Tags

,

Gehouden op 12 oktober 2014 in Poeldijk

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
als we de televisie aanzetten, het wereldnieuws, zien we allerlei aangrijpende en verwarrende beelden. De wreedheden van IS in Irak, de wreedheden van Assad in Syrië. Israël en Hamas de afgelopen tijd. Deze zomer die vreselijke vliegramp in Oekraïne, en nu nog steeds gevechten daar. Dreigende taal uit Rusland. Oprukkend moslimextremisme ook in ons land. Ebola. De voortdurende economische crisis in Europa – ook bij ons in het Westland goed te voelen. Ach, ik kan wel doorgaan. Ik heb het verschillende mensen horen zeggen de laatste tijd “het lijkt wel of de wereld in brand staat”. Allerlei beelden schotelt de TV ons voor. En je gaat denken: waar gaat dat naar toe?
Allerlei beelden laat het Bijbelboek Openbaringen eveneens aan ons voorbij trekken. En veelal óók nogal verwarrend en dreigend. Als je even door het laatste Bijbelboek bladert kom je vanalles tegen: een draak, een zevenkoppig beest, wijnpersbakken vol bloed, een brandende berg die in zee stort, legers en strijd… Het is niet meteen duidelijk wat je er allemaal mee moet, maar op een of andere manier zegt het blijkbaar iets over wat er gaande is in onze wereld. Er is verband tussen déze beelden en de beelden die we om ons heen zien! Alleen: welk verband? Dat gaan we hopelijk de komende tijd zien!

[geen puzzelboek]
Aan het begin van deze prekenserie wil ik meteen even een misverstand opruimen. Soms is Openbaringen wel gelezen als een soort puzzelboek. Zo van: het beest uit de zee slaat op het verenigde Europa, of op de islam. Het getal 666 slaat op het internet – immers: www, en w is de zesde letter van het hebreeuwse alfabet. En ga zo maar door…
Op deze manier moeten we de Openbaring Voor wie zijn deze visioenen opgeschreven? Voor christenen in de eerste eeuw. Wat hadden zij aan profetieën over internet en andere dingen van 2000 jaar later? Nee, dit boek had allereerst hen tóen iets te zeggen. Wij, als latere lezers, mogen over hun schouders meekijken en er dan ook iets van meenemen.
Ik wil daarom deze preek beginnen met een stukje over degenen aan wie Openbaringen is gericht. Zeven christengemeenten in Klein-Azië, het tegenwoordige Turkije. Als we hun situatie in het achterhoofd houden bij het lezen van het boek, zullen we voor veel vergezochte uitleggingen behoed blijven.

[context]
Hoe was de situatie van die eerste christenen? Ze bestonden daar in Klein-Azië uit kleine gemeentes, een kleine minderheid in een cultuur die allerlei goden vereerde. Onder deze goden namen de Romeinse keizers een belangrijke plek in. Ja, natuurlijk was de keizer een mens, maar zo werd dat destijds niet gezien. De keizer zorgde als een god voor de voorspoed van zijn onderdanen. Hij werd letterlijk aanbeden en er werden offers gebracht aan hem. Feesten ter ere van hem en zijn overleden voorgangers vormden het cement van de samenleving. En dan al die andere goden nog! Afgoden, volgens de christenen. Maar… ze beheersten wel de cultuur!
Religie was niet iets voor achter de voordeur, héél de maatschappij was gebaseerd op eerbied voor de goden en de keizer. Wilde je in de handel vooruitkomen, dan moest je bij een gilde horen. En waar kwamen die gildes bijeen? Bij offermaaltijden in een tempel! Wilde je in de samenleving hogerop komen, dan moest je toch wel meebetalen aan een nieuw beeld ter ere van de keizer. Wilde je geld lenen, dan moest je bij één van de tempels zijn! Had je vlees nodig – de heidense tempels waren de plek waar dieren geslacht werden.
Je kon het gewoon niet ontlopen. Regelmatig kwamen processies langs met gezang en gejuich. Je was toch wel vreemd als je dan niet je huis uitkwam en meedeed. Bovendien werden er dan soms geld of voedsel uitgedeeld, dat laat je toch niet schieten? Ging je naar de markt, dan zag je de stadstempel, rook je de wierook en hoorde je het gezang. Verliet je de stad, dan kwam je langs een groot altaar bij de poort. En ga zo maar door!
Moet u zich voorstellen dat je in díe samenleving christen was. Dat je niet meedeed, niet mee wilde doen aan de verering van de goden en van de keizer. Dan hoorde je er niet bij. Dan liep je kansen mis. Dan had je kans dat je gedoe kreeg. Er was niet echt christenvervolging, maar het gebeurde toch steeds vaker dat een broeder of zuster zich moest verantwoorden. In één van de gemeentes was zelfs iemand omgekomen vanwege zijn geloof!
Kunt u zich voorstellen hoe lastig het toen was om te geloven in Jezus als enige Heer? Hoe verleidelijk moet het zijn geweest om water bij de wijn te doen. Ach, zo’n offermaaltijd, wat maakt het ook uit? Je moet toch ook eten, nietwaar! Of ach, die keizerverering: de Here begrijpt toch wel dat je je niet helemaal afzijdig kunt houden! Anderen wilden geen compromis sluiten, maar voelden de gevolgen: achterstelling, moeite om geld te verdienen, geen promotie maken… Zó was de situatie! De goden en de keizer drongen zich op, groot en reeël, en de God van de christenen, van Jezus? Hij bestónd voor de meeste mensen niet eens!

[wat Johannes ziet: God centraal]
En dán, in die situatie, geeft Gods geest Johannes zijn visioenen. Hij schrijft ze op, en de christenen uit de zeven gemeentes hoorden ze voorlezen. En al horend komen ze ineens in een compléét andere wereld. Laten wij ons ook maar laten meevoeren!

Johannes ziet een deur in de hemel. Hij gaat daar naar binnen. Blijkbaar komt hij in een immense ruimte. En wat ziet hij? God op zijn hemelse troon. Hij, en Híj alleen staat centraal: de machtige, heilige, levende God. Het enige wat Johannes ervan kan zeggen is: Hij straalde als jaspis en sardius, als edelstenen. De Here is zo stralend, dat kun je niet in woorden uitdrukken. Wat een indrukwekkend gezicht! En Johannes hóórt ook wat. Uit de troon komen bliksem en donder en stemmen. Alles bij elkaar genoeg om door ontzag overweldigd te worden.
De Here staat helemaal centraal. Al het andere wat Johannes ziet, is rond Hem gegroepeerd. Eerst een regenboog. Dan zeven fakkels. Dan vierentwintig oudsten op tronen. Dan vier dieren vol ogen. Weer daar omheen ontelbare engelen. En daarbuiten weer, tot aan het einde van Johannes’ blikveld: alle schepsels uit het heelal. Concentrische cirkels, zou je kunnen zeggen. Zoals de schillen van een ui, zoals de planeten rond de zon. Allemaal zijn ze gericht op dat middelpunt: de ene troon in het midden.
Ik ga niet elk van elk van die cirkels uitleggen waar ze voor staan. De oudsten, de dieren, de ogen… Nee, laat dit beeld eens op u inwerken. Hoe álles is gericht op het centrum: God. Want al die kringen bewijzen God eer. De dieren roepen: Heilig, heilig, heilig! De 24 oudsten knielen en zingen en leggen hun kronen voor de troon van God. Alle tienduizenden engelen juichen. En tenslotte juicht ieder schepsel, alles wat bestaat mee. “Aan Hem die zit op de troon, en aan het lam: alle eer!”
Dit is geen heilige rust, geen gewijde stilte. Nee, het is één ontzagwekkende lofprijzing van het hele heelal, voor die Éne in het midden.
[waarom ze eren]
Waarom eren ze Hem? Dat zeggen ze er bij. Om wie de Here is en wat Hij doet. Hij is heilig, driedubbel heilig, zingen de vier dieren – zo heel anders dan alles in deze wereld. Hij is de Almachtige, of misschien kunnen we beter vertalen “de Albeheerser”. Hij houdt het roer van deze wereld in handen, en niemand kan tegen Hem op. Alles op aarde is er dankzij Hem. Hij is de schepper; het heelal blijft bestaan omdat Hij dat zo wil. Hij beheerst de wereld. Hij leidt haar naar zíjn doel.
Hoe anders is deze God dan de heidense goden. Van de god Zeus werd gezegd door een Griekse dichter: “Hij was, Hij is, Hij zal er zijn!” Zeus bestond eeuwig, dacht men, in de godenwereld. Maar van God, de Here, zingen de hemelwezens: “Hij was, hij is, en… Hij komt”. Hij zit niet maar stil ergens ‘daarboven’ in een eigen wereld. Hij is bezig met déze wereld. Hij is gekomen – in Jezus, daarover de volgende keer meer. En eens zal Hij voorgoed komen. Het gaat heen naar zíjn toekomst. Zijn koninkrijk zal komen, op aarde zoals in de hemel.
Zo is onze God! De schepper, de albeheerser, Hij die was en is en komt! En daarom verdient Hij alle eer, van ieder wezen in het heelal. Zál hij die eens krijgen, vast en zeker. Dit visioen is meteen een blik op de toekomst. Want nu buigt zeker niet alles en ieder voor Hem. Maar wie dit visioen op zich laat inwerken, weet het met diepe zekerheid: dáár zal het op uitlopen. Dat kan niet anders!
[ander licht voor eerste hoorders]
Wat, denkt u, zal dit visioen hebben uitgewerkt op die christenen in Klein-Azië? Ik denk dat ze ineens een heel andere blik kregen op de wereld om hen heen. Iedereen was bezig andere goden te aanbidden, of de keizer te vereren. Misschien waren ze zélf wel daarheen aan het neigen. Maar dan krijgen ze dit grootse beeld voor ogen geschilderd, op hun hart gedrukt door de Heilige Geest. Wie is het waard om aanbeden te worden? Alleen Hij die zit op de troon, de eeuwige God – hún God sinds ze in Jezus geloofden. Híj is centraal, niets anders. Elke andere zogenaamde God stelt niets voor.
Ik denk dat ze in één keer genezen waren van elke neiging om een beetje mee te doen met de keizercultus, of met een heidense processie. Nee, alleen de Hére verdient eer en aanbidding. Hij is centraal. Niet alleen in het geloof van hun kleine groepje christenen. Hij is werkelijk het middelpunt van het heelal. Hij alleen leidt en bestuurt de wereld. Hij was, Hij is en Hij komt! Wat heb je dan aan andere goden of heren? Ze vallen weg. Wat werkelijk telt is hoe je tegenover Hem staat. Of je Hem eert en liefhebt!
Ik denk dat ze door dit visioen ook anders aankeken tegen de dingen waar ze tegenaan liepen. Dat ze er soms uitlagen tussen heidense buren. Dat armoede steeds dreigde, of zelfs een aanklacht bij het stadsbestuur. Niet dat die zorg wég was! Nee, maar hun blik was anders gericht. Niet die dingen waar ze mee zaten zijn centraal, de Here is centraal! Hij is het middelpunt, ook voor hen. Dan gaat al dat andere al een beetje naar de zijkant, de achtergrond. Eén is alles waard. En dat is Hij!
Ja, dan denk ik dat ze in hun gemeentes begonnen zijn om ook te aanbidden. Om méé te doen met die wezens en oudsten en engelen. Te zingen: Heilig, heilig, heilig! En al zingend werd hun overtuiging des te dieper. Híj is het! Op Hem komt het aan. En Hij zal voor ons zorgen.
[andere blik voor ons]
Vanmorgen mochten we meekijken naar dit visioen. God centraal, en het heelal aanbidt Hem. Hij houdt alle macht in handen, en deze wereld is zijn werk! We zagen het voor ons. Wat werkt het bij ons uit?
Ik hoop dat het ook ons een andere blik geeft op de wereld. Zóveel dingen eisen onze aandacht, onze tijd en ons geld. Werk, reclame, drukte vult ons hoofd en onze blik. O, en God is er ook wel, ergens. Maar wie is centraal? We mogen het zien vanmorgen. Er is er maar één die echt het centrum is van het heelal, en dat is God de Heer. Hij is het midden. Hij heeft de wereld gemaakt, hij houdt haar vast in handen, en eens zal Hij komen. De Here in het middelpunt!
Vallen dan niet een heleboel dingen weg die ons nu zo bezetten? Blijken het dan soms geen afgoden te zijn? Dingen die zich ingedrongen hebben op de plek die God toekomt? Laten we liever ons leven richten zoals het behoort te zijn: op Hem. Eer Hem in woord en daad. Aanbid hem, hier als we zingen in de kerk. Als je thuis bidt of zingt. En in alles wat je doet. Want dat verdient Hij, dat is Hij waard.
Komen dan zorgen en moeilijke dingen ook niet in een ander licht te staan? Natuurlijk, ze zijn er nog wel – die ziekte, dat onvervulde verlangen, dat gemis. Maar níet beeldvullend in het midden. Daar staat Hij. De machtige en ontzagwekkende God. Daar staat ook het Lam, Jezus, dat horen we de volgende keer. Hij die stierf voor ons en leeft.
Houd Hem voor ogen! Dan kun je alles aan. Dan kun je drukte aan en succes, maar ook leegte en mislukking. Ja, ook uitgelachen worden om je geloof. Ook achterstelling. Want dat komt vandaag net zo goed voor. Houd Hem voor ogen! Dan ken je het ware Midden, het centrum van het heelal. De Here, die om Jezus’ wil onze God is. En dat verandert alles!
[slot]
Laten wij dat deze blik vasthouden. Telkens weer moeten we eraan herinnerd worden. Telkens weer schieten we in het verkeerde perspectief. Daarom moeten we ook hier telkens samenkomen, om te aanbidden. Om ons te voegen in dat hemelkoor, en zo het juiste perspectief weer te krijgen. Komen dus hier, in de kerk! U hebt het nodig! En zing maar mee: “Aan Hem die zit op de troon, en aan het Lam, zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid”. Amen!