Tags

, , ,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro: vakantietijd]
De zomervakantie is voor veel mensen een tijd van genieten en van ontspanning. Ik zie vandaag aardig wat vakantiegangers in de kerk, en die zullen dat wel herkennen. Als je op een vakantiepark zit of in de buurt kampeert, dan hóef je even niet zoveel. Je kunt genieten van de natuur, wandelen of fietsen in het groen. Anderen hier zijn al terug van vakantie, en zijn weer opgeladen hopelijk. De zomervakantie is een tijd van genieten van het goede. Uit eten gaan, of mooie stadjes bezoeken. En ook als je thuis blijft, is dit een mooie tijd. Want je moet er niet vanuit gaan dat iedereen weg kan gaan, dat is helaas niet zo!
Deze tijd van het jaar heeft, ook als je thuisblijft, een soort sfeer van tevredenheid, zo is mijn gevoel. De zomer is een tijd van zegen. Alles groeit op de velden, de oogst wordt rijp; wij eten thuis bijna elke dag verse dingen uit de moestuin op het Kerkeveld. De agenda’s zijn leger. Als je dan op een zomerdag bent gaat zwemmen of in de zon ligt, als je geniet van een ijsje – dan kun je soms echt voelen: het leven is góed! Herken je dat gevoel? Kinderen, jullie ook. Als er een neefje of nichtje komt logeren, en je hebt de hele dag gespeeld, dat je dan ’s avonds tegen papa of mama zegt, zomaar ineens: het was zó fijn vandaag!

060ef585-9a3a-4e20-9cbc-aad812a78c4b
Maar… wat heeft dit alles nu met God te maken? Waarom begin ik mijn preek met zulke gewone dingen? Wel, dat gaan we vanmorgen horen. De zin uit de Bijbel die ik centraal stel, is Handelingen 14 vers 17, uit het gedeelte dat we net hoorden: “Hij (God) heeft blijk gegeven van zijn goedheid: vanuit de hemel heeft hij u regen geschonken en vruchtbare seizoenen, hij heeft u overvloedig te eten gegeven en u vreugde gebracht”. God geeft al het goede!

[de geschiedenis]
Het zijn woorden van de apostel Paulus. Samen met Barnabas is hij op zendingsreis door klein-Azië, het tegenwoordige Turkije. Hij is in de stad Lystra waar hij over God en over Jezus vertelt. Anders dan in andere steden waar hij hiervoor was, is er hier geen Joodse gemeenschap waar hij kan beginnen. De mensen zijn hier echt pure heidenen, die in de Griekse goden van toen geloven. Op een dag geneest Paulus door de kracht van Jezus een verlamde man, we hoorden het. Dat is trouwens typisch iets wat je ook nu nog wel hoort: juist waar mensen geen idee hebben van God of Bijbel, openbaart Hij zich door wonderen. Terwijl waar Hij al wel bekend is, dat veel minder gebeurt.
De verlamde man wordt dus genezen. En de heidense bevolking van de stad reageert sterk! Ze denken dat Barnabas en Paulus goden zijn die in mensengedaante zijn neergedaald op aarde. Ze denken: dit zijn Zeus en Hermes, de oppergod en zijn boodschapper. Dit zijn de goden onder ons, precies dezelfde twee als in dat verhaal wat ik aan de kinderen al vertelde. Ze komen kijken hoe wij ze ontvangen, of wij beloning of straf verdienen! En de mensen willen een goede indruk maken, niet dezelfde fout maken als in dat verhaal. De priester van Zeus komt al aanlopen met stieren en bloemenkransen. Ze willen offers gaan brengen aan Paulus en Barnabas – aan deze mensgeworden goden!
Paulus en Barnabas hebben eerst niet door wat er gebeurt, wat ze verstaan de lokale taal niet. Je hebt dat misschien ook wel eens meegemaakt op vakantie, hoe onhandig het is als je de mensen niet verstaat. Maar als ze zien wat er gebeurt, willen ze het offeren meteen stoppen. “Wat doen jullie! Wij zijn mensen, net als jullie. Geen goden, maar boodschappers van de levende God”. En ze gaan meteen deze heidense mensen een heel basale boodschap brengen over Hem. Een boodschap die ook wij mogen meenemen.

[wij allen leven uit Gods gevende goedheid op zijn wereld]
Wat is die boodschap? Deze: dat alle goede dingen die de mensen daar ervaren, geschenken zijn van de levende God. Niet van ‘een God’ – want de mensen daar geloofden al in allerlei goden. Maar dat zijn afgoden, bedenksels van mensen. Nee, al het goede komt van de ene God, de echte, de levende, Hij die hemel, zee en aarde heeft gemaakt. In gedachte zie ik Paulus spreken komen met gebaren: ‘dat u geen afgoden moet vereren’ (afwerend gebaar naar de offerdieren en de tempel en het godenbeeld ervoor), ‘ Maar de levende God die de hemel en de aarde en de zee heeft geschapen en alles wat er leeft’ (en hij gebaart naar alle kanten: naar de groene velden rond de stad, naar de lucht en de rivier, en ook naar zichzelf en de mensen). [herhaal] God, dé God, de schepper van het heelal. Hij heeft alles gemaakt, hij houdt alles in stand, en hij geeft dagelijks zoveel goede dingen. De mensen in Lystra kenden deze God niet, en dat geeft Paulus ook toe “in het verleden heeft Hij alle volken hun eigen weg laten gaan”. Maar of je Hem nu kent of niet, we leven omdat Hij het geeft. We leven op zíjn wereld, we zijn zijn maaksel. En alles wat we hebben komt van Hem.
Dat is niet alleen waar toen in Lystra, dat geldt vandaag nog net zo. Als je in de vakantie geniet van het goede, of als je gewoon je werk doen. Al het goede komt van boven. Het is er niet zomaar, het is een gave. Iets waar je God voor mag danken, moet danken zelfs denk ik. Een basisbesef van geloof is dit: er spreekt niets vanzelf. Het zijn blijken van Gods goedheid. Als je met je gezin naar de Apenheul gaat, als je geniet van een verse perzik, als het gezellig is met vrienden: het zijn allemaal cadeaus van God. Voor jou! En kinderen, wat doe je als je een cadeau krijgt? Dan zeg je op zijn minst ‘dank je wel’, toch? Doe dat dan ook aan het einde van een mooie vakantiedag. Dank God!

[tegen de ‘leegte’ in]
Ja, dit klinkt misschien wel heel basic. Maar Paulus moet bij deze heidense mensen ook bij de eerste basis beginnen. En het is goed dat wij dat ook horen. Geloven, wat is dat? Het is niet allereerst bijvoorbeeld ‘geloven dat Jezus voor je zonden gestorven is’ of zo. Dat zit er ook bij, maar dat is een vervolg dat verder bouwt op een basis. En die basis is: dat je beseft dat je leeft op Gods wereld, uit zijn gevende goedheid.
Deze basis ligt er niet vanzelf. Destijds niet. Mensen hadden zelf afgoden bedacht. Paulus zegt daarover, als je letterlijk vertaalt: “dat jullie je afkeren van deze leegheden”. En dat trof mij. Want mensen vandaag geloven niet meer in allerlei goden. Maar ze hebben wel last van leegheid! Leegheid. Als je niet van God weet, is het heelal leeg. Dan is er geen plek voor je dankbaarheid en ontzag. Terwijl je die soms toch in je voelt opborrelen. Wanneer je net een kind hebt gekregen, dan zie je die kleine baby als een wonder. Maar een wonder van wie, als de hemel leeg is? Als ouder ben je als vanzelf dankbaar als alles er goed mee is. Maar dankbaar aan wie, als je van God niet weet? Leegheid, dat is waar je dan op stuit.
Of een ander voorbeeld. Mijn broer maakt momenteel een trektocht door de Verenigde Staten en hij deelt foto’s op een blog. Hij was in Yosemite National Park en ze waren heel vroeg opgestaan om de zon te zien opgaan precies midden in een bepaalde smalle vallei. Een ongelooflijk mooi gezicht, als ik de foto’s mag geloven. Je voelt een soort ontzag. Als je gelovig bent, dan kun je zeggen “Heer, wat hebt u dat mooi gemaakt!” Maar als je van hem niet weet? Ja, dan is het gewoon zo. Toevallig ontstaan. Wat moet je dan met je gevoel van ontzag? Net als wanneer een prachtig muziekstuk je raakt, diep van binnen. Wat ís dat dan? Het dominante verhaal in onze maatschappij is dat de hemel leeg is, dat de dingen gewoon zijn wat ze zijn. Maar ik mag u verkondigen, net als Paulus door een verkondigde: het komt van God! Al het goede is zijn gave. Dat je leeft, is omdat Hij het geeft. En Hij is het passende adres, voor onze dankbaarheid en onze ontzag, en al het andere.

[‘keren tot’: dankbaarheid en ontzag]
Ja, riep Paulus toen op, en zeg ik nu ook, “dat je je afkeert van de leegheid, en je keert tot de levende God”. Dat is de enige juiste houding, want wij zijn mensen op zijn wereld. Is jouw, is uw leven naar de Heer gekeerd? Met dankbaarheid voor het goede dat Hij geeft? Met ontzag door wat je van Hem ziet? Met vragen misschien ook wel, daar kom ik zo nog even op. Maar heb je je al naar Hem gekeerd? Of leef je maar een eind weg, liggend in de zon en likkend aan je ijsje – zonder je af te vragen van wie alles komt?
Maar hóe keer je je dan tot Hem? Ik denk dat die twee dingen belangrijk zijn die ik al noemde: dankbaarheid en ontzag. Neem niet alles als vanzelfsprekend aan, maar wees dankbaar. Durf het ook uit te spreken, al is het maar in een paar woorden: ‘God, dank u wel’. Een gelovig mens is een dankbaar mens – juist het tegenovergestelde wat je tegenwoordig al te vaak tegenkomt: een rechthebbend mens. Iemand die denkt dat hij of zij overal wel recht op heeft, en luidkeels protesteert er iets niet meteen geregeld wordt. Moeilijk om mee samen te leven. Terwijl iemand die het wonder ziet in alles wat je krijgt, prettiger in het leven staat. Wat voor soort mens ben jij eigenlijk?
En dan is er ook ontzag. Besef dat wij kleine mensen zijn en dat de wereld vol grote wonderen is. Het wonder van liefde tussen mensen, het wonder van een zonsondergang… Het vult je, of het zou je moeten vullen, met ontzag. Godsdiensten wereldwijd voelen dat. Die hebben daarmee althans iets van wat onze tijd zo kwijt dreigt te raken: dat er een groot geheim is achter de dingen. En u en jij mag het vandaag horen: dat geheim is God, die alles maakte. Het is de vader van Jezus Christus, die ook jouw hemelse vader wil zijn. Voor Hem is dankbaarheid en ontzag op zijn plaats!

[tegenwerping: het is niet alles zegen en vreugde…]
Eén tegenwerping wil ik wel benoemen. Als ik zo sprak over al het goede dat van God komt, dan zal er ongetwijfeld iemand denken, en misschien ook wel pijnlijk voelen in zijn eigen leven: ja, maar niet alles ís goed! Zoveel pijn in je hart, zoveel ellende in de wereld veraf en soms ook heel dichtbij… Laat ik me dan háásten om te erkennen dat dat óók een stuk werkelijkheid is. Iets wat je je nog veel intenser kunt voelen dan een gevoel van welbehagen in de zomervakantie. Dit moet ook benoemd worden.
Toch maak ik meteen een kanttekening: voor de ene mens is dit een diep gevoelde vraag. Voor de ander is het een manier om God op afstand te houden. Ik maak dat iets te vaak mee als ik met iemand over de dingen van God praat, en het gesprek komt net ietsje te dichtbij, dat iemand dan roept ‘ja maar, al die ellende in de wereld dan?’ Want als je daarover gaat zitten redeneren, dan hoeft het niet meer te gaan over jouw houding tegenover de grote Gever van het leven…
Maar inderdaad, er is niet alleen zegen en vreugde op aarde. Ook verdriet en pijn is er, en die kunnen elk gevoel van dankbaarheid of ontzag compleet overstemmen. Daar is heel veel over te zeggen, júist als je in God gelooft. Want onze God is niet alleen de grote Gever daarboven, maar Hij is het ook die in Jezus mensgeworden is. Niet zoals de goden mens werden in dat heidense verhaal – om eens rond te kijken wat wij doen en dan beloning of straf uit te delen. De echte God is ook mens geworden, in Jezus. Maar zo is Hij gekomen om te délen in ons lot, met vreugde en verdriet. Hij weet ook van jouw stille tranen af! Hij kent de pijn van het leven op aarde. En Jezus droeg het méé, en Hij brengt redding. Hij is nóg bij ons, door zijn Geest. Ook in de pijn en de vragen.
Ja, hier zou veel over te zeggen zijn. Maar dat bouwt allemaal voort op die allereerste basis: dat wij mensen zijn die leven van wat God geeft. En dat we ons daarom tot Hem mogen en moeten keren. Want daar zit het probleem: dat doen we uit onszelf niet. En daarom… daarom keert Hij zich tot ons. Dat is het evangelie van Jezus. Het gebouw dat hoog oprijst boven deze basis. Daarover mag je steeds meer horen, hierin de kerk of uit de Bijbel. Om zo nóg diepere dankbaarheid en ontzag te krijgen voor zó’n God!

[oproepen tot gewenste reactie]
Onze tekst van vanmorgen is niet zo diep, niet zo hoog. Maar het is wel waar: God geeft zon, regen, vruchtbaarheid, voedsel en vreugde. We mogen er elke dag van genieten! En dan begint geloven dus heel eenvoudig. Met dat je dit erkent, dat je dankbaar bent, en je tot Hem keert. Als je dan vakantie viert, lekker eet, geniet van de zon: dank de Heer voor al dat goede. Kinderen, jullie ook. Ga vanavond maar eens de mooie dingen opnoemen, en bedank je hemelse Vader er eerbiedig voor!
En dan mogen we ook verder gaan dan deze basis. Want als we leven op Gods wereld, als je zijn goedheid en grootheid ziet, dan mag je je ook wel afvragen: wie is Hij? Hoe wil Hij dat ik leef? Kan ik Hem kennen? En ja, dat kan! Ik ben wel benieuwd wat Paulus nog meer heeft gezegd daar in Lystra, we hebben alleen een beginnetje opgeschreven gekregen in de Bijbel. Hij zal ongetwijfeld verteld hebben over Jezus, over Gods weg vanaf Abraham… ach, zoveel. U mag daar ook meer van weten, het staat in de Bijbel. Neem deze vakantietijd dan ook tijd om je daarin te verdiepen. Laat je geloof maar méér zijn dan ‘God is goed en ik heb het goed’. Het is een begin, daar niet van! Maar slechts een begin. Leer voor alles Hem kennen in het gezicht van Jezus zijn zoon!
Daar gaan we van zingen. ‘Die zijn liefde aan mijn openbaart, mij rechtvaardig in zijn Zoon verklaart, elke dag mij in zijn hand bewaart. Hoe groot is God voor mij!’
Amen