Tags

, , ,

Schriftlezingen: Prediker 4:9-12, ‘beter samen dan alleen’, 1 Thessalonicenzen 5, ‘aanwijzingen voor de gemeente’. Gehouden 18 januari 2015 in Poeldijk

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
Stel je bent soldaat! En niet zomaar een militair in Nederland nu, waar het vrede is, nee… een militair in oorlogstijd! In vijandelijk gebied. Dan komt het er op aan! Geen gala-uniform maar een camouflagepak, en liefst nog een scherfvest om je lijf. Soldaat in vijandelijk gebied. Je wapen is goed geolied en de magazijnen gevuld. Je aandacht mag niet verslappen. Dit is geen oefening, dit is écht!
Soms ben je moe of voel je je angstig. Gelukkig dan maar dat je je kameraden hebt! Je bent niet alleen, je maakt deel uit van een peleton of een nog groter verband. Samen heb je één doel en samen ben je sterk. Stel je toch voor dat je het contact met de groep zou kwijtraken! Dan sta je daar in je eentje, in vijandelijk gebied. Dan kun je niets beginnen! Het enige waar je dan nog mee bezig bent, is in leven blijven, en proberen je strijdmakkers terug te vinden. Een soldaat alléén is niets waard, al is hij nog zo goed gewapend en getraind; je moet op elkaar kunnen terugvallen. Want de oorlog is een hard bedrijf, zonder medelijden.

Vanmorgen staan we weer stil bij een aspect van ons jaarthema “delen met de ander”. De Bijbeltekst die centraal staat, is 1 Thessalonicenzen 5 vers 11. Paulus schrijft daar “Bemoedig daarom elkaar, en bouw de één de ander op, zoals u trouwens al doet”. Bemoedigen, elkaar opbouwen… Dit klinkt misschien als heel zachte taal, een beetje van dat socio-gepraat. Elkaar een hart onder de riem steken, troostende woorden. Opbouwend en bemoedigend met elkaar bezig zijn. Heel goed hoor, maar het moet ook weer niet al te knuffelig worden, denkt iemand. Het jaarthema roept het misschien al een beetje op: vreugde en verdriet delen, omzien naar elkaar. Vast heel goed, maar niet stoer, niet strijdbaar. Misschien zijn kerkmensen wel vooral heel líeve mensen, die geen vlieg kwaad doen…. “Bemoedig elkaar, en bouw de één de ander op, zoals u trouwens al doet”.

[de achtergrond]
Maar nee! Ik begon niet voor niets met een voorbeeld over soldaten. Paulus doet deze oproep niet aan brave burgers, hij richt zich op strijdende soldaten. Dat zullen we zien!
Aan wat voor mensen schrijft Paulus hier? Aan de christenen in Thessalonica, een stad in het Romeinse rijk. Ze zijn nog niet lang tot geloof gekomen. Paulus bezocht hun stad, heeft daar een tijdje gepreekt en is daarna verder gereisd. Het is maar een kleine groep mensen, de christenen, misschien nog minder dan wij hier in de kerk. Een kleine groep in een heel grote stad. Ze hebben te maken met wantrouwen en achterstelling: wat is dat voor een rare sekte? Waarom doen ze niet mee met onze levenswijze? En ze voelen zuigkracht om weer terug te vallen in hun oude leven.
De situatie van deze christenen lijkt op die van ons nu. Zijn wij, als volgelingen van Jezus, ook niet een kleine minderheid? De meeste mensen hebben niets met God en met Jezus. Ook nu wordt er soms negatief gedacht over mensen die geloven. Is geloof niet intolerant? Of iets van vroeger? Er is zuigkracht om mee te gaan in het spoor van de meerderheid, die geen God nodig heeft. Of voelt u dat nooit? De dreiging is reeël, dat we, ineens of sluipend, níet meer onze hoop op God stellen en Jezus komst’ verwachten. Dat we ons doen en laten niet meer laten stempelen door het volgen van Hem, maar gewoon een eind weg leven, net als zovele anderen. Zuigkracht, minderheid. Hoe houd je vol? En waarom zou je dat willen?
Paulus kent de situatie en schrijft een brief aan deze mensen. Hij reikt beelden aan om ze grip te geven op hun situatie. Hij zegt: jullie zijn als een stukje licht temidden van de duisternis. Om jullie heen is het vol zonde en vol afgoden, maar júllie zijn licht. En nog een ander beeld, waar het me nu om gaat: het is alsof je een vóórpost bent, een vooruitgeschoven groep soldaten in vijandelijk terrein. De andere partij heeft het nog niet door, maar straks komt de invasie, als Jezus terugkomt. En tot die tijd zijn jullie strijders in het gebied van de tegenstander.

Zo zijn wij ook, gemeente, of we zouden het móeten zijn. Een groepje strijders in de duistere wereld. Een verzetsgroep in bezet gebied. We vertrouwen dat de Here winnen zal, al zien we dat nu nog niet, al zijn we een minderheid. De grote invasie komt eraan, en dan komt de bevrijding! Hebt u zichzelf weleens zó gezien? Een christen zijn is niet burgerlijk-braaf, het is een gevaarlijk avontuur!
En hoe doe je dat dan? Als eerste schrijft Paulus: wees waakzaam – persoonlijk. Heb je wapenrusting op orde! “Laten wij, die van de dag zijn, nuchter zijn, bekleed met het borstharnas van geloof en liefde, en met de helm van de hoop!” – vers 8. Heb je eigen geloof op orde. En, zegt hij als tweede, bemoedig elkaar en bouw elkaar op. Alleen samen ben je sterk. Een advies voor strijders in de frontlijn! Woorden voor de mensen in Thessalonica, maar net zo goed voor ons.

[wat is bemoedigen/bouwen]
Twee dingen noemt Paulus: elkaar bemoedigen en elkaar opbouwen. Wat houdt dat in, en hoe doe je dat?
Als eerste ‘bemoedigen’. Dit begrip is op verschillende manieren te vertalen. In het laatste vers van het vorige hoofdstuk is het vertaald met ‘troosten’. Als iemand bang is, als iemand het niet meer ziet zitten, dat je er dan bént en helpt om dóór te gaan. Want als soldaat kun je soms geen moed meer hebben! Wat is het dan belangrijk als er anderen zijn om je een hart onder de riem te steken. Maar je kunt dit woord ook vertalen als ‘vermanen’. Het mag soms best even streng. Kom op, niet opgeven, niet afhaken, dóórgaan! Bemoedigen, je hoort het woord ‘moed’ erin. Elkaar moed geven, daar gaat het om. Moed om vol te houden in een donkere wereld, om je licht niet te laten doven, om te blijven geloven. Want soms is dat nodig. Of gaat bij u geloven altijd van een leien dakje?

Waarmee kun je elkaar dan bemoedigen? Dat kan eigenlijk twee kanten opgaan. Paulus wijst op Jezus, wat Hij deed voor ons en wat dat betekent. “Jezus Christus, Die voor ons gestorven is, opdat wij samen met Hem zouden leven”. Dat is het diepste houvast! Jezus die onze zonden vergeeft, die zijn leven gaf voor ons, die ons verlost en vrijmaakt. Als je dreigt op te geven, kijk dan eens naar wat Hij voor u over had! Zou u dan niet voor Hem willen leven en uzelf helemaal geven?
Aan de andere kant wijst Paulus ons juist voorúit! Naar de aanstaande komst van Jezus en Gods nieuwe wereld die dan begint. Je moet het dóel voor ogen te houden! Een Engelse soldaat tijdens de tweede wereldoorlog zal soms best even geen zin en moed meer hebben gehad. Maar dan dacht hij weer aan het grote doel: de bevrijding van Europa, het verslaan van de tirannie. Dan wist hij weer waar hij het voor doet! En zo ook als ík het soms niet meer zie zitten, als alles in de wereld donker en dreigend lijkt… Wat kan het me dan moed geven als ik hoor over Gods heerlijke toekomst! En dan wil ik ook weer zorgen dat ik daar kláár voor ben!
Bemoedigen dus. Maar er staat ook nog ‘bouw elkaar op’. Dat gaat nog een stapje verder dan bemoedigen. Bemoedigen is om vol te houden, maar dit is om verder te komen. Misschien moet je wel zeggen: tips en trucs uitwisselen. Hoe word je een ervaren soldaat? Door te leren van anderen die al langer in dienst zijn. Je ziet hoe een ander iets doet, en je neem je dat over. Soms krijg je ongevraagd een tip, soms vraag je raad. Bij moeilijkheden ga je samen overleggen. Want samen ben je sterker!
En zo is het ook in het geloof. Je kunt leren van elkaar, en van elkaars geloofservaring. Je zou toch wel dwaas zijn om al die ervaring van anderen links te laten liggen en zelf opnieuw het wiel uit te vinden! Samen kun je het hebben over keuzes die je moet maken en problemen die je hebt. Want samen weet je meer! Samen heb je meer van de Heilige Geest en van Gods wijsheid. Je kunt voor elkaar bidden en Gods leiding zoeken. Elkaar opbouwen, zodat hoofd, hart en handen toegerust zijn om te leven voor de Here!
Ja, als christenen in de frontlijn, toen of nu, is het heel hard nodig om elkaar te bemoedigen en op te bouwen. Elkaar wijzen op Jezus, elkaar wijzen op de toekomst, samen ervaringen uitwisselen en leren van elkaar. Wat is dat nodig, zodat we samen volhouden en verder komen!

[onderling geloofsgesprek]

Nu denkt iemand misschien: dat klinkt mooi en goed. Maar hoe ga ik dit nu in praktijk brengen? Wel daarvoor is het nodig dat we met elkaar spreken. Het klinkt als een open deur om in te trappen, maar dat is het niet. In Paulus’ tijd ging een kerkdienst heel anders dan tegenwoordig. Het was meer een soort interactieve bijeenkomst, waar allerlei mensen inbreng hadden. Zorgen en noden werden verteld en daar kon direct op worden gereageerd. Misschien is het beter te vergelijken met een Bijbelkring van nu dan met een kerkdienst van nu. Er staat heel duidelijk in onze tekst “elkaar” en “de een de ander”. Het gaat dus niet om bemoediging die u eventueel ontvangt van mij als predikant in de preek, het gaat om het ónderling elkaar bemoedigen en opbouwen, als gemeenteleden!
Wat dat betreft vind ik de inrichting van onze kerken behoorlijk belemmerend. De banken staan vast, letterlijk, en de opbouw van de dienst staat vast, figuurlijk. Ik zou graag eens tegen u zeggen: deel nu eens met elkaar iets waar u blij mee bent… [stilte] maar daar is onze kerk niet naar. Dus in onze situatie zullen we het vooral búiten de kerkdienst moeten zoeken, vreemd genoeg!
Bemoedigen en opbouwen gebeurt waar mensen met elkaar van hart tot hart spreken. Niet over koetjes en kalfjes, maar over het leven als christen. Als je met elkaar spreekt over wat je daarin moeilijk vindt, en als je elkaar dan op Jezus mag wijzen. Dáár gaat het om. Het gaat niet alleen om meeleven met elkaar, hoe goed ook. Maar dat we met elkaar kunnen en durven spreken over ons gelóófsleven. Daarnaar durven vragen en daarover durven te beginnen!
Waar gebeurt dat? Het kan overal zijn waar broeders en zusters elkaar ontmoeten, medestrijders voor de Heer. Bij het vissen of fietsen, aan tafel of bij de afwas. Hoe ongedwongener hoe beter. Juist waar het spontaan opkomt. Het hoeven maar enkele woorden te zijn, uit het hart, door de Geest gegeven. En tegelijk moeten we ook niet wachten tot het spontaan gebeurt. We mogen het zóeken, het spreken over Gods zaken. Zelf beginnen als de ander het niet doet.

[concreet: gezin, kring…]
Begin dan maar zo dichtbij mogelijk. In je eigen gezin, met je man of vrouw. Weet je van elkaar hoe je geloofsleven erbij staat? Probeer je elkaars geloof te versterken? Lees je samen uit de Bijbel, en heb je het daar dan ook over? Bid je samen? Wat Paulus ons vandaag voorhoudt, begint met je dichtstbijzijnde broeder of zuster: je partner, als je die hebt natuurlijk, en als die gelovig is. Als dat niet het geval is, heb je het moeilijker op dit gebied. Dan is het des te belangrijker om elders mensen te hebben die je bemoedigen en opbouwen.
Denk ook aan je kinderen. Je kunt hen bemoedigen en opbouwen, door met ze te spreken over waar ze mee zitten, en dat met de Here te verbinden. Hij heeft toch te maken met álles in ons leven? En trouwens, het is wéderzijds. Juist ook van kinderen en jongeren kunnen ouderen leren en bemoedigd worden door hun geloof. Nogmaals: áls dat tenminste iets is waar je samen over praat. En waarom niet?
Het kan in ontmoetingen met vrienden en kennissen. Niet dat je nu een uur over God praat, maar gewoon, als je een bakkie doet en de ander vertelt over iets waar hij mee zit, dat je zegt “God is er ook nog!” Of wat er maar passend is. Zoals soldaten in een vooruitgeschoven post. Die gaan ook geen gesprekskring beginnen, maar wát ze zeggen – veel is het niet – is op hun missie gericht. En u hébt een missie: leven voor de Here, standhouden en getuigen van Hem!

En er zijn ook plekken waar mensen speciaal bijeenkomen voor de opbouw en bemoediging. Als soldaten die overleg voeren, of samen de instructies nog eens nalezen en bespreken. In onze gemeente hebt u verschillende van die plekken: de gebedskring, elke 1e dinsdagavond van de maand. Vraag maar aan wie daar bij zijn: dat helpt om vol te houden en verder te komen! Ik denk ook aan de kringen: dat is méér dan Bijbelstudie voor de weetjes. Het is een plek om nu precies te doen wat er in onze tekst staat. En er is altijd nog plek voor nieuwe mensen!

[slot]
“Bemoedig elkaar en bouw elkaar op – zoals u trouwens als doet”. Ook dat laatste geldt gelukkig voor onze gemeente. Maar tóch spoort Paulus aan, en tóch spoor ik u aan: laat het groeien in ons midden. Georganiseerd of ongeorganiseerd, thuis of in de kerk, jong of oud. Kijk uw leven eens na: waar vind ik bemoediging en wordt mijn geloof opgebouwd? En dus niet alleen in de kerk. ‘Elkaar’ staat er, ‘de één de ander’. Zoek ernaar! Want u hebt het nodig!
Het kan ook zijn buiten onze gemeente. Gods kerk is veel groter, een wijdvertakt netwerk van broeders en zusters. Misschien vind je hier bijvoorbeeld weinig mensen met jouw interesse, of weinig leeftijdsgenoten – zoek dan maar breder. Eén soldaat alleen in vijandelijk gebied redt het niet, je hebt elkáár nodig. En trouwens, we moeten niet onderschatten hoeveel oud en jong van elkaar kunnen leren, en heel verschillende mensen. Als we maar werkelijk ópen staan voor elkaar en elkaars noden en wijsheid.
Samen spreken over je geloof. Nog niet eens met een ongelovige, maar gewoon met elkaar. Doen we het? Want anders zullen we aan het eerste zeker niet toekomen! Ja, en het is best eng. Je bent kwetsbaar als je dichtbij laat komen. Maar besef: we zijn strijders met één en dezelfde missie! Of om nog een mooier beeld te gebruiken: we zijn één gezin, kinderen van één Vader. Zouden we dan ons hart niet durven openen voor elkaar, in die veilige ruimte? Doe het maar!
Ik sluit af met een opmerking die me trof. Er staat nérgens in de Bijbel een bevel om stille tijd te houden, persoonlijk op je kamer. Maar er staat herhaalde malen die oproep om elkáár op te bouwen, te bemoedigen en aan te sporen. Laten we dat dan doen! Opdat de Here ons wakend vindt bij zijn komst!
Amen