Tags

,

Gemeente van Jezus Christus,

[inleiding]
vandaag wil ik het eens met u hebben over omkeren – of bekeren zoals de Bijbel het vaak noemt.
Omkeren, dat betekent dat je verkeerd zit. U kent het misschien zelf wel, als u in een ombekende omgeving bent – op vakantie misschien. De routebeschrijving is niet helemaal duidelijk, en op een gegeven moment is het wel helder dat u de juiste weg kwijt bent. Je bent aan het dwalen. Maar wat doe je dan? Heel vaak blijf je dan maar wat rondrijden. “We moeten ongeveer die kant op, en dan zien we vanzelf wel weer iets bekends”. Omkeren? Nee, dat doe je niet snel. Vooral mannen hebben het daar moeilijk mee. Want je wilt niet weten dat je het spoor bijster bent. Of als je met een navigatiesysteem rijdt: “indien mogelijk, nu omkeren alstublieft”, dat is een irritante melding die je liever niet hoort.
Bekeren of omkeren, in de Bijbel is het hetzelfde woord, een belangrijk kernwoord dat vaak voorkomt. Maar tegelijk is het een begrip waar nogal wat misverstanden aan kleven. Mensen hebben er soms een negatief idee bij. Zo van : vroeger, toen werd er veel over bekering gepraat – nu gelukkig veel minder. Klopt, maar of het gelukkig is? Bij bekering denken mensen dan vaak aan iets éénmaligs wat je nodig hebt om een gelovige te worden, een ‘bekeerd iemand’. Dat komt omdat vroeger, en nu nog, het woord bekering vaak gebruikt werd als een synoniem voor ‘wedergeboorte’. ‘Je moet bekeerd worden’, werd er wel gezegd. Maar daar gaat iets fout! Je moet wedergeboren worden, zegt de Bijbel. Wedergeboorte is passief, maar je omkeren, bekeren? Dat is actief, iets dat je moet doen, iets waar de Bijbel veelvuldig toe oproept. Bekeer je!

Omkeren – het is iets dat helemaal centraal staat in dit hoofdstuk van Jona. Jona roept het: nog veertig dagen en Ninevé wordt omgekeerd – letterlijk. Maar de inwoners keren om – ze bekeren zich; en ze zeggen ‘wie weet zal God zich omkeren’. En dat gebeurt ook. Omdat de inwoners zich omkeren, wordt de stad niet omgekeerd.

[Jona’s opdracht: hij half, zij heel]
We treffen Jona aan opp het strand waar de vis hem heeft uitgespuugd. Hij is omgekeerd, letterlijk. Eerst weg van Israël, weg van God, maar nu is hij terug bij af. En de Heere geeft hem opnieuw de opdracht: Ga naar Ninevé en profeteer daar! Jona heeft zijn lesje wel geleerd, en hij gaat nu gehoorzaam op pad. Maar toch nog bepaald niet van harte, dat blijkt wel. Hij komt aan bij Ninevé, een heel grote stad. Drie dagen heb je nodig om alle wijken te bezoeken. Maar Jona gaat slechts één dag de stad in, dan verdwijnt hij van het toneel. Opdracht uitgevoerd – maar wel zo minimaal mogelijk.
Luister wat hij zegt, hij heeft maar een korte preek. Overal roept hij het: nog veertig dagen en Ninevé wordt ondersteboven gekeerd! Niet echt een vrolijke boodschap! Is dit alles wat de Heere hem in de mond legt, of zit er ook iets van hemzelf bij? Ninevé is immers de hoofdstad van Israëls vijanden. Dat die omgekeerd wordt, dat is precies wat Jona al de hele tijd wil. Oórdeel predikt hij, en waarschijnlijk niet zonder inwendig genoegen. Al is Jona dan letterlijk omgekeerd, inwendig lijkt hij toch nog dezelfde. Jona’s bekering is nog maar half, zo te merken.
Nee, dan de inwoners van Ninevé. Die bekeren zich helemaal, die draaien 180 graden om. Opnieuw zijn in dit Bijbelboek de heidenen een beschamend voorbeeld voor de gelovige Jood, net als de zeelui waar we eerder over hoorden! De inwoners van Ninevé, ze pakken het rigoreus aan, en dat na zo’n korte en sombere boodschap. Ze vasten, ze trokken rouwkleding aan: allemaal dingen waarmee ze laten zien dat ze berouw hebben en zich vernederen. De koning zelf gaat in het stof zitten. Iedereen moet meedoen aan de rouw. En het blijft niet bij uiterlijk vertoon. Er gaat een bevel uit: ieder moet zich bekeren van zijn slechte weg, van het geweld dat ze doen. Stoppen met uitbuiten, afpersen, liegen, welke zonde dan ook. Ze keren echt hun levensweg om: weg van al wat kwaad is. Want ze beseffen: dát heeft Gods brandende toorn opgeroepen, waardoor ze nu dit oordeel over zich heen krijgen.
Ze bekeren zich, keren hun levenshouding om. En dat zónder dat Jona daar iets over gezegd had.Er is hun niet beloofd dat dit de straf zal afwenden. Maar ze denken: wie weet zal God zich nog omkeren en ons genadig zijn. Wie weet!

[wat is bekering?]
Zo laten de inwoners van Ninevé ons iets zien van wat bekering is, omkeer. Afkeren van slechte daden, als dat er niet is dan is er geen echte omkeer. Je resoluut afwenden van dingen. Bijvoorbeeld als er iemand is die zijn geld op een oneerlijke manier verdient, dan moet zo iemand zich bekeren. Stoppen, het anders gaan doen voortaan. Dat is het eerste stuk van bekering. “Wie gestolen heeft, stele niet meer” zegt Paulus. Als je vloekt, moet je dat niet meer doen. Wie vreemdgaat, moet ermee breken. Zoals de mensen in Ninevé “zich bekeren, ieder van zijn slechte weg”. Want als je doorgaat, leidt dat tot de ondergang! Misschien niet meteen, maar nog even, nog veertig dagen… dan loopt het slecht af!
Alleen… als je je ergens van áfkeert, dan keer je je ergens anders naar toe. Als ik op weg ben naar een nachtclub en ik ga beseffen dat dat geen goed idee is, dan verander ik van richting. Ik keer om, ik bekeer me. Dáár niet heen! De vraag is alleen: waar dan wel naar toe? En dan zijn er allerlei mogelijkheden: naar huis, naar een vriend, of gewoon maar een eind rondrijden.
Waar keer je je náártoe, als je je afkeert van een slecht leven? Wat dat betreft is dit verhaal over Ninevé lastig. Want zij kenden de Heere niet, de God van Israël. Je áfkeren van een slecht leven. waar kom je dan automatisch terecht? Bij het leiden van een goed leven. Een oppassend leven. Brave burgers worden, die ieder het zijne geven. En natuurlijk, dat is veel beter dat wat ze eerst deden, maar toch ontbreekt er nog iets. Dit geval met de inwoners van Ninevé is bijzonder, want gewoonlijk is het in het Oude Testament het volk van God dat wordt opgeroepen om om te keren. Weg van afgoden, weg van zonden, waarnaartoe? Niet naar een braaf leven, maar naar de Heere! Naar een leven met Hem. Dat is nog heel iets anders! Nette mensen zijn er genoeg in de wereld. Maar God wil dat zijn volk Hem eert. Zich afvraagt: wat wilt ú dat ik doen zal? Hem líefheeft, en zich láát liefhebben door Hem. Dat is nog veel méér dan breken met grove zonden. Vroeger hadden ze het wel over een bekering ‘van de kroeg naar de kerk’. Een duidelijke verandering in iemand leven. Maar is het ook een bekering naar God toe? Soms wordt iemand er juist onuitstaanbaar door, als hij zijn leven betert in eigen kracht.
Bekering, niet alleen afkeren van wat verkeerd is, maar je ook keren tot de Heere. Bekeren ván iets, en bekeren tót Iemand. Tot de God die roept om om te keren.
[wie moeten zich bekeren? 1) zondaars]
Wie worden er dan opgeroepen om zich te bekeren? Wel, allereerst mensen die duidelijk op de verkeerde weg zitten. Die moeten omkeren natuurlijk. Net als u, wanneer u op de verkeerde weg zit, en de TomTom zegt ‘nu keren alstublieft’. Zondaars moeten zich bekeren. Die inwoners van Ninevé zijn een duidelijk voorbeeld. In het eerste hoofdstuk hoorden we over hen dat God zegt: “hun kwaad is opgestegen voor mijn aangezicht”. Zoals de rook van een grote brand: je ziet al van verre dat het fout zit. Zo was het in Ninevé. Het leek zo’n bruisende wereldstad, maar er steeg zondewalm op! En, dit gedeelte laat zien: die mensen wisten dat ergens zelf ook wel. Kijk naar naar de reactie op Jona’s boodschap. De oproep komt “laat ieder zich bekeren van zijn slechte weg en van het geweld dat aan zijn handen kleeft!” Ze zijn niet verbaasd, alsof ze van niets weten… Zo is dat tegenwoordig nog. Als er dingen in uw leven zijn die echt fóut zijn, waar u zich echt van moet afkeren, dan weet u dat best wel. Daar is geen lange preek voor nodig, toch? Laat dan vanmorgen de mensen uit Ninevé een voorbeeld voor u zijn, of voor jou. Kéér om, van je slechte weg, tot onze liefdevolle God en Zijn weg!
Wie moeten zich bekeren? Mensen die fout zitten! Alleen… dan blijft u, fatsoenlijke kerkganger, lekker buiten schot. Zíj moeten zich bekeren! Maar we hebben al gezien, zo werkt het niet in het boek Jona. Dit verhaal komt als een boemerang terug, júist op nette gelovige mensen.

[wie moeten zich bekeren? 2) allen!]
Want wie moeten zich bekeren? Alleen grote zondaars? We lazen net ook dat stukje uit het Nieuwe Testament. Enkele schriftgeleerden en Farizeeën komen naar Jezus – de nette kerkmensen van die tijd, zou je kunnen zeggen! Zeker geen grote zondaars. En tegen hén zegt Jezus harde woorden.
“De mannen van Nineve zullen opstaan in het oordeel samen met dit geslacht en zullen het veroordelen, want zíj hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona is hier!” Zíj hebben zich bekeerd, met andere woorden: jullie niet. Moesten die fatsoenlijke Farizeeën zich dan bekeren?? Waarvan dan?
Ja, dat is het schokkende van Jezus’ tijd. Johannes de Doper begon al te roepen: “bekeer u, want het koninkrijk der hemelen is nabij”. Tegen íedereen riep hij dat, vroom of niet, netjes of randfiguur. Bekeer je! Oók vrome farizeeërs. En Jezus neemt deze roept letterlijk over, lezen we bij Mattheüs: “bekeer u, want het koninkrijk der hemelen is nabij!” Dat wekte ergernis, júist bij wie zichzelf wel OK vond. Ik me bekeren? Net als nu spreken over bekering negatieve reacties kan oproepen. Want dan zeg je eigenlijk dat iemand op de verkeerde weg is. Terwijl je dacht dat je zo netjes op het padje liep.
Johannes en Jezus riepen namelijk niet allereerst op om je te bekeren ván iets. Van grove zonden. Dan kun je denken dat het mooi niet op jou slaat. Nee, Jezus roept om je te bekeren tót iets. “Bekeer je, want het koninkrijk der Hemelen is nabij – het koninkrijk van God”. Ga je richten op God en zijn wereld – dat is de opdracht! Dat gaat nog wel een stapje verder dan een net leven. Al doe je geen opvallende dingen verkeerd, dan kun je in je hart nog helemaal op jezelf gericht zijn. Niet het koninkrijk van God, maar dat van jezelf – je eigen plezier, of je eigen comfort en veiligheid. Anderen als middel zien, zelfs God zien als iemand die handig kan zijn of die je maar te vriend moet houden. Je eigen koninkrijk. En dan zegt het evangelie: heel aardig dat je een beschaafd mens bent, maar bekeren moet je – ja, ook jij! Bekeren tót God, tot het koninkrijk dat Jezus brengt!

Dan houdt Jezus ons hier allemaal een spiegel voor in die mensen uit Ninevé. Zij bekeerden zich op die korte woorden van Jona. En wij? Wat hebben wij allemaal al niet gehoord? Zoveel meer: over Gods liefde, over vergeving, over Jezus, over de verzoening aan het kruis. Zie, méér dan Jona is hier! Hebben wij ons dan al bekeerd: van wat fout is, maar nog veel meer, tót deze Heer? Zijn we gericht op Gods koninkrijk, of op ons eigen rijkje?

[NT boven OT (‘méér dan Jona’)]
Wij mogen een zoveel betere boodschap horen dan de mensen in Ninevé. Zij hoorden alleen over oordeel. En zo ís het: onze God haat het kwade, het openlijke of het geniepige. Maar meer wisten ze niet. Voor hen was er angst en onzekerheid, die veertig dagen lang. Moet u zich eens voorstellen, dat je daar leefde. Nog veertig dagen! De hele stad ging zijn leven beteren, want ze gelóófden het: over veertig dagen wordt de stad omgekeerd! Maar dan… nog 39 dagen, nog 38 dagen, 37, 35… hoelang hun vasten en bidden heeft geduurd staat er niet. Maar op een gegeven moment zullen ze alleen nog gewacht hebben: nog 20 dagen, nog 10, nog 5,2,1. Wat denk je op die laatste dag; hoe voel je je? Als de mensen in een oorlogsgebied misschien, waar elk moment een raket kan inslaan. Zou het gebeuren?? Ze hadden geen énkele garantie. Het enige wat ze hadden was dit “wie weet… wie weet zal God zich omkeren – ook Hij”. Angstige spanning. De dag kruipt voorbij… En dan komt de avond: ze zijn er nog, er is níets gebeurd. God heeft de stad gespaard! Wat een opluchting, wat een dankbaarheid!
Zo ging het in Ninevé. “Wie weet…” dat was het enige wat ze hadden. En wij, mogen wij niet véél en veel meer weten? Mogen we de Heere niet veel beter kennen? Wij zien het hier, en op nog zoveel plaatsen in de Bijbel: als een mens zich bekeert, zich naar God draait, dan keert de Heere zich zéker om naar die mens. Al dreigt hij met oordeel – en dat is geen loos dreigement – als u zich omkeert dan krijgt hij berouw over het kwade waarmee Hij gedreigd had. Is dat geen wonder? Onze God is een God die zich omkeert! Dat staat er letterlijk in dit hoofdstuk.
Is dat niet de omgekeerde wereld!? Ja, Hij keert alle logica om. Jezus, die zich als enige niet hoefde te bekeren, van wat voor kwaad dan ook, Hij neemt het gedreigde kwaad op zich, de straf voor onbekeerlijke zondaars. Door Hem mogen we het zeker weten, heel zeker: de Heere wil ieder met open armen ontvangen die zich omkeert. Geen “wie weet”, volle zekerheid: ‘wie tot mij komt zal ik geenszins uitwerpen’. Hij laat alle heidenvolken roepen. Jona’s missie naar Ninevé is er een eerste vage voorafschaduwing van. ‘Wendt u naar mij toe, en word behouden, alle einden van de aarde!’ Keer je om, dan zal ik je ontvangen!
Meer dan Jona is hier! Dat mogen wij wel zeggen, die deze boodschap mogen horen. We mogen zoveel zekerder zijn. Als u, als jij je bekeert – ván die zonde die je best wel weet, of ván uw correcte leventje zonder God… Als jij je bekeert – tót de Heere, tot deze liefhebbende God, tót het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid… Dan mag u het zeker weten: het komt goed! Niet alleen geen oordeel – zoals in Nineve, maar nog veel meer. U mag een kind van het Koninkrijk worden. Een ander mens worden, nu al – en het eeuwige leven.
Maar dan moeten we ons wél omkeren. Afkeren van kwaad, en keren tot God – niet tot een braaf leven zonder Hem. Laten we dat dóen, allemaal.Want de woorden van Jezus hebben ook een dreigende kant: De mensen uit Ninevé zouden u nog veroordelen. Zij hebben zich bekeerd. En wij? Want zie, méér dan Jona is hier! Wees geen vrome Farizeeër die zich ergert aan woorden als ‘bekering’. Wees ook maar geen Jona, die zich zo half en half wel omkeert. Doe als Ninevé! Keer om! Want zie, meer dan Jona is hier!

Amen