Tags
Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
“er komen stromen van zegen” zongen we zojuist. Een geliefd lied uit de bundel van Johannes de Heer. Een pinksterlied. En het past wel heel bijzonder bij het bijbelgedeelte dat we net samen lazen op deze zondag na Pinksteren.
Ezechiël ziet een stroom van zegen komen, een stroom van water uit de tempel. En inderdaad, “op de valleien en bergen/ zal er nieuw leven dan zijn”, ook dat ziet hij. Water staat voor zegen. In Israël is water de beperkende factor voor de vruchtbaarheid van het land en de bewoonbaarheid van een streek. Bij ons leggen we dijken en gemalen aan om het droog te houden, maar in Israël is er nooit genoeg water. De huidige boeren in Israël hebben vernuftige irrigatiesystemen aangelegd om zelfs in dorre streken toch gewassen te kunnen verbouwen, maar ze lopen tegen het watergebrek aan in de regio. Dan spreekt zo’n visioen als dat van Ezechiël wel aan: water in overvloed! Water is leven, is zegen, is vruchtbaarheid.
En tegelijk gaat het hier om méér dan gewoon water. Het is water dat zégen brengt en leven, zelfs in de Dode Zee. Dat kan al het water van de Jordaan al in geen eeuwen voor elkaar krijgen! Het is water dat bomen twaalf maal per jaar vrucht laat dragen. Geen gewoon water dus! Nee, een waterbron in de tempel, het is een symbool voor rijke zegen die God geeft
[Israël]
Allereerst is dit visioen een belofte voor het volk Israël uit Ezechiëls tijd. In het voorafgaande heeft de profeet tot in detail beschreven dat er een nieuwe tempel zal komen in Jeruzalem. Het volk van God, nu ballingen in Babel, zal eens weer wonen in het heilige land, rond deze nieuwe tempel. En het mooiste: in deze tempel zal God zelf wonen, temidden van zijn volk!
Dat klinkt mooi! Echter, als je de voorgaande hoofdstukken leest ervaar je toch een stuk vervreemding. Uitgebreide voorschriften worden gegeven voor de eredienst, en voor het bewaren van de reinheid. Immers, de Here is heilig! Als je het leest, vanaf hoofdstuk 40, is het nogal droge kost. Het lijkt, met eerbied gesproken, wel alsof het alleen gaat om rituelen, offers en de maten van alle tempelvoorhoven.
Maar dan, in hoofdstuk 47, blijkt dat Gods zegen niet binnen perken en regels is te vangen. Midden in die strak geplande tempel borrelt ineens een beekje. Wat doet dat daar? Het komt uit het binnenste van de tempel, waar God zelf is. Het stroomt door alle voorhoven, grenzen doorbrekend. Het loopt naar buiten, onder dichte deuren door. De zegen van God! De beek groeit op wonderlijke wijze. Niet alleen in de tempel vind je Gods zegen, maar óveral in het land komt ze. Vruchtbaarheid geeft ze, leven. Zelfs de Dode Zee, symbool van dood en vervloeking, komt tot leven. Kortom: Gods zegen breekt naar buiten, en héél het Joodse land mag er in delen. Niet alleen in de tempel in Jeruzalem, maar overal.
[Jezus]
Een heerlijke belofte! En tegelijk kun je je afvragen wanneer die vervuld is. Goed, het Joodse volk keerde terug, de tempel werd herbouwd, maar de toestand die Ezechiël zag is toch nooit bereikt. Moet deze tijd misschien nog komen? Moet de tempel nog herbouwd worden, volgens de maten in Ezechiël? Sommige Joden en Christenen denken in die richting.
De tempel en de zegenstroom waar Ezechiël over spreekt, zijn echter eerst en vooral gééstelijke realiteiten. En wij denken dan als vanzelf aan Jezus. Waar is de plek waar mensen God kunnen ontmoeten? Niet zozeer een gebouw, maar in Hem! Hij zei het zelf: breek deze, letterlijke, tempel maar af, ik zal hem in drie dagen opbouwen – en dan is ‘de tempel’ ineens zijn lichaam. Hij is het waar God bij de mensen woont!
Vanuit Hem stroomt dan ook de zegenstroom waat de profeet van spreekt. De apostel Johannes heeft dat diep ingezien. We hoorden het op tweede pinksterdag hoe hij schrijft dat Jezus lévend water geeft. Als Jezus sterft, vermeldt Johannes: er stroomde water uit zijn doorboorde zijde. Dat is niet maar een detail! De evangelist ziet in dat stroompje het kleine begin van de zegenstroom uit Ezechiël. Jezus is de ware tempel, en uit Hem vloeit de ware zegenstroom.
[De kerk]
Die stroom begint met zijn dood, en gaat verder na Hemelvaart. Jezus zegt het zelf: “beginnend in Jeruzalem”, net als het beekje dat Ezechiël ziet. En dan verder stromend: “in heel Judea, en Samaria, en tot aan de einden der aarde”. Overal moet de zegen stromen die Jezus verwierf, overal moet de goede boodschap worden gebracht. En opvallend: wat Ezechiël ziet, blijft beperkt tot Israël. Maar de zegenstroom die Jezus brengt houdt niet halt bij de letterlijke Dode Zee. Ze stroomt wereldwijd, wordt steeds groter, en brengt overal zegen en leven. Óveral bloeit geloof op, gewerkt door de Pinkstergeest.
Het beekje dat Ezechiël ziet, wordt op wonderlijke wijze breder. Enkeldiep, kniediep, tot de heupen, en zo diep dat er geen bodem meer is te voelen. Deze groei mogen we betrekken op de groei van de christelijke kerk door de eeuwen heen. Wij hier in Nederland zien momenteel helaas weinig groei. Maar kijk eens door de eeuwen. Eerst een groepje bange volgelingen in Jeruzalem, maar wat is de kerk niet gegroeid! Rond de Middellandse zee, in heel ons continent, en over alle werelddelen. 2 miljard christenen zijn er wereldwijd. Wat een groei! Wie had dat gedacht, als je het smalle beekje zag waar het mee begon? Als groeit híer de kerk toevallig niet, wereldwijd zijn er nog nooit zoveel christenen bijgekomen. Meer dan 80.000 per dag, is het laatste cijfer!
God zelf stuurt de zegenstroom die bij Jezus begon, de wereld in. Wat mogen wij, mensen uit de volken, dan dankbaar zijn daarvoor. Waar hebben wij het aan verdiend dat ook wij mogen delen in de zegen? Wat hebben wij van onszelf met de God van Israël? Niets immers! En toch werkt ook onder ons de Pinkstergeest, en brengt leven en zegen. We kunnen alleen doen als Ezechiël: ernaar kijken en ons verwonderen. Hoe ondanks alles de kerk in stand blijft, hoe er tóch telkens weer mensen worden toegevoegd, ook onder ons. Aan God de eer!
[toekomst]
Tenslotte richt deze wonderbeek onze blik op de toekomst. Het is niet alleen een belofte van zegen voor het volk Israël. Het is óók niet alleen een belofte dat veel mensen tot geloof zullen komen. Gods zegen is alomvattend. Hij wil het héle land, de héle wereld laten bloeien, in alle opzichten. En dan mogen we uitzien naar de toekomst van God, als Jezus komt en alles voltooit. Dan zal elke Dode Zee, elke plek van vloek en onvruchtbaarheid, worden weggespoeld. Dan wordt elke dorre plek tot bloei gebracht, door de zegen bij God vandaan! Soms lijkt het er totaal niet op dat dit ooit zal gebeuren. Maar Gods woord belooft het!
De beelden van Ezechiël vinden we namelijk terug in het allerlaatste hoofdstuk van de Bijbel. Daar horen we van een stroom van levend water, daar zien we weer levensbomen langs de rivier. En wat is de bron? De troon van God en het lam. Een tempel is er niet meer, want, zo staat er “de Here, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam”. Bij Hém vandaan vloeit de zegen de wereld over. “En geen enkele vervloeking zal er meer zijn” – geen Dode Zee, waar Sodom en Gomorra verzonken. Dan wordt alles goed! Wie zou daar niet naar verlangen?
Zeker, dan spreekt het laatste Bijbelboek ook van strijd en zware tijden. De Bijbel toont méér dan alleen een zegenstroom die steeds breder wordt. Maar we mogen geloven: de zegen zal winnen. Immers, ze komt bij God vandaan, en wie kan Hem keren? God geve dat we er allen bij mogen zijn! Dan mogen we biddend zingen, wat we ook nu gaan doen “Heer, ik hoor van rijke zegen… Ook op mij, óók op mij! Druppels vallen ook op mij!” – AMEN