Tags

,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
opvoeden is een hele kunst. Wie er kleine kinderen heeft of heeft gehad, zal wel weten hoe vaak je ze moet corrigeren. “Niet doen!”, “Nee”, “Pas op!”, “Hee, dat mag niet!”, als ouder zeg je het tientallen keren op een dag. Soms tot vervelens toe.
Als vanzelf ga je er als ouder op letten hoe andere ouders hun kinderen in het gareel houden. En dat doen ze op heel verschillende manieren. De een roept “en nu stoppen, anders wordt ik echt boos”. Een ander geeft gewoon een tik. En soms kom je ook wel eens ouders tegen die het heel pedagogisch correct proberen. “Niet doen Dennis, daar worden papa en mama verdrietig van”. Daar krijg ik persoonlijk altijd een beetje een raar gevoel bij. “Daar wordt mama verdrietig van” – eigenlijk geloof ik er gewoon niets van, van dat verdriet.
Tenminste… een kind kan zijn ouders echt wel verdriet doen. Bij veel dingen die een kind doet en die niet mogen, word je als ouder hoogstens boos. Bijvoorbeeld als Pietje de viooltjes uit de plantenbak heeft afgeplukt. Of als Miranda tóch niet komt, al heb wel je tien keer geroepen. Boos word je dan, niet zozeer verdrietig. Maar soms kan een kind zijn ouders ook echt verdrietig maken. Maar dan gaat het om andere dingen. Als je kind zegt: jij bent echt een stomme moeder! Als je iets later merkt dat je zoon niet te vertrouwen is op zijn woord. Als je tienerdochter in de ban komt van drank of drugs. En vul maar aan. Bejaarde ouders die moeten aanzien dat hun kinderen drukker zijn met carrière en weekendjes weg dan met af en toe langs te komen. Je ouders verdriet doen… Dat is veel ernstiger dan dat ze kwaad worden. Dan wordt er vertrouwen geschaad. Dit even ter intro. Want vanmorgen zullen we ook horen over een vader verdriet aandoen, of liever gezegd: een vader geen verdriet willen doen.

[de geschiedenis]
We zijn vandaag aangekomen bij de climax, bij het hoogtepunt van spanning in de lange geschiedenis van Jozef. De broers staan vóór hem, voor Jozef, zonder dat ze dat weten. En Juda… Juda biedt zichzelf aan als slaaf om broer Benjamin vrij te krijgen. Wat is er veel veranderd! Het begon met haat en mishandeling, met een broer die als slaaf verkocht wordt – het eindigt met zelfopoffering als slaaf. Wat een verschil! Wat hebben de broers een lange weg afgelegd. Letterlijk, tweemaal op en neer naar Egypte, maar ook figuurlijk.
De vorige keer lieten we ze achter aan de maaltijd bij de onderkoning. Vriendelijk werden ze ontvangen. Nu vertrekken ze, maar al snel worden ze aangehouden! “Waarom hebben jullie de beker van onze heer gestolen?” Ze ontkennen natuurlijk, ze weten van niets, maar bij doorzoeking wordt de beker gevonden in Benjamins tas! Hoe kan dat?
Heel opvallend is dat álle broers mee teruggaan met Benjamin. Ze hadden weg kunnen gaan! De soldaat had gezegd: “hij die de beker heeft wordt mijn slaaf, de rest zal onschuldig zijn”. Benjamin wordt door soldaten beetgegrepen, de anderen niet. Maar ze reizen niet verder zonder Benjamin. Ze gaan mee terug, kijken wat ze nog kunnen doen. Hiet blijkt dat ze veranderd zijn. Ze denken niet meer alleen aan zichzelf, maar ook aan hun broer, en aan hun oude vader die Benjamin niet kan missen… Ze gaan naar het gevaar in plaats van naar de veiligheid!
Wat zou u gedaan hebben, of jij, in dit geval? Want we moeten wel beseffen: ze konden niet weten dat Benjamin onschuldig was! Misschien had hun stomme broer inderdáád die beker wel meegepakt. Hij doet verbaasd, natuurlijk, maar dat bewijst niets! Wat zou u gedacht hebben op dat moment, en gedaan? De broers hadden trouwens reden genoeg om een hekel aan Benjamin te hebben, net als ze eerst aan Jozef hadden: allebei het lievelingetje van hun vader. En tóch laten ze hem niet in de steek. Toch gaan ze mee terug! Ze zijn echt de oude niet meer…

[Juda’s aanbod]
Aangekomen bij de onderkoning, Jozef, dus, herhaalt die het nog een keer “de man bij wie de beker gevonden is, zal mijn slaaf zijn. Maar u – trek in vrede naar uw vader”. Ga maar! Maar de broers gaan niet. Júist om wat Jozef zei: ‘trek in vrede naar uw vader’. Hoe kunnen ze in vrede naar vader Jakob trekken zónder Benjamin? Wat zou dát hem verdriet doen… Het zou zijn dood worden! Ze kúnnen niet gaan zonder Benjamin – of beter gezegd: het kan natuurlijk wel, maar ze wíllen niet. Hoe anders zijn ze dan vroeger, toen ze zonder problemen hun vader zijn lievelingszoon afnamen, Jozef!
Juda neemt het woord. Hij kiest zijn woorden zorgvuldig. Eerst een nederige inleiding: “Och, mijn heer, laat uw dienaar toch een woord ten aanhoren van mijn heer mogen spreken, en ontsteek niet in woede tegen uw dienaar, want u bent als de farao”. Voortdurend heeft hij het over “mijn heer” en “uw dienaars”. Juda spreekt weloverwogen. Hij laat weg wat negatief kan klinken, hij laat zien hoe ze precies alles hebben gedaan wat hij vroeg. Ook doet Juda een beroep op het gevoel van deze heerser: wat een verdriet zou hun oude vader hebben! Een kunstige toespraak is het, een meesterstuk.
Het slot van zijn woorden is het hoogtepunt! Juda zegt niet “en nu, wees ons alstublieft genadig, laat Benjamin vrij”. Nee, hij zegt iets anders. Heel eenvoudig zegt hij het: “En nu, laat uw dienaar toch in plaats van deze jongen de slaaf van mijn heer blijven, en laat de jongen gaan”. Juda biedt zichzelf aan in plaats van Benjamin. Hij geeft zichzelf over om hem te redden.

[geen type van Jezus allereerst]
Heel vaak is bij deze woorden gewezen op de overeenkomst met een ander, een Ander met een hoofdletter. Iemand die zichzelf gaf om anderen te redden. Jezus, de grote Verlosser uit Juda’s stam. Offerde Hij ook zichzelf niet om anderen te redden? Lijkt Juda hier op Jezus?
Toch denk ik dat we het niet meteen in die richting moeten zoeken. Om te beginnen is Benjamin niet echt schuldig. En Juda is al helemaal niet onschuldig. Ja wel, wat betreft die gestolen beker, maar verder… Juda was het die destijds Jozef als slaaf had verkocht! Zelf slaaf worden zou eigenlijk zijn verdiende loon zijn! Heel anders dan bij de Here Jezus, die werkelijk onschuldig was in alle opzichten. Een onschuldig offerlam – maar Juda allerminst!
Bovendien: uit liefde voor wie wordt het offer gebracht? Jezus gaf zichzelf uit liefde voor schuldige mensen. Het grote wonder van het kruis! Maar Juda doet zijn aanbod niet uit liefde voor Benjamin. Althans, daar zegt de Bijbeltekst helemaal niets over. Het zou ook niet logisch zijn: Benjamin is slechts Juda’s halfbroer, van een andere moeder. Bovendien werd hij voortdurend voorgetrokken door vader. En nu heeft die sukkel, zo lijkt het althans, ook nog de beker meegepikt van de onderkoning en zich zo ongelooflijk in de nesten gewerkt! Ik kan me voorstellen dat Juda niet echt overvloeide van liefde voor Benjamin, zeker op dit moment. Maar dat is dan ook niet de reden voor zijn aanbod. Zijn aanbod komt uit een andere bron! Deze: Juda’s liefde tot zijn vader. Dáár ligt alle nadruk op in zijn woorden. “Laat mij de plaats innemen van de jongen, want… want anders zou ik de ellende moeten zien die mijn vader zal treffen”

[handelen uit liefde tot v/Vader]
Hier zit volgens mij de boodschap voor ons deze morgen. Niet in de extreme zelfopoffering van Juda, hoe nobel ook. Wie zegt trouwens hoeveel verborgen zelfrechtvaardiging erbij zit? Alsof hij zichzelf hard wil straffen voor wat hij vroeger deed, hopend zo rust erover te krijgen. Zo werkt het soms bij een mens… Nee, de les zit in Juda’s betrokkenheid op zijn vader. Juda wil niet dat zijn vader verdriet heeft. Hij heeft zijn vader lief, die hij hiervoor zo vreselijk pijn gedaan heeft toen met Jozef. En dáárdoor laat hij zijn keuzes bepalen: hij wil vader verdriet besparen, ten kosten van alles. Ten koste van hemzelf.
Laten we dit eens op onszelf betrekken, en op onze Vader. Op God, onze Vader in de hemel. Zou eenzelfde impuls niet ook ons doen en laten moeten bepalen? Liefde tot onze Vader. Dat we Hem geen verdriet willen doen. Dat we hem vreugde willen geven door wat we doen. Hoe is dat bij ons? Bij mij, bij u? Maakt het ons uit wat we de hemelse Vader doen?
Van nature is dat niet zo. Zie bij Juda. Eerder verkocht hij Jozef naar Egypte, zonder te denken aan zijn vader en het verdriet dat hij hem aandeed. En hoe vaak is het bij ons niet eender? Hoe vaak trappen we de hemelse Vader niet op het hart – door grove zonden, of kleine, of gewoon door Hem compleet te negeren. En het doet ons niets! Nou en, als wij het maar leuk hebben toch?
Maar Juda is veranderd! “Hoe zou ik het verdriet van mijn vader kunnen aanzien?” Dat verdriet wil Juda voorkomen. Koste wat het kost! Ook al moet hij dan zelf de moeilijke weg gaan, ja, al kost het hem álles! En geldt dat ook niet voor wie werkelijk christen is? Want dan ben je ook een veranderd mens, zoals dat heet. Omgezet, opnieuw geboren, in een flits of geleidelijk. Maar volgens mij is dit is hét kenmerk van een veranderd mens, althans in de beste ogenblikken: dat je de Vader in de hemel geen verdriet wilt doen. Dat je daar gevóelig voor wordt. In kleine dingen en in grote. In wat je kijkt, in waar je heengaan, in hoe je met mensen omgaat. Hoe is dat bij jou, en u – en mij? En nog liever, in het positieve: wil je graag dat God blíj wordt als Hij naar je kijkt? Leven uit liefde voor de Vader – is dat niet wat christen-zijn is?
En gelukkig, dan is God een veel betere vader dan Jakob. Jakob, die Benjamin voortrok, die een gedesillusioneerde oude man was. God is geen oude man wiens gevoelens we vooral moeten sparen! Er is veel méér reden om voor Hem te leven dan Juda had voor Jakob. Gods liefde, trouw en goedheid zijn zo groot, voor ontrouwe kinderen. Hij is beter dan elke aardse vader. Zou je Hem dan verdriet aandoen? Zou je niet leven uit liefde voor Hem?

[moeiten en falen]
Wat is er dan niet een schuld en falen bij ons. Zoals bij de zonen van Jakob, die zich maar weinig zoon hadden betoond. Speelt het überhaupt een rol in ons leven, dat we denken: wat vindt de Here hiervan? Als ik bij mezelf kijk, denk ik daar veel te weinig aan. Soms, als je terugkijkt, moet je dan bekennen: nee, zo heeft de hemelse Vader geen vreugde in mij kunnen hebben. Dit deed Hem verdriet. En dan niet per se vreselijke zonden of zo, maar ook dingen als je houding naar anderen, je ontevredenheid terwijl je zoveel hebt. Bovenal het leven alsof Hij er helemaal niet is.
Is het werkelijk uw grote verlangen: om uw Vader in de hemel vooral géén verdriet te doen, maar vreugde te geven? Oók als dat wat kost? Juda wilde de slavernij ingaan, dat zal ons niet zo overkomen. Maar durven we dingen op te geven; durven we gewoontes los te laten? Mag het ons tijd kosten, of geld? Of heel simpel: ben je bereid om bepaalde TV-programma’s niet meer te kijken? Om ergens niet meer naar toe te gaan? En niet om daarmee de hemel te verdienen. Maar omdat je bóvenal je Vader geen verdriet wilt doen. Trouwens, zou dit Hem bovenal geen verdriet geven: dat er zovelen zijn die zich christen noemen, maar die in de praktijk leven zonder Hem? Net als de wereld die geen Vader kent?

[Jezus de plaatsvervanger]
Wat dan, als je beseft hier zo te kort te schieten? Of misschien nog wel nooit echt veranderd te zijn? Wat dan? Dan wil ik toch wijzen op Hem die we in Juda’s zelfopoffering al van verre zien: Jezus, de leeuw uit Juda’s stam. Want Hij deed volmaakt wat Juda nooit kon, Hij nam vrijwillig de plaats in van zondige en falende mensen. Jezus gaf zijn léven op, alles wat Hij had op aarde. Hij stierf de slavendood aan het kruis. En waarom? Om u en jou en mij te verlossen. Hij nam de straf op zich die ons de vrede brengt. Ons, mensen die wél schuldig zijn tegenover God en anderen. Wat een wonderlijke omwisseling!

Bij Hem werd werkelijkheid wat Juda wilde. Jezus wilde zijn leven opofferen, en Hij deed het ook. Hij hééft zijn leven gegeven. Hij nam onze plaats in. Opdat wij, mensen die écht schuldig zijn, vrij te maken en een nieuwe toekomst te geven. Wat Jezus deed, gaat Juda ver te boven.
Dát mag ons houvast zijn. Juist als we beseffen hoe vaak we de Vader op het hart getrapt hebben. Als we, net als Juda bij Jozef, onze schuld inleven. Dan is er tóch een toekomst, tóch een nieuw begin. Dankzij Jezus, die onze schuld droeg, en onze dood stierf. Hij een slaaf, en wij vrij! Wat een wonder!

[slot]
Echt een veranderd mens word je pas als je zicht krijgt op dat wonder. En dat mag ik u verkondigen: er is altijd een nieuw begin. Hoeveel verdriet je de Vader ook hebt aangedaan, en andere mensen. Maar Jezus’ offer geeft een nieuw begin. Zoals we ook in deze geschiedenis zien. Als de woorden van zelfopoffering hebben geklonken, wordt ineens alles anders. Dan is er een nieuwe begin – dat horen we de volgende keer.
Ten diepste gaat het niet om onze liefde voor de Vader. Ons vermijden van wat Hem pijn doet. Het gaat om Gods liefde voor ons. En die ís er! Dat toont ons Jezus, die zichzelf gaf om ons vrij te krijgen. En daarom wil ik u oproepen: kom tot de Vader! Kom zoals je bent, zegt een lied. Heel je hart, al je pijn, is bij Hem bekend. Je bent welkom bij Hem!
Houdt Hij de deur niet dicht voor mij? Nee! Echt niet! Wat u ook gedaan hebt. En weet u waarom? Omdat er één is die in de plaats ging staan van u en jou en mij. Jezus nam vrijwillig onze plaats! We hoeven ons slechts in geloof tot Hem te keren. Dat is genoeg! Opdat we dan zullen leven als veranderde mensen, voor zijn en onze Vader.

Amen