toekomst? Laat ik meteen maar een misverstand wegnemen. Waardig bevonden worden, dat betekent niet ‘goed genoeg zijn in jezelf’. Jezus noemt hier Abraham, Isaak en Jakob, de aartsvaders. Waren die volmaakt? Verre van dat! Abraham was een leugenaar, Jakob bedroog zijn blinde vader… Maar ondanks dat alles leefden ze leefden met God. In hun bestaan hier was Hij de rode draad. Ze geloofden in Hem, vertrouwden wat Hij beloofde.
Abraham wordt een ‘vriend van God’ genoemd. En weet je wat het is? God laat zijn vrienden niet vallen. Wie hier leeft met God, die zal altijd leven met Hem. “Hij is geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem leven zij allen”. Het gaat erom dat je Hem hebt leren kennen hier, aan deze kant van de dood. Want ken je Hem, kent Hij jou, dan zal Hij je vasthouden. Ook als je laatste uur komt. Dan heb je hoop die vérder gaat. Dan val je niet over de rand, dan val je in Gods hand.
De grote vraag uiteindelijk is deze: leef je met God? Nu? Ken je Hem al als verzoende Vader, door Jezus? Dán zul je leven met Hem, altijd. Maar ken je Hem niet, wat moet je dan in zijn wereld die komt, waar alles om Hem draait? Echter, is Hij nu al je Heer, dan keurt Hij je eenmaal het eeuwige leven waardig. Niet omdat je het verdient, maar omdat je aan Hem verbonden bent. Want die band houdt stand. Is zelfs sterker dan de dood. Omdat Hij eeuwig is.
[slot]
Vandaag gedenken we de overledenen uit onze gemeente. Zo dadelijk klinken hun namen. We gedenken ze. We herinneren ze niet alsof ze iets zijn van eens, uit het verleden. “God is geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem zijn allen in leven”. Natuurlijk, we koesteren goede herinneringen aan wie ons ontvielen, laten we dat vooral doen. Maar als ze hier met de Heer leefden, mogen we geloven dat zij niet weg zijn, niet verdwenen in het niets. Dan mogen zij leven in Gods licht, met Abraham, Isaak en Jakob. Geborgen bij Hem, tot de dag van de opstanding.
En dan mogen we ook aan onszelf denken en aan ons einde. Ook als je helemaal niet oud en ziek bent. Geloof je in de opstanding? Beter gezegd: geloof je in God? Want als God God is, dan is dood niet dood. Leef nú met Hem! Dan zal geen dood je van Hem scheiden. Dan mag je uitzicht hebben, tot over de horizon van het bestaan. Houvast, in de stroom van de tijd. Dan mag je vast vertrouwen: ik val niet over de rand, ik val tot in Gods hand!
Amen.