Tags
Uit de Bijbel is gelezen: Markus 15:20-39
Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
wij in Nederland zijn niet gewend om mensen te zien die lijden en pijn hebben. Er liggen hier geen zieke bedelaars te sterven langs de weg, zoals soms in India. Mensen die lijden door ziekte of aandoeningen zijn aan het zicht onttrokken in ziekenhuis of andere instellingen. Er zijn en er gebeuren in ons land zeker akelige dingen, maar altijd achter gesloten deuren, achteraf.
Wij zijn niet gewend aan geweld of pijniging, en gelukkig maar! Maar dat was vroeger wel anders. Toen waren er openbare executies op de pleinen van de steden en werden er mensen geradbraakt. En dat niet ergens achteraf, nee, hele mensenmassa’s kwamen ernaar kijken. Een onthoofding als attractie, een ketterverbranding als begin van een feestdag. Wat moet dat met de mensen gedaan hebben? Wat doet het met een mens, als je bij de stadspoort dagelijks langs de afgehakte hoofden van geëxecuteerde misdadigers wandelt? Openbare terechtstellingen waren bedoeld als afschrikwekkend voorbeeld, zo van: dit komt ervan als je het slechte pad op gaat. Maar heeft het geholpen? Of heeft het vooral de mensen verhard en afgestompt?
Nu is het goede vrijdag. En wij, mensen uit het zo geciviliseerde Nederland, worden meegenomen naar een openbare executie. Naar de kruisiging van Jezus. Net buiten de stadspoort in Jeruzalem is het, op een plek waar veel mensen langslopen. Afschrikwekkend voorbeeld: dit komt ervan als je het gezag tart! ‘Koning van de Joden’, staat er spottend op het bordje boven Jezus’ hoofd.
[ontluisterend lijden]
Hoe kijken wij naar dit tafereel? Voor ons, westerse mensen, zal hetdenk ik allereerst afschuw oproepen. Dat mensen zo iets dóen! Iemand levend aan een kruis spijkeren en dan gewoon dood laten gaan. We zouden misschien liever snel doorlopen. Maar deze dag, deze Goede Vrijdag, dwingt ons als het ware om tóch stil te staan, en het op je in te laten werken. En dat is nuttig, op een bepaalde manier. Wij zouden het haast vergeten in ons nette landje, maar tot zulke dingen zijn mensen dus in staat. Zo’n marteling bedenken. Of andere, zoals ze ook in Nederland een paar eeuwen geleden plaatsvonden. Zulke dingen doen mensen. En zijn wij geen mensen? Als de chaos toeslaat, zoals het afgelopen jaar in Oekraïne, dan vinden er wéér wreedheden plaats, dingen die ik hier van de kansel maar niet zal beschrijven [waar kinderen bij zijn]. In ons eigen Europa, dit jaar.
Wat echter opvalt bij Markus, uit wiens evangelie we lazen, is dat hij geen wóórd wijdt aan Jezus’ lichamelijke pijn en lijden. Geen enkel woord, kijk het maar na in je Bijbel. Dat waar wij van overstuur raken, van weg willen kijken, de marteling, de pijn, het lijden, daar lijkt ook Markus aan voorbij te kijken. Wil hij het ook niet zien? Of weten zijn lezers ook zó wel wat een kruisiging inhoudt? Ik denk het laatste.
Wat Markus wél doet, is ánder lijden beschrijven. Smaad is er en schande die over Jezus komt, hoon als hij bespot wordt en uitgelachen, daar aan het kruis. En dat is iets dat ons moderne mensen opnieuw schokt. Onze eerste reactie bij het zien van een gekruisigd mens is afschuw, onze tweede is medelijden, denk ik – hoop ik. Wat vreselijk, wat érg! Maar helaas, bij de omstanders toen lezen we níets van medelijden. Nee, boosaardige spot is wat we horen, als we daar stilstaan bij het kruis.
[het gescheld]
Luister wat er wordt geroepen. De voorbijgangers, zijn het die roepen, zegt Markus. Mensen dus die met het hele proces tegen Jezus niets te maken hebben. Buitenstaanders, passanten. Waarom lopen ze niet gewoon door? Maar ze kunnen het niet laten om commentaar te hebben. Onze vertaling haalt helaas de scherpte er nogal van af. ‘Ze keken hoofdschuddend toe’ zo staat er. Dat klinkt nogal van [hoofdbeweging <->] ‘ja ja, Het is toch wat’. Maar zo is het niet bedoeld! Het hoofdschudden was destijds een teken van diepe verachting. Ze zeggen erbij, volgens onze vertaling ‘ach, kijk nu toch eens’ – dat klinkt nogal meewarig. Maar het is als harde spot bedoeld: ‘ha, kíjk nou!’ Moet je nou kijken, wat een belachelijk tafereel – iemand die beweert dat hij de koning van de Joden is, hangt aan een kruis gespijkerd. Ze drijven er meedogenloos de spot mee: red je jezelf dan, als je kan!
Ook de hogepriesters en schriftgeleerden doen mee. ‘Anderen heeft hij gered, zichzelf redden kan hij niet. Laat die messias, die koning van Israël maar van het kruis afkomen, dan zullen we in hem geloven’. Geen spoor van medeleven, alleen leedvermaak. En het dieptepunt van alles: zelfs de twee andere gekruisigde mannen, met de dood voor ogen, kunnen het niet laten om ook mee te schelden.
Je vraagt je af: hoe kunnen mensen zo hard zijn? Zo hun spot botvieren op een weerloze, zo totaal zonder medelijden blijkbaar? Zijn zij extreem slecht, een ander soort mensen dan wij gelukkig? Of zijn wij gewoon zo zacht, opgegroeid in Nederland van nu? Wij gevormd door onze tijd, zij door de hunne – en uiteindelijk de één niet beter dan de ander? Want tja, martelen doen we niet meer, maar lachen om een weerloos slachtoffer, zou dat nooit meer gebeuren? Zouden wij daar te goed voor zijn? Hoe zou jij, zou u zijn als je op een andere plek, in een andere tijd was opgegroeid? Misschien is ons vernisje beschaving dikker, maar zijn we daaronder anders?
Ik las onlangs een boek, over twee jongens uit de Franse Elzas. Toen nazi-Duitsland dat gebied binnenviel, moesten ze gedwongen gaan vechten tegen de Russen. Eén van die jongens doet ver van huis vreselijke dingen, die zijn familie niet geloofd zou hebben van hem. Wat hij ineens slechter geworden? Nee, zijn omstandigheden waren veranderd en daardoor wat hij deed. Zou het nog zo kunnen gaan? Laten we onszelf maar niet verheffen boven die honende toeschouwers bij het kruis! Laten we er maar zwijgend bij gaan staan, en onze ogen richten op Jezus Christus, die daar hangt. Dan zullen we gelukkig nog andere dingen zien.
[de uitdaging: red jezelf]
De omstanders zien niets in Jezus, dat is duidelijk. Ze dagen hem uit, zowel de voorbijgangers als de leiders: kom van dat kruis af als je kunt! Wat een flauwe spot, zou je zeggen. Wie is er nu machtelozer dan iemand die is vastgespijkerd? Maar laten we wel bedenken dat Jezus hiervoor allerlei wonderen heeft gedaan. Zieken genezen, brood vermenigvuldigd, zelfs op water gelopen en een dode opgewekt. Het verhaal van de opwekking van Lazarus ging rond in heel Jeruzalem. Jezus had wonderlijke kracht, dat hadden de mensen goed begrepen. Maar nu lijkt dat voorbij. Zijn kracht is blijkbaar op, anders hing hij hier toch niet dood te gaan?
Anderen heeft Hij gered, zichzelf kan Hij niet redden… Anderen: de zieken die Hij genas, de blinden die Hij liet zien. Maar zichzelf: nee, dat is absurd. Als je aan het kruis hangt is het over en uit. Waarom ze Hem zomaar hebben kunnen vangen en veroordelen weten de omstanders niet, maar zichzelf kan deze Jezus niet meer redden. Dat is overduidelijk. Reddeloos is hij. Niet meer dan de laagste soort spot is het daarom om te roepen ‘red jezelf dan door van het kruis af te komen!’ . Het is alsof ze zeggen ‘wat is er nu over van al je praatjes?’ Ze hebben Hem afgeschreven.
[kan hij zichzelf niet redden?]
Even terzijde: kon Jezus werkelijk niet van het kruis afkomen? Voor de omstanders is dat absurd. Maar voor ons? Jezus is toch Gods zoon, ja God zelf, dat geloven wij toch in de kerk? Had hij dan niet van het kruis af kunnen komen? Dat is nog een lastigere vraag dan je zou denken. Als je het Markus-evangelie leest, krijg je stellig de indruk dat Hij het niet kon. Volgens Mattheüs zei Jezus echter in de tuin van Getsemané “weet je niet dat ik mijn vader maar te hulp hoef te roepen en dat Hij mij dan onmiddellijk meer dan 12 legioenen engelen ter beschikking zou stellen?”
Had Jezus op dit moment nog uit het lijden kunnen stappen? Je kunt er lang filosofisch over nadenken. Dat brengt ons echter niet verder vandaag. Weet je waar het om gaat? Om wat in vers 31 staat. De hogepriesters en schriftgeleerden spreken onbewust de waarheid. “Anderen heeft hij gered, maar zichzelf redden kan hij niet”. Hij kan het niet – echter niet in de zin van een logische of praktische onmogelijkheid. Het is eerder als iemand die een wethouder steekpenningen aanbiedt, en dat de wethouder dan zegt: dat kan ik niet aannemen. Kan dat niet? Hij hoeft zijn hand maar uit te steken… en toch kan het niet, als je wethouder bent. Net zo kan Jezus niet van het kruis afkomen. Hij kán het niet.
[Jezus de Redder]
Kijk naar Jezus, die daar hangt aan het afschuwelijk kruis, tussen al even afschuwelijke mensen. Hij kan zichzelf niet redden. Waarom niet? Omdat Hij heeft wat bij die schimpende toeschouwers ontbreekt. Hij heeft medeleven met anderen, medelijden, liefde. Daarom kan Hij zichzelf niet redden. Omdat hij het is die anderen redt, en dáárom kan hij zichzelf niet redden.
Ja, natuurlijk had Jezus het lijden kunnen ontwijken. Hij had gewoon niet naar Jeruzalem moeten gaan. Hij had gewoon niet naar de tuin van Gethsemane moeten gaan, waar Judas hem zeker kon vinden. Maar het is wáár wat de Joodse leider onwetend zeggen: anderen heeft hij gered, zichzelf kan hij niet redden. Want als Hij zichzelf zou redden, zouden zovele anderen nooit gered worden. Gered door Hem, door zijn dood en opstanding. Die scheldende toeschouwers, ze hebben rédding nodig. Uit hun gevoelloosheid, uit hun wreedheid, uit hun kwaad. Ze hebben redding nodig, van Gods toorn die over zulke woorden en daden gaat. Wíj hebben redding nodig, en de hele mensenwereld. En die redding komt er, omdat Jezus zichzelf geeft. Hij als enige die ánders is, die zich opoffert, die zijn leven geeft. Niet voor mooie mensen, maar juist voor miezerige en misselijke mensen – voor jou en u en mij. Hij kan zichzelf niet redden – want Hij wil ons redden.
Weet u wat? Het waren niet de spijkers die hem aan het kruis gehecht hielden! Nee, niet de spijkers ten diepste. Het is zijn liefde die Hem daar vasthoudt en niet deed vluchten. Anderen heeft Hij gered, tijdens zijn leven, en anderen redt Hij ook door zijn sterven.
Dát is het wonder van zijn dood. Dat is het ‘goede’ in Goede vrijdag. Dat al onze haat en smaad en kwaad op Hem kwamen, en dat Hij het heeft gedragen. Weggedragen tot in de dood. Al onze dingen die Gods toorn opwekken. Hij leed eraan, en Hij leed ervoor. Ook dat zien we hier gebeuren, in de gebeurtenissen bij het kruis. Waarom zou het straks duister worden op Golgotha, drie uur lang? Waarom gebeurt dat? Ik denk in elk geval hierdoor: door Gods woede over wat hier gebeurt. Deze moord, deze spot, deze totaal liefdeloze taal. Daar wil God zijn licht niet over laten schijnen, dan doet Hij elk licht uit, als duidelijk teken. Toen zijn denk ik de spottende praatjes daar ook snel verstomd… Maar het wonder is weer: op wie komt óók dit duister? Op Jezus. Hij hangt er middenin. Het treft Hem ook – Hem zelfs vooral, want Hij kan niet weg. Gods toorn over wat mensen doen, deze mensen en alle mensen, het verduistert Jezus’ levenslicht. Het treft Hem – tot aan de Godverlatenheid die wij verdienen. Tot aan de dood, waar onze daden op uitlopen. Het treft Jezus. En zo, zo redt Hij ons. Anderen redt Hij – zichzelf redden kán Hij niet. Wilde Hij niet. Want zijn dood is ons leven. Zijn lijden is ons bevrijden.
[slot]
Dat is het wonder van de Goede Vrijdag. Dat wat we elk jaar, en eigenlijk elke dag diep mogen beseffen. Dat Jezus zichzelf niet redde. Dat Hij integendeel óns redde. De poort is open waardoor wij naar de Vader mogen gaan. De weg wij wijst Hij uit onze schuld en liefdeloosheid, naar een nieuw leven met Hem. Anderen heeft Hij gered – halleluja, dat is waar! Dat deed hij aan het kruis. Zichzelf redden kán Hij niet – met diep ontzag moet ik zeggen: ook dat is waar. Want zó is Hij. Zoveel had de Heer over voor jou en mij. Hij kón niet anders. Natuurlijk kón het anders, maar hij dééd niet anders dan Hij deed. En dat is het wonder.
Laten we vooral Hem zó zien: vastgehecht aan het kruis, vastgehouden door liefde, niet door spijkers. Voor u, voor mij, voor al die vreselijke schreeuwers daar voor Hem. Hij heeft in overvloed wat wij te weinig hebben: wél medeleven, liefde voor stumpers, zelfs voor wie walging opwekt. Als ik rondkijk, naar al die schreeuwers bij het kruis, dan schaam ik me. Dan zijn wij mensen echt érg – en ik ben niet beter. “Beschaamd hoor ik mijn eigen stem Hem loochenen en smaden” – we zingen het zo dadelijk. Laten we maar niet teveel naar mensen kijken, die schelden, die een kruis uitvinden, die lachen om leed. Laten we vanavond kijken, kijken naar Hem: Jezus. Kijken en zwijgen. Kijken en zingen. Kijken en knielen en diepe aanbidding. Wát een Heer hebben wij, die zijn leven wilde geven voor slechte mensen – voor zondaars. Voor ons allemaal. Liefde hield Hem daar vast. Hij redt anderen, redt ons, en daarom niet zichzelf. Hem zij de eer, tot in alle eeuwigheid!
Amen
Pingback: Ook Jezus bad tot God en drukte zijn zorgen uit – Belgische Broeders In Christus