Tags

, , ,

Gemeente van Jezus Christus, hier en thuis,

[intro]
We leven, zoals dat heet, In de donkere dagen voor kerst. In de kerk heet dat ‘advent’, de weken voor kerst dat we uitzien naar het licht, het licht van Jezus die komt. Iemand zei dezer dagen tegen mij: het zijn nu wel extra donkere dagen voor kerst. Ze doelde natuurlijk op alles rond het coronavirus. Al die beperkingen, het gevoel van dreiging dat sommigen ervaren, het gebrek aan uitzicht. Ook de kinderen, ik zie ze hier in de kerk, merken het wel op school: looproutes en mondmaskers en thuisblijven als je maar een beetje verkouden bent. Allerlei leuke dingen die niet doorgaan – en dat al voor het tweede jaar. Je zou willen dat er eens licht doorbrak!
Maar het gaat natuurlijk niet alleen om de beperkingen. Er zijn veel mensen ziek, de ziekenhuizen liggen overvol, uitvaartondernemingen maken overuren. Donkere dagen! En als volwassene maak je je misschien over nog meer dingen zorgen. Hoe ons land stuurloos lijkt, polarisatie, hoe het klimaat steeds verder kapot gaat, en ga zo maar door. Ja natuurlijk, er is ook heel veel wél goed, en dat mogen we ook dankbaar beseffen. Maar ook als je jong bent en als je het zelf goed hebt, kun je uitzien naar het licht! Wij gebruiken bijvoorbeeld thuis als gezin de adventskalender van Open Doors, en dan besef je hoe moeilijk christenen het op sommige plekken hebben. Dan kun je ook als kind denken: Heer Jezus, kom snel! Laat uw nieuwe wereld maar snel komen! Kijk, en dat is nu precies Advent: uitzien naar Jezus’ komst – ook nu.
Midden in deze donkere dagen lazen we uit het Bijbelboek Ruth, hoofdstuk 2. Het viel mij meteen op: daar is de sfeer heel anders. Daar schijnt de zon, daar groeit graan, daar is het leven goed met elkaar. Wat kunnen wij daarmee, in donkere decemberdagen? In deze preek wil ik opnieuw stilstaan bij ons jaarthema dit seizoen ‘geef het geschenk door’. Wel heel passend vandaag, 5 december, een dag van cadeaus. Geef het geschenk door! Maar dan anders dan op pakjesavond…

[het leven van Gods volk: vriendelijk, gul en vrijmoedig over God sprekend]
In het vorige hoofdstuk heeft Ruth de keuze gemaakt om met Naomi mee te gaan naar Israël. “Uw volk is mijn volk, uw god is mijn god”. Nu woont ze daar, en nu zal blijken hoe het is bij het volk van God. Hoe zal ze worden ontvangen? Is het een goede keuze van haar geweest, of valt het tegen?
Ruth wordt niet teleurgesteld. Het is de oogsttijd, en om aan voedsel voor haar en de oude Naomi te komen gaat ze de aren oprapen die blijven liggen na de oogst. zo ontmoet ze ook Boaz en zijn personeel; ze maakt kennis met hoe het is bij het volk van God. En de ontmoeting valt niet tegen. Drie dingen wil ik er uitlichten die we bij Boaz zien. Hij is vriendelijk, hij is vrijgevig, en hij spreekt vrijmoedig over God [herhaal]. Alle 3 hebben ze ons iets te zeggen, alle 3 passen ze prachtig bij ons thema ‘ geef het geschenk door’.
Als eerste is Boaz vriendelijk. Tegen zijn eigen maaiers, maar ook tegen Ruth. ze mag niet alleen de gevallen aren oprapen, maar hij nodigt haar ook uit om mee te eten met de maaiers. Boaz bedient haar persoonlijk, en zorgt dat ze niet wordt lastiggevallen door zijn mannen. Verbaasd zegt Ruth dan ook in vers 10: ‘Waarom bent u zo vriendelijk voor mij? u behandelt mij goed, terwijl ik toch maar een vreemdeling ben’. Ja, Waarom doet Boaz zo? Heeft hij misschien een oogje op Ruth? Daar zullen we in het vervolg nog wel meer over horen. Maar ik denk dat het hier allereerst om gewone vriendelijkheid gaat, vriendelijkheid voor een vreemdelinge die hij ontmoet.
Wat is dit een voorbeeld voor ons! Vriendelijkheid is kenmerkend waar het volk van God woont. Zou dit ook voor ons dan niet kenmerkend moeten zijn? Paulus schrijft ergens: ‘Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen’. Als je iets wil uitstralen van God, zou dat hier niet beginnen? Een open, vriendelijke, positieve houding naar de mensen die je ontmoet. Door eenvoudigweg vriendelijk te zijn geef je al iets van het geschenk van Gods liefde door. Door vriendelijkheid laat je zien dat het goed is om bij het volk van God te horen – goed is om bij God Zelf te horen. Dat nodigt uit! Terwijl allerlei vrome woorden, en zelfs goede daden zonder vriendelijkheid, niemand tot god of de kerk zullen trekken. Ben jij vriendelijk? Het is een vrucht van de Geest!
Ten tweede is Boaz ook vrijgevig, hij is gul. Boaz laat Ruth aren zoeken op zijn akker, maar dat niet alleen. Ze mag mee-eten van het voedsel wat Boaz voor de maaiers had meegenomen. Hij geeft haar niet alleen brood, maar ook geroosterd graan, zoveel zelfs dat ze overhoudt om mee naar huis te nemen. Bovendien geeft hij zijn maaiers opdracht om extra veel graan te laten vallen voor Ruth. ’s Avonds kan ze maar liefst een een efa gerst meenemen naar huis, dat is wel 30 kilo! Allemaal door Boaz’ vrijgevigheid.
Zo werkt het blijkbaar bij het volk van God: daar zijn ze niet inhalig, maar vrijgevig! Ruth is blij verrast. Ze is vast blij dat ze in dit land is gekomen, en op dit veld. En zou dit ook vandaag niet een christen mogen kenmerken? Vrijgevigheid, gulheid, delen en uitdelen. Zo geef je heel letterlijk het geschenk door, geef je door van wat God aan jou heeft gegeven. Hoe vrijgevig bent u eigenlijk, of jij? En dat hoeft niet alleen in geld te zijn. Staat je huis open? Heb je tijd voor een ander? Of heel eenvoudig op school: als jij iets lekkers hebt meegekregen, en je buurman heeft niets mee, deel je het dan? Het gaat er niet om hoeveel je hebt maar hoe vast je eraan zit. Bij de eerste christenen zei niemand dat iets van hem persoonlijk was. Deel maar, leen die auto maar uit, geef dingen weg. En ook in geld: geef maar zoveel als je kunt missen. Aan goede doelen, aan zending en evangelisatie, en ook aan de kerk die anders niet kan bestaan. Wees vrijgevig zoals Boaz. Geef het geschenk maar door in vrijgevigheid!
Ten derde valt me op dat Boaz en de andere Israëlitische mensen in dit hoofdstuk vrijmoedig over God spreken. Ze staan totaal niet te evangeliseren of te preken, maar op een heel gewone manier komt Hij in hun woorden voor. ” De HEER zij met jullie!” groet Boaz, en de maaiers antwoorden “de HEER zegene u”. Boaz heeft gehoord over Ruths zorg voor Naomi, en spontaan zegt hij “moge de HEER je daarvoor belonen!” En ook Naomi noemt Gods naam, als ze hoort over Boaz’ mildheid. Uit hun woorden blijkt dat ze met Hem leven, met Hem rekenen, heel eenvoudig. Zo wijzen ze Ruth haast ongemerkt op de God van Israël.
Ik dacht: zit hier heden ten dage niet vaak een probleem? Ik merk vaak – bij anderen, maar ook bij mezelf! – een grote schroom om God ter sprake te brengen. Zelfs in een pastoraal gesprek, als het bijvoorbeeld gaat over ‘kracht van boven ervaren’ en zo de naam van God onbewust toch vermeden wordt. Hoe spreek je dan te midden van mensen die niet gelovig zijn? Als iemand je vertelt over een moeilijke situatie, waarom zou je dan niet gewoon zeggen ‘ik zal voor je bidden?’ Of wens iemand met oud en nieuw maar Gods zegen voor het nieuwe jaar – waarom niet? Wat houdt je tegen? Mensen weten echt wel dat je christen bent! Als wij vrijmoedig over onze God spreken, wijs je zo al anderen naar Hem. Ook zonder er een halve preek van te maken. Maar verberg je geloof niet – geef het geschenk door, ook in je woorden!

[God de gever, wij de ontvanger allereerst]
Zo zijn we halverwege de preek, en de boodschap is duidelijk: wees als Boaz. Vriendelijk, vrijgevig en vrijmoedig. Dan geef je het geschenk door, dan blijkt uit je leven hoe goed het is om bij de Heer te horen!
Echter, dit is nog maar de helft van het verhaal. Want om het geschenk door te kunnen geven, moet je eerst ontvangen. En daarom zit er in deze geschiedenis nog een aspect. Dat van Ruth. Zij staat aan de ontvangende kant. En ten diepste staan we dat tegenover God allemaal. Dan ben je toch altijd een arme Ruth, iemand die van het gegeef moet leven. Ook al ben je op aarde zo rijk als Boaz!
Want waarom is Boaz zo rijk? Omdat God hem dat gegeven heeft. Hij heeft aan Israël dit vruchtbare land gegeven, Hij heeft dit jaar een goede oogst gegeven, Hij heeft Boaz deze akkers laten erven, en ga zo maar door. God is uiteindelijk de gever van al het goede. Niet alleen toen maar ook nu. Hij heeft deze wereld gemaakt waar wij op mogen leven. Hij geeft ons “het leven ,de adem, en alle dingen”, zo zegt Paulus ergens. God is daarbij niet maar een willekeurige uitdeler, die de één veel geeft en de ander weinig, nee! Hij wil dat ieder voldoende heeft. Hij is het die bijvoorbeeld in zijn wet had gezegd dat arme mensen na de oogst aren mochten rapen, zoals Ruth nu doet. Ieder moet delen in zijn overvloed.
Als mensen zijn wij allereerst ontvangers. Als je dat beseft, dan zal dat je levenshouding bepalen. Dan kun je niet rechthebbend zijn en inhalig, Dan zul je dankbaar en vrijgevig zijn. Jij krijgt het immers ook? God is goed voor jou, zomaar, zou jij dan ook niet goed en vriendelijk zijn voor een ander?

[Gods grote geschenk in Bethlehem]
En de Heer geeft zoveel meer dan dagelijks brood. Hier in Bethlehem groeit het graan, maar hier in Bethlehem is eeuwen later Jezus Christus geboren. Jezus is het brood dat leven geeft. Bethlehem, de plaats waar hij ter wereld kwam doet zijn naam eer aan, en niet alleen in de geschiedenis van Ruth: broodhuis. Jezus is Gods grote geschenk. Wij hebben zoveel meer nodig dan brood. Een mens leeft niet van brood alleen. Al heb je rijkdom en overvloed, dan kun je nog compleet van God vervreemd zijn. Maar Jezus is gekomen, om ons weer tot God te brengen. Om ons zijn liefde leren kennen. Om ons Gods vergeving te brengen, die we zo hard nodig hebben. Zijn dat geen veel grotere gaven dan een goede oogst of een dikke bankrekening? God geeft ons eeuwig leven, en dat leven is in zijn Zoon. Als je Hem kent, heb je zoveel meer – dan heb je alles! God als hemelse Vader, hoop op de toekomst, hulp als het moeilijk is, een nieuw begin telkens als je de fout in gaat. Wie in Jezus gelooft, weet van het licht. Het licht dat begon boven Bethlehem, toen Hij geboren werd. Dan is het niet zwart, zelfs in donkere dagen. Dan is er hoop – want Jezus is gekomen! En meer nog, Hij zál komen en alle dingen nieuw maken. Jezus Zelf, Hij is Gods grootste geschenk. Dát mogen we gaan vieren straks met Kerst. Spreek daar maar vrijmoedig over. Schrijf het maar op je kerstkaart, ook naar mensen die niet geloven: Jezus is gekomen, het licht voor de wereld!

[ontstaan van een relatie]
In het geloof ben je dus altijd allereerst een ontvanger. Wij moeten leven van het gegeef, net als Ruth die geen eigen akker had. Wij moeten leven van genade, van wat God ons geeft, in aardse en in geestelijke dingen. Dan mag je wel zeggen, net als Ruth: “waarom bent u zo vriendelijk voor mij? U behandelt mij goed, terwijl ik zo goed niet ben” Dát is gelovig leven: met open handen. En dan, ons jaarthema zegt het, dan ook het geschenk doorgeven. Je geld, je tijd, je leven delen. En bovenal: Gods liefde delen, Jezus’ licht verspreiden, in wat je zegt en doet en bent.
Nog één stukje verdieping. Nu zou je nog kunnen denken, dat gelovig leven een kwestie is van dankbaarheid en doen. Dankbaarheid voor wat je krijgt, en doen: het geschenk doorgeven. Echter, dan mis je iets essentieels. Boaz en Ruth krijgen namelijk een relatie, daarover de volgende keren meer. Boaz is een beeld van God die deelt en geeft. Ruth is een beeld van de gelovige. En zeker, zij geeft wat zij ontvangt weer door, namelijk aan Naomi. Maar wat veel belangrijker is, is de liefde die ontstaat tussen Ruth en Boaz! Er ontstaat een relatie, ze worden een paar. Ze leven voortaan samen. En weet je, zó is het ook in het leven met God! Laten we niet opgaan in wat we van Hem aan goeds krijgen; laten we zelfs niet opgaan in het doorgeven van zijn geschenken aan anderen. Laat er naast en boven dit alles een vonk mogen overspringen! In liefde aan de Heer verbonden zijn, dat is het grootste. Van hem zijn; houden van. Eenheid met hem. Want de Heer wil ons niet alleen zegenen met goede dingen, Hij wil zichzelf aan ons kwijt. Dat is het grootste geschenk. Daarom kwam Jezus.
Dat is trouwens meteen het antwoord als iemand hier God helemaal niet ervaart als vrijgevig en vriendelijk. Het leven is niet altijd zonneschijn en voorspoed, integendeel! Het is wel sinterklaas vandaag, mar God is geen sinterklaas, zogezegd. Hij is niet minder, maar meer. Hij wil méér geven dan cadeaus. Hij wil ten diepste zichzelf aan je geven, juist in alle moeilijkheden en vragen. Als de gaven wegvallen, blijft de gever over. Tenminste, als je weet van die relatie, van dat leven met Hem. Dan heb je alles!

[slotje]
Ja, als je de zijne bent, zoals Ruth dat van Boaz werd, dan ben je rijk. En alleen dán kun je worden als een Boaz. Vriendelijk, vrijgevig en vrijmoedig. Dan gaat het bijna vanzelf. Laten wij dan zijn als Ruth én als Boaz. Ontvangend en gevend, en levend in liefde.
Het gaat weer kerst worden. “Want zo lief had God de wereld, dat hij zijn Zoon gegeven heeft” – in Bethlehem, het broodhuis. Daar straalt de ster, daar zingen de engelen: eer zij God! Moge zo zijn licht in ons hart schijnen, en moge ons licht in de wereld schijnen – een donkere wereld, maar toch: een wereld waarin het Kerst gaat worden!
Amen