Tags
Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
ik wil u vanavond eens meenemen naar Nepal, het land waar een oom en tante van mij ontwikkelingswerk doen. Het is prachtig om te zien hoe God daar gewerkt heeft. Een halve eeuw geleden waren er nog maar weinig christenen in Nepal, tegenwoordig zijn het er een paar honderdduizend! En hun aantal groeit nog steeds.
Maar deze mensen lopen wel tegen allerlei problemen op in een land dat grotendeels hindoeïstisch is. Neem het geval van de grootvader van Anil. Hij overleed, en naar Nepalees gebruik is de uitvaart liefst nog dezelfde dag. Alleen waar? Als ze hindoe waren geweest was het duidelijk: dan hadden ze de oude man naar de plaatselijke tempel gebracht waar zijn lichaam verbrand zou worden. Maar nu is deze familie christelijk. En daarom willen ze hun doden begraven. Maar er zijn bijna geen begraafplaatsen in Nepal. De overheid wil er geen grond voor aanwijzen; en als iemand een eigen stukje grond beschikbaar stelt, protesteren de omwonenden hevig. Waar moet Anils familie nu hun grootvader begraven? Uiteindelijk hebben ze maar een bestelbusje gehuurd, en zijn ze met het lichaam naar zuid-Nepal gereden, waar een kerk is met een eigen begraafplaats…
Zulke dingen gebeuren dagelijks in Nepal. In de politiek is dit één van de belangrijkste eisen van de christenminderheid: begraafplaatsen! Want voor hen is het glashelder: hindoes verbranden hun doden, maar een christen moet begraven worden. Al is dat nog zo lastig te realiseren. Begraven hóórt bij hun nieuwe geloof. Want zij geloven niet in reïncarnatie, zoals hun buren, maar in de opstanding. En daarom doen ze grote moeite om te kúnnen begraven. Riskeren ze ruzie met dorpsgenoten, of gaan ze desnoods een busje huren.
[crematie rukt op]
Zo is het in Nepal. In Nederland is de situatie wel anders. Hier neemt het aantal begrafenissen jaarlijks af en de crematies toe. Vroeger, een generatie geleden, was de lijn nog helder: wie christelijk was werd begraven. Maar tegenwoordig neemt ook onder christenen het aantal crematies duidelijk toe. Hoe moet je daar over denken? Dat is het onderwerp waar we vanavond bij stilstaan!
Waarschijnlijk zitten er niet heel principiële keuzes achter bij velen. Je ziet het op vele terreinen van het leven: christenen doen wat de rest van de maatschappij ook doet, zij het met een zekere vertraging. Pas net een eeuw geleden, in 1914, vond de eerste moderne crematie plaats in Nederland. In die begintijd speelde soms ook een bewust afzetten mee tegen christelijke tradities. Maar tegenwoordig is crematie heel gewoon en spelen zulke motieven meestal niet.
En ja, waarom niet? Volgens velen lijken er eerder allerlei redenen te pleiten tégen begraven en voor cremeren. Om maar eens een paar dingen te noemen: een crematie is over het algemeen goedkoper. Een familie die niet veel geld heeft, zal er daarom al snel voor kiezen. Bovendien is crematie gemakkelijker voor de nabestaanden. Mensen zeggen: anders zadel ik mijn kinderen maar op met een graf dat ze moeten onderhouden, en voelen ze zich verplicht om het regelmatig te bezoeken. Of, dat kan ook, je weet van te voren dat er eigenlijk niemand het graf zal bezoeken. En trouwens, een graf wordt toch ook geruimd na zoveel jaar? Dus wat maakt het uit – uiteindelijk valt ook die herinneringsplek weg.
En er zijn nog wel meer redenen te noemen: ons kleine landje is al vol genoeg. Moet je dan ook nog grond gebruiken voor grote begraafplaatsen? Of iemand vindt het een vreselijk idee dat zijn of haar lichaam letterlijk zal wegteren. Ik las zelfs ergens: crematie is handig als je verhuist. Een graf kun je niet meenemen, maar een urn met as wel…Allemaal redenen waarom mensen kiezen voor crematie. Redenen die passen in onze praktische en zakelijke tijd. En een christen zou nog kunnen toevoegen: er staat toch nergens in de Bijbel dat cremeren niet mag?
[stelling: een christen laat zich begraven!]
En toch is mijn stelling vanavond: een christen laat zich zo mogelijk begraven, en níet cremeren. Onze broeders en zusters in Nepal hebben gelijk – een dode begraven is in de lijn van het christelijk geloof, en verbranden niet.
Maar laat ik eerst iets anders zeggen. Begraven of cremeren is één van de vragen rond de dood. Maar niet de belangrijkste! Veel belangrijker is of je voorbereid bent om te sterven, om God te ontmoeten. Dat is de grote vraag: niet of je lichaam begraven is, als teken van hoop op de opstanding; maar of je mocht sterven in hoop op de opstanding! Of om het eens scherp te zeggen: niet of je lichaam verbrand wordt, maar of je zelf ontkomt aan het vuur van Gods oordeel.
Als u nadenkt over sterven en uitvaart, denk dan alstublieft éérst hieraan: of je door het geloof zeker mag zijn van leven, ook ná je sterven. Hebt u die zekerheid? Hij is te krijgen! Ga eerst daarvoor zorgen, en dan is al het andere van secundair belang. Ook al kiezen de nabestaanden van een vrome christen ervoor om die persoon te cremeren – dat maakt ten diepste niet uit. Want hij of zij heeft het eeuwig leven! Ook al wordt het lichaam niet begraven. En wat dat betreft: we hoeven ook niet weg te blijven van een crematie – cremeren is geen zonde in de zin van ‘overtreding van Gods geboden’. Er is geen gebod tot begraven.
Maar… de hele lijn van de Bijbel wijst wel in de richting van begraven. “Stof bent u, en tot stof zult u wederkeren” is een bekende uitspraak uit de Bijbel. ‘Stof’, dat is geen ‘as’. Kijk maar wat ervoor staat in Genesis 3: “dat u tot de aardbodem terugkeert, omdat u daaruit genomen bent; want stof bent u en tot stof zult u terugkeren”. Terugkeren tot de aardbodem, dat is helder genoeg, toch?
[reden: de hoop op de wederopstanding]
Maar er is meer te zeggen. Als je alleen spreekt over ‘terugkeren tot aarde’ lijkt de dood slechts een onderdeel van de natuurlijke kringloop. De mens, uit aarde gevormd, keert terug, de cirkel is rond. Maar dat is niet de goede boodschap zoals de Here die ons brengt! Want een begrafenis is niet een einde, een afsluiting. Het is juist een begin, een symbool van verwachting.
Daarvoor wil ik graag met u kijken naar wat we lazen in 1 Korinthe 15. Daar staat dit: “dat Christus gestorven is voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften, en dat Hij begraven is, en dat Hij opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften (…)”. Nu valt hier iets op: Paulus noemt drie dingen: gestorven, begraven en opgewekt, en hij verdeeld die in twee stukjes, allebei afgesloten door “overeenkomstig de Schriften”. Als wij het hadden geschreven, dan hadden we vast het zo gedaan: “Christus is gestorven en begraven, overeenkomstig de Schriften, en Hij is opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften”. Gestorven en begraven, dat hoort samen, toch? En opgewekt, dat is iets anders. Maar Paulus doet niet zo! Hij zegt eerst: ‘gestorven’, en daarna ‘begraven en opgewekt’. En dat is héél belangrijk!
Want wat zien we hier? Begraven hoort niet vanzelf bij sterven. Je kunt een dood lichaam ook verbranden, of in zee gooien, of nog meer. Begraven volgt niet automatisch op sterven – al leek dat voorheen misschien zo in Nederland. Nee, begraven hoort bij dat andere, bij opgewekt worden!!! De vorige leerdienst hoorden we: ‘ik geloof in de opstanding van het lichaam’. En dáárom, omdat ik geloof in de de opstanding uit de dood, laat ik mijn lichaam begraven. Niet als einde, maar als voorbereiding op het nieuwe begin.
De Bijbel gebruikt hiervoor het beeld van het ‘zaaien’. Een zaadje wordt in de aarde begraven, en dan komt er een plant uit of een bloem. Dat in de aarde stoppen is een begin, geen einde! En zo is het ook als een christen begraven wordt. Op de dodenakker gezaaid, zoals ze vroeger wel zeiden.
Paulus werkt dit beeld van het zaaien uit in het tweede gedeelte van 1 Korinthe 15. Ik heb daar de vorige keer al het een en ander over gezegd, en herhaal hier iets. Het eerste wat we hier zien is dat de hoop van een christen niet is om ‘in de hemel te komen’, als een engel of lichaamsloze geest. Nee! Al mag een christen geloven ook direct na de dood al bij de Heer te zijn, dat is niet waar we op hopen. De christelijke hoop is op de opstanding uit de dood. Op Gods nieuwe wereld, waar we als nieuwe mensen zullen mogen leven.
Het beeld van het zaaien laat zien dat de opstanding wel iets anders zal zijn dan gewoon weer leven als nu. Je zaait een zaadje, en er komt een zonnebloem uit! Veel mooier en meer, en toch komt het uit het zaadje, het zat er al in. Zo zal het ook zijn als een mens opgewekt wordt. Anders, meer en mooier. “Gezaaid in oneer, opgewekt in heerlijkheid. Gezaaid in zwakheid, opgewekt in kracht”. En toch zult u het zelf zijn. Hoe precies? Ik weet het niet. Maar we zullen blij verrast worden!
[bezwaren weerlegd]
Dit is de hoofdzaak: wij geloven in de opstanding uit de dood. En dáárom laat een christen zich begraven: als een getuigenis van hoop!
Het is goed om hier een aantal dingen nog te noemen. Je kunt het je zo mooi als plaatje voorstellen, hoe het zal zijn op de laatste dag. De bazuin klinkt, en overal gaan de graven op en staan mensen op. Maar we moeten wel beseffen dat dit een bééld is. We geloven niet in de opstanding uit het graf, maar in de opstanding van het lichaam. Begraven worden is geen voorwaarde voor de opstanding! Ook christenen die verslonden zijn door wilde dieren, of mensen die gecremeerd zijn, zullen herrijzen. Gods macht is al wat nodig is. Als hij, om het eens modern te zeggen, onze DNA-code maar onthouden heeft, kan Hij het lichaam dat daarin beschreven is, herscheppen. Mijn identiteit zit niet in atomen. Dit lichaam bestaat so wie so al uit andere atomen dan tien jaar terug, want het vernieuwt zich voortdurend. Wie ik ben, is na mijn dood bij Gód bewaard, niet in het graf.
Daarom is het ook het ergste niet als graven geruimd worden na zoveel tijd. Al moet ik zeggen dat het de gewoonte in ons land wel een uiting is van erg efficiënt en zelfs geldgericht denken. Kan er geen langere grafrust zijn? Kunnen is altijd ook een kwestie van willen. Wat heeft prioriteit? Eén golfterrein kan de doden van een grote stad bevatten. Wie ooit in Praag was, weet hoe klein het Joodse kerkhof is waar meer dan hónderdduizend mensen wachten op de opstanding. Als je de grond af en toe maar ophoogt. Ik denk dat ons land groot genoeg is om grafrust te garanderen tot Jezus’ wederkomst, als we maar wilden. Begraafplaatsen als getuigenis: we leven in afwachting van die grote dag!
Begraven: het is geen plicht. Het is geen voorwaarde. Bijbels gezien is het een vanzelfsprekendheid. Want het is een getuigenis van de hoop waarin een christen zijn hoofd mag neerleggen. Geen einde, maar een rustplaats, tot het grote nieuwe begin. Een gezaaid worden, om eens in heerlijkheid op te staan.
[hoe je lichaam uitvaart is niet de hoofdzaak]
Om deze hoop gaat het, om dat geloof. Niet zozeer om begraven als symbool van die hoop, maar om de zaak zelf. Mag u die hoop hebben – om eeuwig te leven, door de opstanding van Jezus Christus? Is dat uw vertrouwen als u zou moeten sterven?
De een zegt misschien: ik vind het erg onwezenlijk allemaal. Een ander zegt: ik ben bang voor de dood. Maar mensen, berust daar niet in! Zoek, bid, lees uit de Bijbel. Tot u uw rust hebt gevonden bij de Here Jezus. Hij stierf voor onze zonden, hij droeg de dood opdat wij zouden leven. Hij is opgestaan – als eersteling. Stel uw vertrouwen op Hem! Niet alleen voor het sterven trouwens, maar voor uw hele leven. Geef je over aan Hem om nú, bij leven, in zijn spoor te gaan. Belijd wat niet deugt in uw leven. Erken Hem als uw Heer. Dan zal Hij u voor zijn rekening nemen als u moet sterven, als u zelf alles uit handen moet geven! Echt, dat mag u vertrouwen. Op Hem mag u vertrouwen, die stierf en leeft in alle eeuwigheid.
Wees voorbereid op uw dood. Allereerst geestelijk, door het geloof. Maar dan ook praktisch. Denk maar gerust eens na over uw uitvaart. Het is zo slecht niet, eens te beseffen dat je zult sterven! Schrijf maar het een en ander op – dat is ook prettig voor de nabestaanden, trouwens. Leg vast dat u zich wilt laten begraven. Maar leg ook uit waaróm. Niet uit gewoonte of traditie, maar als getuigenis van uw geloof. Omdat uw lichaam niet iets is wat wel weg mag, de oven in, maar een gave van God die mag rusten, gezaaid mag worden – tot de grote dag van de wederopstanding. Als een christen zich zó laat begraven, dan kan daar een getuigenis van uit gaan. Dan zou het mensen aan het denken kunnen zetten, ook onder de nabestaanden.
[slot]
De christenen in Nepal vallen op, omdat ze hun doden willen begraven, niet verbranden. Voor hen is de tegenstelling maar al te duidelijk, juist omdat ze uit het hindoeïsme komen. Ze stáán voor hun overtuiging, ook al kost het ze moeite en geld en gedoe. En juist zo zijn ze een getuige voor hun omgeving!
Misschien gaan we in Nederland die kant ook wel op. Cremeren neemt smeer en meer toe. Het is de verwachting dat circa 65% van de overledenen van dit jaar gecremeerd zal worden, en deze stijging zal nog wel doorzetten. Misschien worden christenen ook hier wel herkenbaar aan het feit dat zij nog begraven! Misschien zal het grotere offers gaan vragen dan vroeger. Maar juist zo zal er ook meer van uitgaan – niet een vanzelfsprekendheid, maar een getuigenis. Een heenwijzing naar de opstanding. Naar de hoop op Gods nieuwe wereld die komt. Dan mag er bij het graf getuigd worden van Gods macht en genade, en mag het lichaam neergelegd worden om te rusten in de schoot van de aarde.
Dan komt het eropaan. Niet of we ons laten begraven, maar of we dat echt geloven – bij een lijk, en een gat in de grond. Als mensen juist dáár aan ons zien dat er een vaste hoop in ons is, gaat daar veel van uit! Moge de Here ons geven juist dán en juist zó onwrikbaar vast te houden aan deze belijdenis: “Ik geloof de wederopstanding van het lichaam, en een eeuwig leven”.
Amen