Tags

,

N.a.v vraag 33 uit de Heidelbergse Catechismus

Schriftlezingen:

Johannes 1:1-18: Jezus de eniggeboren Zoon
Romeinen 8:12-17, 28-30: Jezus de Eerstgeborene onder vele broeders

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
ergens in ons land waren een man en een vrouw getrouwd. Maar ze kregen geen kinderen. Dat maakte hen droevig, want ze hadden wel graag een kind gehad. Na verloop van tijd begonnen ze daarom te denken over adoptie. Zoiets kost heel wat tijd en werk, maar na verloop van tijd konden ze een kindje adopteren. Een lief klein meisje uit China. Een paar jaar later adopteerden ze zelfs nóg een kind, eveneens uit China, nu een jongetje. Erg blij waren ze met hun gezinnetje, en het voelde echt als ‘hun’ kinderen. En trouwens, dat zíjn het ook. Op het gemeentehuis ingeschreven als hún kinderen, met alle rechten en plichten die daarbij horen. En deze kinderen hielden van hun vader en moeder. Dat ze er wat anders uitzagen, deed er echt niet toe!
Toen, weer een paar jaar later, kwam er een verrassing. De moeder werd tóch zwanger. Wie had dat ooit gedacht? Maar het gebeurde. Er kwam een gezond meisje ter wereld, en nu hadden ze drie kinderen. Een van henzelf, en twee geadopteerde. Alledrie hún kinderen, en toch niet helemaal hetzelfde. Het gaf wel eens verwarring, als het oudste en het jongste meisje ergens heen gingen. “Je zusje?” zeiden de mensen verbaasd – of je zag het ze denken. Dat kan toch niet? Hoe kan een kind dat er duidelijk oosters uitziet nu de zus zijn van een oerhollands meisje? En toch was het zo! Een samengesteld gezin, heet zoiets tegenwoordig. Alleen in dit geval zonder echtscheidingen en nieuwe relaties! Alledrie wettige kinderen van dezelfde ouders.
Vanavond, lieve mensen, gaan we het hebben over het gezin van God. En ik wil u vragen om dit verhaal even in het achterhoofd te houden. Want weet u, ook de Here heeft een samengesteld gezin! Met een kind van zichzelf, en met geadopteerde kinderen.

[de vraag uit de HC]

De afgelopen weken hebben we gehoord over de tweede zin van de apostolische geloofsbelijdenis: “ik geloof in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Heer”. Telkens kregen we uitleg: wat de naam Jezus inhoudt, en wat het betekent dat Jezus de Messias is, de Christus. Vandaag zijn we aangekomen bij de woorden “zijn eniggeboren zoon”. Je zou nu uitleg daarover verwachten. Je zou de vraag verwachten: “Wat betekent het dat Jezus Gods eniggeboren Zoon is?” Maar die vraag staat er niet! Nee, de catechismus stelt een andere vraag. Eentje die het allemaal veel dichterbij brengt.
“Waarom heet Jezus Gods eniggeboren Zoon, als wij toch ook Gods kinderen zijn?” Kijk, daar komen we zelf in beeld. En het is een begrijpelijke vraag, concreet. “Jezus is de zoon van God”, dat hebt u vast al honderd keer gehoord, in elke kerkdienst klinkt het haast, denk ik. En er is nog iets anders dat we denk ik al vaak gehoord hebben: wie gelooft, mag een kind van God zijn. Als je gelooft, is God je hemelse Vader. Daarom zijn wij hier, als zijn gemeente, als zijn kinderen! Maar als je even nadenkt: Jezus is zoon van God, kind dus. En ik mag door geloof óók kind van God zijn. Maar ik en Jezus, dat is toch iets heel anders??? Mijn kind-zijn is toch niet te vergelijken met dat van Hem? Hoe zit dit eigenlijk? Wel, dat vraagt de catechismus dus ook! Door naar het antwoord te luisteren, leren we iets over Jezus, en iets over onszelf.
Ik heb mijn preek als titel gegeven “de Zoon en de zonen”. Als er in de Bijbel namelijk staat dat mensen Gods kinderen zijn, staat er letterlijk meestal “zonen”. De dochters zijn daarbij wel inbegrepen, natuurlijk. “De Zoon en de zonen” dus vanavond.

[Jezus de Zoon, eniggeboren]

Laten we beginnen bij de Zoon met een hoofdletter, bij Jezus. In de eerste Schriftlezing werd Hij genoemd “de eniggeboren Zoon”. Denk weer even terug aan dat gezin waar ik over vertelde. Ze hebben drie kinderen – maar toch is de derde hun eniggeboren kind. Hun eigen vlees en bloed. En zo is het ook met Jezus. De catechismus zegt: Jezus is de natuurlijke zoon van God. Hij is van hetzelfde soort als God, om het eens zo te zeggen. Hij is zelf God.
De eerste gelovigen, zijn leerlingen bijvoorbeeld, ontmoetten Jezus. Een man, een mens. Maar naarmate ze Hem beter leerden kennen, groeide in hen het besef: Hij is niet zomaar een mens! In Hem hebben we met God zelf te doen. Het gezag waarmee Hij sprak, de wonderen die Hij deed, de wijsheid en liefde van Hem… Langzaam of ineens drong het door: Jezus is werkelijk Immanuël, God-met-ons, waar de profeet van vroeger over had gesproken. Jezus is God – daar hebben we het in zondag 6 al uitgebreider over gehad. En tegelijk is Hij niet God de Vader, tot wie Hij bad en over Wie Hij sprak. Jezus is God, maar God de Zoon. De Zoon die zelf ook God is, de ‘natuurlijke’ zoon van God.
Het is belangrijk om dit vast te houden. Door de eeuwen heen zijn er namelijk mensen en stromingen geweest die dit ontkenden. Ze spraken wel over Jezus als ‘zoon van God’, maar wilden niet erkennen dat Jezus de natúúrlijke zoon van God is – zelf Goddelijk. Nee, zei men bijvoorbeeld, Jezus is een mens die helemaal vol is van Gods Geest, en daarom Gods zoon genoemd wordt. Zijn verbondenheid met God, zijn volmaaktheid en trouw maakt hem tot Gods geliefde kind. Maar van zichzelf is Hij toch een mens. Of misschien een bovenmenselijk wezen, maar niet God zelf. Van Aríus tot Kuitert komen zulke gedachten telkens weer op. De Bijbel echter leert anders: het Woord is vlees geworden! En dat is maar goed ook, anders kon Hij misschien zelf bij God horen, maar anderen verlossen kon hij dan niet – ook daar sprak de catechismus eerder reeds over.
Jezus is, zo staat er verder, de eeuwige zoon van God. Ook vóórdat Jezus geboren werd, was God al Vader en Zoon – en Heilige Geest natuurlijk. Jezus zelf zegt in het Johannes-evangelie: ‘eer Abraham was, ben Ik’. Jezus is de ééuwige Zoon. Want Hij is de eeuwige God. Hoe kan hij God zijn als hij ontstaan is in de tijd? Ook voor Jezus’ geboorte was de Zoon er. Hij komt van eeuwigheid uit de Vader voort, zeggen de oude theologen.
Hier begint het een mens te duizelen, want dit gaat ons begrip te boven. En iemand vraagt misschien nog: en hoe zit het dan met ‘eniggeboren’? Wanneer en hoe is de Zoon dan uit de Vader voortgekomen? Dat zijn vragen zonder antwoord, zeiden de oude kerkvaders al. Het woord geboren is natuurlijk bij wijze van spreken, in de Griekse grondtekst is het breder op te vatten. Bedoeld is dat Jezus Gods unieke zoon is, zijn eigen vlees en bloed, zélf God. Denk weer aan dat gezin uit het begin. Meerdere kinderen, maar slechts één is het éigen kind. En zo is het met Jezus en ons.

[de vele zonen (=kinderen) met Jezus als éérstgeborene]

Want ten tweede moeten we het hebben over de velen zonen, de vele kinderen van God. Want gelukkig, Jezus is niet alleen de eniggeboren Zoon. Hij is, zo zegt onze tweede Schriftlezing, ook de eerstgeboren zoon. De eerstgeborene onder vele broeders, zegt Paulus. En die broeders, dat zijn allen die door het geloof wordt aangenomen tot Gods kinderen. In zekere zin is Jezus de enige, de unieke, maar in een ander opzicht gelukkig niet. Het gezin van God is groter! Zoals bij dat gezin uit het voorbeeld: één kind van henzelf, maar toch is hun gezin groter, door de geadopteerde zon en dochter!

Op wat voor een manier zijn wij dan kind van God, de hemelse Vader? Op een ándere manier dan Jezus, een groot contrast. Jezus is eeuwig Gods zoon, Hij is nooit anders geweest. Maar voor een gelovige geldt wel anders. Een mens is niet automatisch een kind van God. Los van God is een mens uit zichzelf. Pas als je tot geloof komt, wordt een mens een kind van God. Daarvoor was je het niet, daarna ben je het wel. Dan word je geadopteerd. Dan leert de Heilige Geest je zeggen “Abba, Vader”. Zoals een geadopteerd kind moet leren wie er voortaan zijn of haar ouders zijn. Wij zijn Gods kinderen, maar aangenomen, niet altijd al.
En wij zijn dus ook niet van nature zonen of dochters van God. Dat denken mensen weleens: God is onze schepper, dus wij zijn zijn kinderen. Ja, zo zou het moeten zijn. Maar die band is verbroken, al vanaf het eerste begin. Paulus schrijft heel duidelijk, in Efeze 2: “wij waren van nature kinderen des toorns, evenals de anderen”. Je zou kunnen zeggen: het is juist tegennatuurlijk als een zondig mens een kind van de heilige God is. Het klopt niet! Zoals mensen soms verbaasd kijken bij een geadopteerd kind: heeft dat Chinese meisje Nederlandse ouders? Dat is niet natuurlijk!
Een kind van God zijn, dat is alleen uit genade. Het is om Jezus’ wil, leert de catechismus ons. Hij, de eniggeborene, wil de eerstgeborene zijn van vele broeders. Daarvoor is Hij gekomen, ja, Hij gaf zelfs zijn leven daarvoor! Het is een wónder, onbevattelijk. Waarom zou God mensen, zondige en opstandige mensen zelfs, willen opnemen in zijn familie? Wat wint Hij erbij? Maar Hij doet het! Uit liefde en ontferming alleen.

[de implicaties van deze adoptie]

Wat een goede boodschap is dit dan! Want denk je eens in wat een verstrekkende gevolgen deze adoptie heeft! Een adoptie door gewone ouders heeft al verstrekkende gevolgen, hoeveel te meer dan een adoptie door de Hemelse Vader?
Ik denk aan dat Chinese meisje dat werd geadopteerd door het Nederlandse stel. Hoe zou haar toekomst er uitgezien hebben als dat niet gebeurd was? Dan was ze opgegroeid in een of ander arm weeshuis in China. Dan had ze geen ouders gehad; dan had ze waarschijnlijk weinig liefde gekregen; dan had ze maar net genoeg eten gehad; dan had ze waarschijnlijk niet door kunnen leren. Wat was dan haar toekomst geweest? Waarschijnlijk al jong in een of andere fabriek werken…
Maar nu ze geadopteerd is, ziet haar toekomst er heel anders uit! Ze ontvangt liefde, ze heeft overvloed, ze kan zich ontplooien. Ze heeft ouders die echt van haar houden. En… dit is niet voor even, maar voor altijd! Want ze heeft een Nederlands paspoort. Als er iets gebeurt, kan ze terugvallen op de sociale voorzieningen die hier zijn en in China niet. Wat zijn haar vooruitzichten niet veranderd! Ze heeft een toekomst gekregen, zo kun je het wel zeggen.
En zo is het ook als God u als zijn kind aanneemt. Dan krijg je een andere toekomst! Niet leven, oud worden, doodgaan – maar ééuwig leven met Hem. Bovendien zorgt de Here zorgt voor zijn kinderen, zoals een goede ouder dat doet. Als kind van God krijg je boven alles ware liefde in je leven, dat waar zoveel mensen naar snakken – en het is niemand minder dan God zelf, de machtige schepper die van u houdt.
Wilt u weten hoeveel de Here u liefheeft? Hij heeft u evenveel lief als Jezus, zijn eigen zoon. Ja echt! Want een goede vader trekt niet zijn eigen kinderen voor boven de pleegkinderen, dat zou heel slecht zijn. En zo houdt de Here van u als van Jezus zelf! Hoort u dat! Dat is toch onvoorstelbaar? Want als Hij kijkt naar iemand die gelooft, dan is het alsof Hij Jezus zelf ziet.
En daarbij krijg je ook nog een hele schare aan broers en zussen, die ook bij deze Vader horen. Het is echt het toppunt van een gemengd gezin, sommige kinderen met sluik zwart haar, andere met of kroeshaar of blonde lokken! Maar allemaal horen ze bij dit éne gezin, de familie van God. Door de eniggeboren, en eerstgeboren zoon, Jezus Christus.

[Slot]

Wat een zegeningen voor wie aangenomen wordt door de Here als zijn kind. Toekomst, liefde, zorg, broers en zussen… De grote vraag is dan natuurlijk: hoe word je zo’n kind van de Vader? Bent u of ben jij het al? En het wonderlijke: het enige wat we hoeven te doen is te geloven in Jezus, de eniggeboren Zoon. Johannes schrijft het, we hoorden het voorlezen: “zovelen hem aangenomen hebben, heeft hij de macht gegeven om kinderen van God te worden, namelijk: degenen die in zijn Naam geloven”.
Als u slechts vertrouwt op Hem, maakt Hij u tot een aangenomen kind van God. Dan ontvangt u de Geest van aanneming tot kinderen, zoals Paulus zegt. Jezus roept u! Hij zegt: vertrouw op Mij. Vertrouw dat ik het ben, God die mens werd. Die alles goedmaakt tussen God en jou. Jezus wil u meenemen, naar zijn Vader die ook uw Vader wordt! Gods Geest wil u leren ‘Vader’ te zeggen. Durft u het te geloven?

Bid maar om dat vertrouwen als u het mist! En nog meer: dank Hem er maar om. Of u het nu zo voelt of nog niet, spreek het maar uit: “Here, Ú zegt het. En dan ís het ook werkelijk waar. Ik dank u dat ik uw kind mag zijn, door Jezus Christus. Al kan ik het maar nauwelijks geloven, ik dank u… Vader. Vader van Jezus, ook mijn Vader…”.
Jezus Christus, Hij is de eniggeborene, maar Hij is ook de eerstgeborene onder vele broeders. Hij verzorgt de adoptiepapieren. Hem zij de lof, in eeuwigheid!

Amen