Tags
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: geven aan goede doelen]
er wordt in ons land heel wat aan goede doelen gegeven. Van Natuurmonumenten tot de Kankerbestrijding, van het Rode Kruis tot het Leger des Heils. De kinderen hier in de kerk kennen ze vast wel van de collectes aan de deur. ‘Ding dong’ de bel gaat ergens aan het begin van de avond, jij doet open. Er staat een man of vrouw met een collectebus. ‘Goedenavond, hebt u iets over voor de Hartstichting?’ Jij roept ‘mam, pap, een collecte!’ En dan gooien ze er iets in – of niet. Maar er wordt aan goede doelen nog veel meer gegeven dan in collectes langs de deur. Mensen zijn donateur, of ze maken een gift over via de bank. Honderden miljoenen worden er jaarlijks gegeven in Nederland, en dat is mooi!
NU blijkt uit verschillende onderzoeken dat mensen die christelijk zijn duidelijk méér geld weggeven dan mensen die niet geloven (zie bv. hier). Protestantse christenen zijn zelfs de meest-gevende groep in onze samenleving. Hoe komt dat? Ongetwijfeld door wat de Bijbel zegt over geven en delen en bezit. Jezus Zelf zei bijvoorbeeld: ‘het is zaliger te geven dan te ontvangen’, en ‘verzamel geen schatten op de aarde, verzamel schatten in de hemel!’ Bij geloven hoort geven. U voelt het misschien al aankomen, maar deze preek gaat over uw portemonnee – en over de mijne.
Christenen geven dus blijkbaar meer dan anderen, zegt onderzoek. Maar is dat het enige verschil? Is dat ons doel, goed zijn, beter zijn dan anderen? Of is er nog meer te zeggen over gelovig geven en delen? Daar helpt het Bijbelgedeelte van vanmorgen ons bij.
[context]
Paulus, we hoorden het al eerder, zit in de gevangenis. In een gevangenis in de Romeinse tijd werd er niet bepaald goed voor de gevangenen gezorgd. Je kreeg wat water en brood, meer niet. Wél mochten familie en vrienden van de gevangenen voor hen zorgen. Kun je het je voorstellen? Ze konden eten brengen, een deken, kaarsen, geld om dingen te kopen…. Je kunt zo’n Romeinse gevangenis vergelijken met ziekenhuis in sommige derde-wereld-landen nu, waar de familie verantwoordelijk is voor voedsel en verzorging van de patiënt. Paulus had echter geen familie in Rome. Gelukkig waren er wel wat plaatselijke christenen die hem bezochten en hielpen. En stel je dan voor: ineens staat daar Epafroditus voor je, helemaal uit Filippi gekomen. Wat heeft die een verre reis gemaakt! Hij heeft geld bij zich, en groeten, en geschenken. Wat moet dat Paulus bemoedigd hebben. Hij is niet vergeten in deze kerker, er wordt aan hem gedacht! Paulus wordt er helemaal blij van. Hij gaat meteen een brief schrijven om mee terug te geven aan Epafroditus, voor de mensen in Filippi die zo aan hem dachten!
We hoorden hoe Paulus in zijn brief de christenen in Filippi bedankt voor geld dat ze hem stuurden. Nu zou u of jij je kunnen afvragen waarom Paulus pas helemaal aan het einde van de brief over die gift schrijft. Dat komt omdat hij nog veel meer te zeggen heeft, maar het is ook met een bedoeling. Zo’n brief werd voorgelezen in de samenkomst van de christenen, en hoe gaat dat als je iets hoort voorlezen? Dan blijft het laatste het beste hangen. ‘Mij ontbreekt niets dankzij uw gaven… ze zijn een geurig en aangenaam offer dat God behaagt’. Daar eindigt het mee, bewust!
[verdieping: niet de gift, maar de betrokkenheid]
De gaven de gelovigen in Filippi aan een mens in nood, aan Paulus, zijn een geurig offer voor God. Wat heeft dat ons te zeggen? Een les ligt nogal voor de hand: geef ook aan wie het nodig heeft, dan maak je een groot verschil! Geeft u trouwens, deelt u van wat u heeft, of het nu veel is of weinig?
Echter, als we het hierbij laten wordt het wel erg moralistisch, dan wordt geloven niet meer dan ‘goede dingen doen’. Het gaat in dit gedeelte, en altijd in de Bijbel, niet allereerst om het geld. Er zit iets veel diepers bij.
Toen we het Bijbelgedeelte lazen, viel u of jou misschien al op dat Paulus niet echt hartelijk dankt voor het geld dat hij kreeg. Het hele woord ‘dank’ komt niet eens voor! Paulus lijkt nogal koel zelfs. ‘Niet dat ik gebrek lijd… ik heb geleerd om voor mezelf te zorgen… ik kan omgaan met rijkdom en met gebrek…’. Zo van: dank je wel, maar het was niet nodig! Hoe zit dat? Dat heeft te maken met hoe er destijds tegen vriendschap werd aangekeken. Paulus ziet zijn broeders en zusters in Filippi duidelijk als oude vrienden. Hij heeft daar ook wel reden toe. De opvatting van toen was dat goede vrienden bereid waren geld en goed met elkaar te delen, lief en leed. Dat is precies wat de mensen in Filippi laten zien met hun gift! Maar… echte vriendschap kan niet gebaseerd mocht zijn op wat het je oplevert. Stel je voor kinderen, dat iedereen bij jou wil spelen omdat jij zoveel Playmobil hebt – is dat echte vriendschap? Nee toch! Wel, bij Paulus is het net zo. Hij wil duidelijk maken dat het geld niet de hoofdzaak is. Kijk maar in vers 17 ‘niet dat het mij om uw gaven te doen is’, zegt hij met nadruk. Maar waar gaat het dan wel om? Om de betrokkenheid! Dat ze aan hem denken, en meeleven, dat ze verbonden blijven. Dáár dankt Paulus allereerst voor.
[betrokkenheid bij evangelie-verspreiding]
Kijk, en zó komen we bij de kern. De christenen uit Filippi zijn betrokken. Betrokken bij Paulus. Maar waarom? Omdat Paulus zo’n lieve man was? Nee, omdat Paulus het evangelie verkondigde. De goede boodschap waar de Filippenzen vol van waren, en die ook Paulus dreef. Dát verbindt hen, en daarom steunen ze hem moreel en financieel. Het staat in vers 15, en ook al helemaal in het begin van de brief, hoofdstuk 1 vers 5: ‘ik dank God’ schrijft Paulus daar, ‘omdat u vanaf de eerste dag tot nu toe hebt bijgedragen aan de verspreiding van het evangelie’. Heel letterlijk staat er ongeveer dat ze ‘partners zijn in het evangelie’. In dit slotgedeelte komt datzelfde woord tweemaal terug, al is dat bijna onzichtbaar in onze vertaling. Ze steunen Paulus omdat er één ding is waar ze samen voor gaan: dat mensen van Jezus moeten horen. Dat is hun gemeenschappelijk verlangen, dát verbindt hen. Daarom hebben ze hem vanaf het begin financieel ondersteund, en nu ook. Ze zijn een vriendenkring achter hem die zijn werk mogelijk hebben gemaakt, net zoals er nu zendingswerkers en dergelijke zijn die hun werk kunnen doen dankzij steun van een vriendenkring.
De mensen uit Filippi zijn betrokken op het wérk van Paulus: Gods koninkrijk bouwen. Laten we dat eens naar nu vertalen. Dan is de vraag voor vanmorgen niet: hoeveel geeft u of jij aan goede doelen? De vraag is: Hoe bent u betrokken op de verspreiding van Gods genadeboodschap, bij de wereldwijde opbouw van Gods koninkrijk in woord en daad? Hebben wij dezelfde drive die Paulus en de mensen in Filippi verbindt? Gaat het ons om de Heer en zijn werk, heeft dat ons hart? ‘Christus kennen en hem bekend maken’, dat is het mission statement van elke kerk en elke christen, als het goed is. Hoeveel aandacht is er in onze gemeente voor de evangelieverspreiding dicht bij en ver weg?
Hoe belangrijk is deze opdracht van Jezus: breng overal de goede boodschap! Waarom? Allereerst gewoon omdat Hij het zegt. Maar ook omdat mensen zonder Hem verloren zíjn – niet gaan, zíjn. Zonder God, zonder hoop in de wereld. Niet wetend van Gods liefde, los van zijn leefregels, op zijn best een beetje voor zichzelf levend. Heeft deze wereld God niet nodig? Geen mensen die zijn liefde laten zien? Kinderen: bedenk eens, er zijn heel wat kinderen in de wereld die niet weten dat er een God is die alles maakte, tot wie je mag bidden, die van ze houdt en als een Vader wil zijn. Moeten ze dat niet horen? Zou je daar niet aan willen bijdragen?
[concretisatie: geld, gebed, meeleven]
Dáárom geven de christenen in Filippi geld aan Paulus, en daarom mogen wij ook betrokken zijn op wie in Gods naam de wereld ingaan, dicht bij en ver weg. Als je zelf leven en geluk vond bij Jezus Christus, wens je dat toch iedereen toe? En als u hier aarzelt: hébt u het zelf al bij Hem gevonden?
Betrokken bij de evangelieverspreiding, dat mogen ook wij zijn of worden. Laat ik proberen dat concreet te maken in drie dingen. Geld, gebed en belangstelling.
Allereerst het geld. De christenen uit Filippi stuurden Paulus regelmatig geld, zodat hij minder zelf hoefde te werken – dat deed hij ook – en meer tijd had om Jezus bekend te maken. Mensen die tegenwoordig werken voor God, hebben ook geld nodig! Daar draait de wereld nu eenmaal deels op. Zendingsorganisaties, christelijke hulpverleners, ziekenhuizen, ontwikkelingswerk – overal waar in woord en daad Jezus’ liefde wordt getoond en verkondigd kunnen ze uw steun gebruiken. En laat ik dan concreet worden: algemene doelen als het Rode Kruis en het KWF en Unicef worden al door zovelen gesteund. Zou je als christen niet vooral mogen kijken of je gift bijdraagt dat mensen Gods liefde leren kennen? Steun vooral ook echt christelijke doelen, die zijn afhankelijk van giften van gelovigen!
En ja, hoeveel moet je geven? Daar zou ik een hele aparte preek over kunnen houden. Opvallend is dat de kleine gemeente van Filippi veel geeft. Het moest immers nar Rome worden gebracht, en dat doe je niet voor een paar tientjes… Ze geven hun geld over aan God, dúrfden flink te geven. Durft u dat ook? Ze vertrouwden op wat Paulus in vers 19 zegt: God zal uit zijn rijkdom uw gebrek aanvullen! En tegelijk hangt het er natuurlijk erg vanaf hoe je financiën ervoor staan. In Filippi was Lydia, een purperverkoopster, lid van de gemeente, zo leren we uit het Bijbelboek Handelingen – een rijk iemand, purper was zeer kostbaar. Zij zal ongetwijfeld veel hebben bijgedragen, anderen minder. Zo mogen ook wij naar vermogen bijdragen aan de verspreiding van het evangelie, meer of minder!
Echter, het gaat niet alleen om geld. Een bedrag overmaken is geen betrokkenheid, en dát was juist de kern. U en jij mag ook meebidden. De mensen uit Filippi baden voor Paulus, weten we uit hoofdstuk 1. Wij mogen ook bidden voor de mensen en doelen die we steunen. Doet u dat? Geld begeleiden met gebed! Dan is het trouwens wel handig om niet te veel verschillende doelen een beetje te steunen, beter enkele intensiever steunen. Dan kun je beter ervoor bidden! Ook is het dan mooi om niet algemene giften stichting te geven, maar concreet aan één project of persoon. Word deel van een vriendenkring die meegeeft en meebidt voor zo’n project! Soms zijn er mails of niesbrieven met gebedspunten die u hiervoor kunt gebruiken. En het mooie: ook als je weinig geld kunt geven, kun je wel meebidden! Ook als je bv. nog jong bent!
Dat brengt me meteen mij het laatste: meeleven. Ik heb er al veel over gezegd. Geven, bidden, meeleven. Weten hoe het gaat. Je op een nieuwsbrief abonneren, een info-avond bezoeken van een project dat je steunt. De avond van ‘De Hoop’ de die zendingscommissie dit seizoen organiseerde was een mooi voorbeeld! Maar er zijn zoveel mogelijkheden. Contact houden of een kaartje sturen, en noem maar op. De mensen in Filippi moesten een boodschapper op een schip zetten, die weken onderweg was. Wij kunnen via internet zo ongeveer real-time contact houden met de hele wereld. Leef mee met waar je voor geeft en voor bidt!
[zelf ook getuigen]
Immers, je bent allemaal mensen met dezelfde missie. Of je nu iemand steunt die in Azië aan een Bijbelvertaling werkt, iemand die in Roemenië goed werk doet, of dat je zelf hier als christen leeft. Ieders missie is in woord en daad Gods liefde uitdragen. Christus kennen en bekend maken. En dat brengt me bij het laatste: als je echt betrokken bent op de evangelieverspreiding door anderen, word je er zelf ook meer missionair van ingesteld. Immers, anderen steunen is geen vorm van afschuiven: ‘ik geef geld, jij doet het werk’. Nee, je hebt samen hetzelfde verlangen: dat ieder Gods goedheid zal kennen waar je zelf uit leeft. Juist als je hoort hoe anderen daarvoor bezig zijn, als je meeleeft en mag horen hoe God elders werkt, dan zul je zelf ook zoeken wat je kunt doen. Getuigen in je eigen omgeving, helpen en dienen, net als anderen die jij steunt het elders doen.
Geven, gebed, en meeleven maakt missionair! Zo wordt ook je eigen geloof verrijkt.
[slot]
Paulus ontving de gift van de mensen in Filippi. Hij kan zijn vrienden zelf niets teruggeven, hij zit immers gevangen. Maar één ding geeft hij wel, geïnspireerd door de Geest, een krachtige belofte: ‘Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door Christus Jezus’. Wie geeft wordt niet armer – geestelijk en letterlijk. Nee, je mag vertrouwen op wat God geeft, in ieder opzicht! Dan ben je rijk. En dan kan het niet anders, of je wilt dat doorgeven.
Ik begon deze preek met te zeggen dat christenen meer geven. Meer geld? Nee, iets wat veel méér is dan geld. Doorgeven wat God geeft: zijn liefde en genade, ja zichzelf, in zijn Zoon. Dat is de grootste overvloed, dan geef je zoveel meer dan geld. Dan mogen ook wíj helpen doorgeven, dichtbij en ver weg, zelf en door anderen. En ook ons geld mag meehelpen. Doet u mee?
Amen