1. God, luister, let toch op mijn klagen!
Verlos mij van wie mij bedreigt;
zorg dat die meute mij niet krijgt.
Verberg mij voor wie zich misdragen
en op mij jagen.
2. Hoor hoe ze mij van kwaad betichten!
Listige leugens uit hun mond
schieten als pijlen in het rond.
Zie hoe ze slinks hun woorden richten
en onheil stichten.
3. Misdadig willen zij het winnen.
Ze schuwen lage listen niet;
ze zeggen: ‘Niemand die het ziet.’
Het valse plan dat zij verzinnen
zit diep vanbinnen.
4. Maar dan laat God zijn pijlen vliegen.
Zij worden plotseling geveld.
Wie naar hen kijken staan versteld.
Dit is het loon voor al hun liegen
en sluw bedriegen.
5. ‘Israëls God deed grote dingen!’ –
ontzag klinkt door in ieders stem.
Wie trouw zijn schuilen weg bij Hem.
Zij zullen om zijn zegeningen
voortdurend zingen.
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden