Tags
Schriftlezing: Filippenzen 2:5-11
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: Heer/Here/HEERE]
Moet je nu ‘Heer’ zeggen tegen God, of ‘Here’? En als je voor ‘Here’ gaat, hoe schrijf je dat dan op? Met één ‘e’ in de eerste lettergreep, of met twee? En schrijf je het met allemaal hoofdletters, of is ééntje wel voldoende?
Misschien vindt u dit wel allemaal zinloze vragen. Maar laten we ons niet vergissen, hier zijn hele ruzies en discussies over geweest. Het zegt heel wat, of je spreekt van ‘de Heer’, of dat je steeds ‘Heere’ zegt, vooral met drie e’s. Je plaatst je meteen in een bepaalde hoek van de kerk… Wie doet het nu goed? Laat ik eerst zeggen dat het ten diepste niet uitmaakt. Het zijn verschillende vormen van hetzelfde woord. De keuze die je maakt toont vooral hoe traditioneel je bent, want de taal en de spelling veranderen. Vroeger zei men ‘vreze’, nu ‘vrees’. Vroeger, tot 1947 om precies te zijn, schreef men ‘breede’ met twee e’s in de eerste lettergreep, tegenwoordig met één. Dus als mensen elkaar om deze kwestie verketteren, zijn ze niet goed bezig. Laat ze anders maar eens een buitenlandse Bijbel opslaan, rond het woord ‘lord’ of ‘seigneur’ heb je zulke kwesties niet… Een typisch Nederlandse kwestie is het.
Ergens maakt het dus niet uit. Maar taalkundig gezien is het logisch om gewoon ‘Heer’ te schrijven en te zeggen, en dat zal ik in het vervolg van mijn preek dan ook maar doen. En het verschil tussenhoofdletters en kleine letters hoort u toch niet als ik spreek…
Dit woord zullen we vanavond nogal eens nodig hebben, want het zal gaan over de vraag uit de catechismus “Waarom noemt u Hem (Jezus) ‘onze Heer’?” Wij zijn al een tijdje bezig om in de leerdiensten de apostolische geloofsbelijdenis te behandelen. Daar staat “ik geloof in God de Vader… en in Jezus Christus, zijn eniggeboren zoon, onze Heer”. Bij dat laatste woord staan we dus stil. Wat wil het zeggen als we belijden te geloven in “Jezus Christus onze Heer”?
[oerbelijdenis, kern van het christen-zijn]
Ik focus vanavond vooral op dat woordje ‘Heer’. Het antwoord dat de catechismus geeft, lijkt namelijk erg veel op wat ze eerder heeft staan in vraag en antwoord één. Dat gaan we nu niet herhalen. We staan daarom vooral stil bij de kernachtige belijdenis “Jezus is onze Heer”.
Het is zeker niet teveel om daar een hele preek aan te wijden. Het is namelijk de alleroudste geloofsbelijdenis van de christelijke kerk: “Jezus is Heer”. We vinden deze woorden in de brieven van Paulus nogal eens terug. Bijvoorbeeld als hij schrijft “niemand kan zeggen dat Jezus Heer is, dan door de Heilige Geest”. Hét kenmerk van een christen is dus dit: dat hij belijdt dat Jezus de Heer is.
Het is ook ónze belijdenis, zoals we hier vanavond bijeen zijn. “Samen in de naam van Jezus”, zoals het kinderlied van de maand het zingt. En het lied vervolgt: “’t is uw Geest die mij doet zeggen: Jezus Christus is de Heer”. Jezus is mijn Heer en de uwe. Dat is het hele christelijk geloof in een paar woorden.
Genoeg reden dus om er vandaag bij stil te staan: wat betekent deze belijdenis ‘Jezus is Heer’?
[Jezus de Baas]
Allereerst is ‘Heer’ een titel die het gezag van Jezus aangeeft. Zo had je vroeger, in de 14e eeuw, hier graaf Willem II, heer van Naaldwijk. Hij was degene die de hoogste baas was in dit gebied. Zo is Jezus ook degene die het gezag heeft, over ons en over de wereld. Dat belijden wij!
Weet u wie er in Jezus’ tijd ook ‘heer’ genoemd werd? De romeinse keizer! Hij was de hoogste baas, en zijn woord was wet! Boven hem was er geen hogere machthebber. Of… de christenen zeiden dus heel eigenwijs: jawel! Jezus is Heer! Hij staat zelfs boven de keizer. We moeten meer naar Hem luisteren dan naar de keizer, als die iets vraagt wat God verbiedt. Jezus is de Heer van het heelal!
Een van de vroege martelaren was Polycarpus, de bisschop van Smyrna. Hij werd in de arena verhoord door de plaatselijke stadhouder. Polycarpus was al bejaard, en de stadhouder wilde hem sparen. Dus hij zei: “kom, wat steekt er toch voor kwaads in om te zeggen ‘de keizer is heer’ en een paar korrels wierook in dit offervuur te gooien?” Maar de oude bisschop zei: “Zesentachtig jaar heb ik Christus gediend en ik heb nog nooit ook maar een enkele reden tot klagen gehad. Hoe zou ik mijn Heer en verlosser kunnen afvallen?” En hij bleef standvastig, tot hij uiteindelijk gedood werd.
Ja, Jezus is onze Heer – dat wil zeggen onze meester en gebieder. Alleen van Hén verwachten we ons geluk, en alleen Hém willen we in alles dienen en gehoorzamen. ‘Heer’, het is het tegenovergestelde van ‘knecht’ of ‘slaaf’. De Heer, dat betekent gewoon in simpel Nederlands: de baas. Naar wie heer is, moet je luisteren! Zoals vroeger de knechts naar een grote herenboer. Of tegenwoordig de werknemer naar de directeur. Het geeft een gezagsverhouding weer. En zo is het dus ook tussen Jezus en ons: Hij is de Heer! Wat Hij vraagt, dat moeten we doen. In de Bijbel word een christen zelfs wel een ‘slaaf’ genoemd!
Maar… is dit alles wat er te zeggen is? ‘Jezus is de Baas’? Wat is dan het verschil met de Islam – dat woord betekent letterlijk ‘onderwerping’? Allah wordt in de Koran ook veelvuldig ‘de Heer’ genoemd. Is een christen iemand die zich onderwerpt aan Jezus, zoals een moslim aan Allah, de verhevene, de Heer der werelden?
[A: over Jezus zelf, wie Hij is]
Nee, als we daar blijven staan hebben we de diepte nog niet gepeild van de belijdenis ‘Jezus is Heer’. Dat er een hoge God is, zeggen zoveel godsdiensten. Allah is Heer, is de baas, omdat hij de hoogste is. Maar wat zegt ons geloof? Precies het omgekeerde! Jezus is de Heer omdat… hij zich vernederde, omdat Hij de minste werd. Wij knielen niet voor een hoge oppergod. Jezus is Heer, juist omdat Hij een knecht werd.
Paulus beschrijft het beeldend in Filippenzen 2, waarschijnlijk met woorden van een destijds bekend lied. Jezus was ‘in de gestalte van God’, in de hemel bij zijn Vader. Maar… Hij heeft zichzelf verlaagd, hij heeft de gestalte aangenomen van een slaaf – het tegenovergestelde van een heer! Een klein mens werd Hij, ver onder de hoge God. En nóg dieper ging zijn afdaling: “hij heeft zichzelf vernederd”, schrijft Paulus, “en is gehóórzaam geworden tot de dood, ja” toppunt van vernedering “tot de dood aan het kruis” – de smadelijke dood van een slaaf. Zou je zo iemand nu ‘heer’ noemen? Nee toch? Maar dan gaat het verder: daarom, om wat Jezus vrijwillig deed, heeft God hem bovenmate verhoogd! Na het kruis volgt opstanding en verhoging. En zo is Jezus Heer gewórden: omdat Hij zichzelf offerde uit liefde, omdat Hij de dood inging uit vrije keuze. Daarom werd hij verhoogd, werd hij Heer. Jezus is niet maar ‘de baas’ naar wie we moeten luisteren. Ach welnee. Hij is het die álles voor ons over had, zichzelf niet telde. En juist dáárom is Hij de Heer – onze Heer, maar ook die van de hele wereld. Paulus beschrijft hoe eens “elke knie zich zal moeten buigen, en elke tong zal belijden: Jezus Christus is Heer”.
We lezen hier nog iets heel opmerkelijks. Jezus krijgt, zo staat er, de naam boven alle namen. Dat is dus die naam “Heer”. Het is hier niet meer een hoge títel, zoals ‘directeur’ of zo, maar een naam. ‘Heer’ is namelijk ook de griekse weergave van de naam van God: zijn verbondsnaam Jahweh – Ik ben Er! En díe naam krijgt Jezus, vanwege wat Hij deed. Het is werkelijk ongekend, dat een vrome Jood zoals Paulus dit zegt. Beleden zij immers niet dagelijks: “Hoor Israël, de Heer onze God, de Heer is één”? Maar nu krijgt ook Jezus exact deze naam ‘Heer’. Je zou bijna denken: de Heer, dat zijn er nu twee! Tenzij je natuurlijk zegt wat Jezus zelf al zei: Ik en de Vader zijn één – het mysterie van de drie-eenheid. In elk geval, op Jezus wordt toegepast wat in het Oude Testament op de God van Israël slaat. Heel vers tien is namelijk een citaat uit Jesaja. Daar is het de God van Israël die zegt “voor mij zal elke knie buigen, en elke tong zal mij belijden”. Maar Paulus past dit vrijmoedig toe op Jezus. Jezus is Heer, dat wil zeggen: Hij is niet minder dan God, maar verdient gelijke aanbidding en verering.
Wat een andere Heer is Jezus dan dan Allah of welke heer of god dan ook. Hij is Heer, niet als ‘heer der werelden’, alleen omdat Hij alles heeft gemaakt. Dat is Allah. Maar Jezus is Heer, omdat Hij niet slechts hoog is, maar ook de allerminste wilde zijn. Geen ‘baas’ maar een slaaf. Geen macht, maar overgave. Gevende liefde. En zó is Hij de Heer, onze Heer! Zouden we Hem dan niet liefhebben en aanbidden?
[B: voor ons: hij maakt ons zijn eigendom]
Want Hij is niet slechts ‘de’ Heer, Hij is ‘onze’ Heer, de Heer van ieder die gelooft in Hem. Zijn vrijwillige vernedering, zijn offer van liefde had gevolgen voor Hemzelf én voor ons. Die voor Hemzelf hebben we net gehoord: hoe Hij de naam boven alle naam kreeg. Maar ook voor ons zijn er gevolgen: door zijn vernedering hij heeft ons verlost! Bevrijd van de dood – omdat Hij erin ging. Hij heeft ons vrijgekocht, zoals een slaaf werd vrijgekocht destijds. We zijn goed beschermd en verzorgd, onder zijn hoede. Hij is onze Heer, en wij? Wij zijn Gods verloste kinderen, zijn dienaren en dienaressen, zijn toegewijde leerlingen. Dan dien en eer je Jezus niet omdat Hij nu eenmaal de Heer is… Nee, we dienen en eren Hem juist om wat Hij deed. Omdat Hij zich gaf voor óns! Hij is onze Heer, en dan wil je niet anders dan ons toewijden aan Hem.
De catechismus zegt het zo mooi “Hij heeft ons met lichaam en ziel vrijgekocht door zijn kostbaar bloed, ons uit alle heerschappij van de duivel verlost en tot zijn eigendom gemaakt”. Vrijgekocht, verlost – daar zit iets belangrijks in. Wij als moderne mensen zijn geneigd om te denken: ik ben eigen baas. Tot ik ga geloven misschien, want dan wordt Jezus dus de baas over mijn leven. Maar zo werkt het niet! Ook, en juist als je niet gelooft, ben je niet vrij, géén eigen baas. Je bent altijd in de greep van iets of iemand. In de macht van de duivel, zegt de catechismus scherp. Je bent in de ban van geld, of in de greep van een streven naar succes. Gevangen in een burgerlijk leven. Je bent gebonden door angst voor de toekomst, of opgesloten in slechte gewoontes of een verslaving. Maar vrij ben je niet! En achter dat alles: de macht van het kwaad, de duivel, die op onze ondergang uit is.
Maarten Luther, de grote reformator, zegt het zo mooi: de mens is een paard, er zit altijd iemand op je rug om te mennen. Is Jezus niet je Heer, dan is er wel iets anders. Maar alleen wie van Jezus is, wordt werkelijk zichzelf.
[vertrouwen en gehoorzamen]
Zo is Jezus de Heer, en Hij is ónze Heer. Allebei júist omdat Hij niet bazig, maar nederig is. Niet eisend, maar gevend en opofferend.
En wat betekent het nu concreet om van deze Heer te zijn? Wij denken misschien al heel snel: ja, dan moet je dus gehoorzamen. Hij Heer, wij knecht. En dat is waar. Maar eerst, nog daarvoor betekent het iets anders als je van Jezus bent, als Hij je Heer is. Dan mag je namelijk vertrouwen. Hij is de beste Heer die een mens kan hebben. Hij had álles voor ons over! Dan mogen we héél vast geloven dat Hij voor u zorgen zal, altijd. ‘Zijn eigendom zijn’ is niet iets negatiefs, mar iets geweldigs. Dan ben je veilig. Ook als je bijvoorbeeld dement wordt, en alles gaat vergeten. Ben je zijn eigendom? Dan houdt Hij je vast – ook dan! Ik was laatst nog op bezoek bij een demente dame, en ze zei “het is zo weggezakt allemaal…” Ze bedoelde de dingen van God en geloof. Dat realiseerde ze zich ineens toen er een dominee bij haar langskwam. Maar ik zei toen: “al zou u de de Here vergeten, Hij vergeet u nooit!” Dáár gaat het om. Zijn eigendom zijn, dan houdt Hij u vast. Ook als het moeilijk is in het leven, ook als je aan het einde komt van het leven – Hij houdt vast. Hij is er zelf immers doorheen gegaan! Van deze Heer zijn, van Jezus, dat betekent allereerst dat je mag vertrouwen!
En ja, dan ook dat andere natuurlijk: gehoorzamen. Hij is de Héér immers? Zijn woord is onze wet, zijn voorbeeld is ons richtsnoer. Gaan op zijn weg betekent dat je opgeroepen wordt om te doen als Hij: jezelf opofferen, geven, Gods wil te doen, lief te hebben… Een knecht te zijn van de Heer, inderdaad. Dat kan ik nu niet uitwerken. Maar dit is geen harde opdracht. De apostel Johannes schrijft terecht: “zijn geboden zijn niet zwaar”. Want onze Heer is een góede, een liefhebbende Heer, niet een manager die afrekent op prestaties. Hij zegt het “mijn juk is zacht, en mijn last is licht!”
[slot]
En, ten derde en laatste: Jezus als Heer erkennen betekent ook: Hem eren en aanbidden. Hij draagt immers de naam boven alle naam, “”Heer”, de naam van God? Dan mogen we bidden en danken tot Jezus. Zingen van hem en zingen voor Hem. Belijden is Bijbels gezien ook altijd loven! “Jezus is Heer”, dat mag noet alleen onze belijdenis, maar ook ons loflied zijn! Om zo een voorschot te nemen op de grote dag dat alles voor Hem zal buigen en Hem zal eren. Dan zingen we:
“U, Christus, onze Heer, bekleed met majesteit, des Vaders eenge Zoon, zij lof in eeuwigheid!”. Dat gaan wij nu samen zingen, tot eer van onze Heer.
Amen