Tags

,

Gemeente van Jezus Christus,

[inleiding]
ik heb tijdens mijn bezoeken hier al heel wat gehoord over hoe het vroeger was in het Westland. De wereld verdeeld in groepen. Om maar één voorbeeld te noemen: de katholieken tegen de protestanten. Katholieke kinderen mochten soms niet met de protestanten spelen. Want dat waren zíj, die anderen, die niet hun geloof deelden. Daar kon je weinig goeds van verwachten! Of nog zo iets: de gereformeerden tegen de hervormden. Zij zijn zo star, of die zijn zo vaag…
Gelukkig is dat tegenwoordig heel anders.Maar er is nog zo’n verdeling, en die speelt nog steeds. Wellicht niet in het dagelijks leven, maar dan toch in de hoofden van mensen, van u, van jou.. En dat is deze: wij – de christenen, de gelovigen, en zij – de mensen die niet geloven. Vooral als je zelf altijd bent opgevoed in een christelijke omgeving, dan kan dat heel diep zitten. Een voorbeeld: mijn zusje vertelde eens het volgende. Ze had op een reformatorische basisschool gezeten, en op een serieus-christelijke middelbare school. Nu stond er vlak bij allebei die scholen toevallig een andere school, die niet christelijk was. En zoals dat gaat, krijg je dan een soort concurrentie. Zíj – nee, dat is niets. De kinderen van die andere, ongelovige basisschool, die waren toch minder goed. En op de middelbare school gingen er wel eens verhalen rond over die andere school: “Weet je wat er op het Rembrandtcollege allemaal gebeurt – dit-en-dit!” Lekker roddelen, en intussen jezelf bevestigen: wíj zijn anders! Maar nu ging mijn zusje naar een vervolg-opleiding, en die was niet christelijk. Daar zat ze ineens naast mensen die op de andere scholen hadden gezeten. En mijn zusje vertelde: ik was eigenlijk verbaasd dat het zulke normale mensen waren. Geen groot verschil! Je kunt er zo vriendin mee worden…

Hier in het Westland heb je minder zo’n christelijke subcultuur. Maar toch… In de Bijbel, en in de kerk, wordt meestal niet positief over ‘de wereld’ gesproken. De wereld die in het boze ligt, zegt Paulus. De cultuur waarin wij leven is materialistisch, individualistisch, noem maar op. De maatschappij om ons heen wordt langzaam minder tolerant wordt tegen gelovigen. De wereld, de ongelovigen. Daar valt toch niet veel positiefs over te zeggen. Die moeten gerèd worden immers, verlost. Dat zijn ‘zij’, de andere groep. En wij, de gelovigen? We horen het in de kerk, lezen het in de Bijbel: gíj geheel anders. Een licht in een duistere plaats. Hemelburgers op aarde. Wel in de wereld, niet van de wereld. En zo voorts. Een verdeling in tweeën. ‘Wij’ kennen de waarheid, ‘zij’ niet. En OK, wij zijn bepaald niet volmaakt, maar ‘zij’, de ongelovige wereld, dat is helemaal donker. Duisternis daar. Toch?

[het verhaal]
Mensen uit de ongelovige wereld, die komen we vanmorgen ook tegen in het verhaal van Jona. Heidenen. Vorige week kwamen we ze al kort tegen: die mensen uit Ninevé. Waar Jona op neerkeek, waar hij een vijandig beeld bij had. Die mochten wel omkomen! En hij vluchtte, weg van zijn opdracht, op een schip naar het einde van de wereld. Een schip, ironisch genoeg, van ongelovigen. Zat hij er midden tussen!
Vanmorgen treffen we Jona op dat schip. En zoals we de vorige keer hoorden: God komt hem achterna met een storm. We vallen midden in het verhaal: “een zware storm op de zee, zodat het schip dreigde te breken”. Dat staat er wel zo kort, maar moet u zich voorstellen. Op zo’n houten schip, niet al te groot, zwaarbeladen. En dan komt de storm. De lucht wordt grijs, wordt zwart bijna. De wind suist door de touwen. De zeelui voelen het: dat wordt noodweer! En daar zie je de storm al komen. Donder rommelt onheilspellend, de golven rijzen omhoog. Hevige windvlagen komen aangejaagd. Rukwinden worden het, ze scheuren de zeilen. Het schip wordt alle kanten op geslingerd, je kunt haast niet blijven staan. Bliksemflitsen dichtbij, golven en regen doorweken je. Een mast breekt, het schip kraakt. Zó is de situatie!
De zeelui vrezen voor hun leven. Schipbreukgevaar, het schip kan letterlijk breken! En, zo staat er, ze bidden, een ieder tot zijn god. Nood leert bidden, dat blijkt maar weer. Ieder tot zijn god. Het schip is net een klein Ninevé, met allemaal mensen die de God van Israël niet kennen. Ongelovigen. En daartussen Jona, de profeet van de Here. Hij zal tussen deze mensen zeker wel een verschil laten zien?! Die zeelui: doodsbang, biddend tot goden die niet kunnen helpen. Maar hij, hij kent de ware God, de Schepper die zee en land in Zijn hand houdt. Hij weet waar hulp te krijgen is! Dat maakt toch alle verschil van de wereld, zou je zeggen!

[de zeelui beter dan Jona]
Ja, verschil is er zeker te zien tussen Jona en de heidense zeelui. Maar op een heel andere manier. Jona valt op in négatieve zin. Terwijl de zeelui, die heidenen, onverwacht positief uit de verf komen. Past dit verhaal eigenlijk wel in het Bijbelse plaatje??
Laten we er eens op letten. De zeelui bidden – OK, ieder tot zijn god, maar ze zoeken in elk geval hulp van boven. De kapitein komt Jona wakker ervoor maken: sta op! Roep tot je god! Hij doet toch ook wel mee? Maar Jona bidt níet. Er staat geen woord van. Hoe zou hij ook kunnen, als hij juist weggevlucht is van God? De zeelui bidden, Jona niet.
De zeelui, heidens als ze zijn, bedenken dat deze onverwachte storm wel de straf van een god moet zijn voor het één of ander – en ze hebben nog gelijk ook, in dit geval! Ze werpen loten om te zien wie de schuldige is. En door Gods leiding valt het lot op Jona. Hij is de schuldige! Maar wat opvalt, is hoe humaan, hoe netjes de ruwe zeelui met Jona omgaan. Als iemand jou en je schip in levensgevaar brengt, word je toch kwaad op hem of haar! Stel bijvoorbeeld, een dokter schrijft verkeerde pillen voor, met ernstige gevolgen. Dan ben je toch kwaad, dan wil je toch verhaal halen? Maar deze zeelui, vliegen ze Jona aan? Gooien ze hem ogenblikkelijk overboord, om van die onheilsmagneet af te zijn? Nee! Zelfs als Jona het zelf tegen ze zegt, doen ze het niet. Ze gaan roeien, misschien kunnen ze nog land bereiken. Pas als het echt niet anders kan, offeren ze dit mensenleven op, en pas nadat ze vergeving hebben gevraagd. Géén wraak, géén onverschilligheid over het leven van deze vreemdeling. Wat een zeelui! Vergelijk dat eens met Jona. Die gooit graag een complete stad met mensen overboord, Ninevé, zonder ze zelfs maar te waarschuwen. Beschamend!
Wat ook opvalt: Jona geeft zijn vlucht toe, maar hij bekeert zich niet, doet geen poging om om te keren. Want wat moest Jona doen, wat moet íeder doen die niet naar God luistert? Omkeren, gaan doen wat God zegt. Maar zo niet Jona! Hij gaat niet bidden of God het schip veilig aan land wil laten komen zodat hij alsnog naar Ninevé kan. Nee, Jona zegt: gooi mij maar overboord! Is dit de ultieme poging om onder zijn opdracht uit te komen? Het zijn opnieuw de zeelui die doen wat hij moet doen: proberen terug te keren. Zij doen wat hij moet doen!
Zij doen nog iets wat Jona niet doet: tot de God van Israël om vergeving bidden, terwijl ze Hem haast niet kennen. Zíj vragen vergiffenis omdat ze doen wat niet mag: iemand overboord gooien. Jona vraagt geen vergeving, zíj wel!
De heidense zeelui, dat zijn de goede mensen. Ja, het wordt nog gekker: zij zijn de beste gelovigen. Jona zegt wel in de storm ‘ik vrees de Here’, maar dat klinkt zo koud. Alsof je zegt ‘ik bent hervormd’. Maar van de zeelui staat er aan het einde: zij vreesden met gróte vrees de Here, dat wil zeggen met diep ontzag; ze offerden een slachtoffer en legden geloften af, ze wijden zich toe aan de God van Israël. Van hen krijgt God meer eer en dank dan van Jona, zijn eigen profeet.

[ook nu: ongelovigen vaak beter dan de kerk]
Wat is dit verhaal dan een ontmaskering. Ja, in princípe is een leven met God een leven van licht en liefde en goede daden, en zonder God is het donker en slecht. Maar hoe stelt de praktijk dan teleur! Hoe vaak zijn mensen zonder geloof, of met een ander geloof, niet een beschamend voorbeeld voor de christenen. Voor ons. Moslims die vijf keer per dag bidden, voor u, die nauwelijks bidt. En hoe vaak in de geschiedenis verzaakte de kerk haar roeping? Denk slechts aan de inspanning tegen rassendiscriminatie, of tegen de achtergestelde positie van de vrouw. Soms werd dat juist gelegitimeerd met de Bijbel in de hand. Of nog een voorbeeld: in de 19e eeuw, toen socialisten protesteerden tegen de uitbuiting van arbeiders, waar was de kerk? Ja, soms nog steeds: bijvoorbeeld inzet voor het milieu. De meest geheide christenen lijken daarbij juist nog te slapen in het ruim, waar mensen zonder God uit alle macht roeien.
Maar laten we het wat dichterbij halen. Kent u ze ook niet, van die mensen die zich met hart en ziel inzetten voor goede dingen? Die meefietsen in de Ride for the Roses, die altijd gul geven als er een collecte aan de deur komt? Maar niet gelovig. Die aardige buurman, altijd belangstellend en klaar om een helpende hand te bieden? Je ziet hem nooit in de kerk. Die vrouw, die veel vrijwilligerswerk doet ondanks haar leeftijd. Allemaal goede mensen… die Jezus niet kennen.
Zo is het soms, laat dit gedeelte uit Jona zien. De wereld ís niet zwart-wit. Was het maar zo simpel, dat gelovigen goed deden en anderen niet. Het kan ook andersom!
Zou u willen zeggen dat u beter bent dan de mensen om u heen die geen christen zijn? Zijn er niet juist verschillende waar je een voorbeeld aan zou kunnen nemen? Misschien niet in alles, maar toch zeker wel op bepaalde terreinen. En kent u ook geen mensen die christen heten, maar die slecht afsteken tussen andere mensen, als Jona tussen de zeelui!?
[Gods genade is breder dan wij]
Deze geschiedenis zet ons met beide benen op de grond. Geen getheoretiseer over ‘de wereld’ die alleen maar slecht is. Dan denk je te klein, dan moet je je ogen sluiten voor heel wat dingen. Gods genade is altijd wijder en breder dan wij wel geneigd zijn om te denken. Jona, die alleen van zijn volk, Gods volk, hield, dacht te klein. God houdt niet alleen van zijn uitverkoren volk. Nee, ook van de heidenen. De Here is niet alleen bezig met gelovige kerkmensen, zijn genade werkt overal. Overal waar mensen recht doen en liefhebben, wordt Hij daar blij van. Hij schrijft niet zo snel mensen af! Hij is juist altijd bezig om mensen bíj te schrijven als het kan.
Of om het eens anders te zeggen: God is niet de privé-god van de Joden. De God van Israël, zeker, maar Jona zegt het zelf, ook “de God van de hemel die de zee en het droge gemaakt heeft”. Hij is de God van de hele aarde, van alle mensen. God is al evenmin de privé-god van ons, christenen. Hij regeert over de hele wereld. Zijn Geest waait overal, soms op wonderlijke manieren.

[tegenwerping: wat dan meerwaarde van geloof?]
En nu kan er iemand denken: ja, maar… wat is dan de meerwaarde als je gelovig bent?? Wat maakt het nog uit dan? Wel, geloven is niet allereerst een beter mens zijn. Ik en u, ook al zijn we christen, zijn uit onszelf geen haar beter dan onze ongelovige buren. Maar geloven, echt geloven, dat is dat je God mag kennen. Omdat Hij je daarvoor heeft uitgekozen en opgezocht. Geloven is God kennen. Uit pure genade, uitverkiezing. Want wat zijn wij beter? Maar God koos Israël uit tussen de volken. Hij koos Jona uit als profeet. Niet omdat het nu zo’n vrome man was, maar omdat Hij het zo wilde. En als u, als jij de Here hebt leren kennen, dan is dat ook uit pure goedheid, omdat Hij u wilde kiezen.

Hem kennen, je leven met Hem leven, dát is de meerwaarde van gelovig zijn. Dan ben je niet ineens een beter mens dan anderen, maar dan heb je iets dat die anderen niet hebben. Een leven dat in relatie staat met God. Een problematische relatie soms – zie Jona – maar een leven waar Hij een rol in is gaan innemen. Een leven met hóger uitzicht. En dat maakt álle verschil van de wereld!
En, laat deze preek nu niet verkeerd verstaan worden, dat heeft ook invloed op hoe je leeft en doet. Dan geeft God ook aan hoe je moet leven. Met vallen en opstaan wórdt er iets van Zijn Leven in je zichtbaar. Maar nooit om trots op te worden, je te verheffen en anderen af te schrijven. Nee, dan ben je juist blij met alles wat naar Gods bedoeling gedaan wordt, waar en door wie dan ook. Overal waar liefde en recht werkt, daar dank je Hem voor en daar bid je voor. Want het gaat niet om ‘ons’ gelovigen tegen ‘hen’ ongelovigen, het gaat om God, wiens genade wijd en groot is. En geloven is Hem kennen, dát is de meerwaarde!

[ontvankelijkheid. doorgeven]
Tenslotte nog één ding. Uit dit verhaal blijft hoe er soms bij mensen een wonderlijke ontvankelijkheid is voor God. Alsof het vanzelf gaat! Een slechtere ambassadeur dan Jona hadden die zeelui wel niet kunnen treffen. Maar toch, er gebeurt iets. Dóór die paar woorden van Jona, en door alles wat ze overkomt, gaat God ook in hun leven een rol spelen. Mooi om te zien! En anders dan wij soms wel denken over onbekeerlijke ongelovigen!
Dat heeft ons iets te zeggen. Als je blijft steken in een wij-zij-denken, dan is de wereld zonder God een vijàndige wereld. Met die insteek ga je dan ook het evangelie uitdragen, met het idee dat mensen er niet voor open staan. Het andere kamp, immers! Mensen moeten van ‘hen’ naar ‘ons’. Een zware taak!
Maar wat zien we hier? Gód doet het werk! Hij gebruikt het bijzonder weinig enthousiaste getuigenis van een Jona. Hij opent deuren, het gaat als vanzelf, en het eindigt met een schip vol offerende mensen. Zo kan het ook!
Weet u, mensen moeten helemaal niet in ‘ons kamp’ terechtkomen, ze moeten bij God terechtkomen, bij Jezus. En dan kan dit verhaal een heel stuk rust geven. U bént niet beter dan anderen, u hóeft ook niet een ‘heel goede gelovige’ te zijn om voor Hem van dienst te zijn. Vertrouw maar op wat Hij doet. Gods Geest opent harten van mensen.
Als je denkt dat je beter bent, of zou moeten zijn, dan ben je te enen male ongeschikt om anderen te winnen voor God. Maar als je weet dat je net zo bent, alleen dat God jou heeft opgezocht, dan zou het wel eens kunnen. Als Hij u opzocht, waarom dan ook niet die ander?
Onderschat nooit wat God doet. Overal in de wereld, in algemene genade, zoals dat heet, maar ook in hoe Hij harten van mensen opent. Verrassend vanzelfsprekend soms. Want al zien wij ‘de wereld’ soms als een vijand, Hij niet. Gelukkig niet! Hij heeft de wereld lief. Weet u nog? God had de wereld zo lief, dat Hij zijn enige zoon gegeven heeft. Opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.

Amen