Tags

,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro: rust gezocht!]
hoe vaak zou je niet behoefte hebben aan een beetje rust! Als je buren hun huis aan het verbouwen zijn en dat duurt al weken, of als je op de camping staat naast mensen met een schetterende radio. Letterlijke rust, stilte. Stilte is kostbaar – waar kun je in ons land nog een plek vinden waar het echt stil is? Hier in het Westland nauwelijks denk ik. Altijd hoor je wel geluid dat door mensen veroorzaakt is: auto’s in de verte, een zoemende pomp ergens en ga zo maar door. Als het stil is kun je echt tot jezelf komen, dan kan het van binnen ook stil worden.
Maar dat gaat niet vanzelf. Al is het búiten je stil en rustig, wat kan er van binnen geen onrust zitten. Duizend dingen in je hoofd die moeten gebeuren. Een hart dat maar niet kan stoppen met piekeren. Zorgen die je onrust geven. Dan kan het om je heen nog zo rustig zijn, maar de diepere onrust, hoe kom je daar van af? Wie een antwoord op die vraag heeft, kan er rijk mee worden!
Onrust heeft bijna altijd te maken met onzekerheid. Waarom hebt u geen rust? Omdat u inzit over dit of dat wat onzeker is. Twijfel hoe je moet handelen, welke keuzes je moet maken. Onzekerheid hoe de ziekte bij uw vader zich zal ontwikkelen, of onzekerheid over je baan. Als alles zeker en vast was, zou er geen reden zijn tot onrust. Dan wist je wat je kon verwachten! Maar zo is het niet, en daarom is er onrust in ons hart.

[God geeft zekerheid]
We lazen net psalm 62. De dichter ervan heeft ook reden om ongerust te zijn. Er is sprake van tegenstanders, vijanden die hem willen slopen. Valstrikken die hij niet kent; boze plannen. Kortom, genoeg onzekerheid in zijn leven.
De dichter spreekt echter niet over onrust, maar over rust, over stil zijn. Weet u waarom? Ik zei net al, onrust hoort bij onzekerheid. De dichter echter heeft iets waar hij zeker van is. Beeldend zegt hij: een ‘rots’ – veste grond onder mijn voeten, ‘ik zal niet wankelen’. Er is een ‘veilige vesting’ – een plek waar je niet hoeft te twijfelen of je safe bent. Er is te midden van alles wat er speelt een diepe zekerheid bij de dichter: ik weet waar ik terecht kan! En waar dan? Bij God, zijn God. Op Hem vertrouwt hij. En daarom begint deze psalm niet met een klacht of een noodkreet “God, help me, ik word bedreigd”. Nee, de dichter zegt: “Mijn ziel is stil voor God, van Hem is mijn heil!”. Wat een geloofszekerheid. Dít maakt hem rustig: de wetenschap dat God er is, en er is voor hém! “Van Hem is mijn heil” – ofwel: God zal mij redden en bewaren. Altijd! Zou je daar niet jaloers op worden, op zo’n vertrouwen? De dichter heeft zékerheid, en daarom is zijn onrust ten diepste bezworen. Niet dat hij dan weet hoe alles zal gaan – hij roept ook “hoelang nog?”. Niet dat dan alles koek en ei is. Maar ín dit alles zegt hij toch tegen zichzelf “mijn ziel, wees stil voor God, want van Hém is mijn verwachting!”

[objectief nu: God is ook nu rots en heil!]
Wij mogen ons deze houding wel aantrekken. Geloven wij niet in dezelfde God als de dichter? De God van Israël, die door Jezus ook onze God is? Waarom zijn wij dan vaak zo onrustig? Weten we dan niet dat God deze wereld in zijn handen houdt, úw en mijn leven in zijn handen houdt? Valt er soms een haar van uw hoofd zonder dat Hij ervan weet? Kan Hij niet voor u zorgen? Zou er voor dat wat u de rust beneemt, geen oplossing zijn bij God?
We hoeven niet te twijfelen of de Here voor u en voor mij het beste wil. Kijk toch naar wat Hij ons dagelijks geeft aan zegeningen. Maar kijk vooral wat Hij gaf in de Here Jezus. Hij wilde zijn leven geven om ons gelukkig te maken en gered. Hij gaf álles! Hij roept ons met zijn Woord, en als wij af dreigen te haken, komt Hij opnieuw, haast oneindig geduldig. Is Hij dan niet te vertrouwen?
En bovendien, heeft Hij niet alle macht? We hoeven niet bang te zijn dat de zaken Hem uit de hand lopen, of een probleem te groot is! Zou u dan niet zingen met de psalmdichter: “van Hem,van God is mijn heil! Hij is mijn rots, mijn heil, mijn veilige vesting, ik zal niet wankelen”. God is de vaste bodem onder het bestaan, en dáárom hoeven we niet onrustig te zijn.

[subjectief nu: eigen het je toe]
Maar, zal iemand nu zeggen… Ja, ik wéét het allemaal wel, en het is goed dat u het ons voorhoudt. Maar ik voel het niet zo! Ik ben gewoon onrustig in mijn hart. Gestrest of bang, wat het ook maar zijn mag dat u de onrust geeft. Ik wil het wel gelóven, maar hoe krijg ik die rust nu in mijn eigen binnenste? Dat is de vraag!
Ook hierin kan psalm 62 ons helpen. Hoe wordt dat vertrouwen op God een levende werkelijkheid voor je? De dichter zegt “mijn ziel –zijn innerlijk, zijn hart en gedachten – mijn ziel is stil voor God”. En even verder nog een keer “mijn ziel, wéés stil voor God”. Voor God, of zoals andere vertalingen zeggen, bij God, dáár is rust. Bij Hem. Hemzelf, niet bij bepaalde ideeën over Hem. Er is maar één manier om echt rustig te worden, en dat is deze: stoppen met piekeren en naar God toe gaan!
Hoe dan, hoe ga ik naar God toe? Wel, allereerst in het gebed. Daartoe roept de dichter op. Hij zegt tegen zijn medeburgers “o volk, stort uw hart voor Hem uit!”. Bij Hem kun je je zorgen kwijt. Door ze de Here te vertellen, heel eenvoudig als je bidt. Dan krijg je al wat rust, dan komt er een kalmte over je heen. Hebt u dat nooit ervaren? Ik kan u verzekeren: het werkt echt zo. Dus ga naar God, in het gebed.

Maar de dichter leert ons nog iets. Je kunt tenslotte niet aan het bidden blijven. Maar de dichter doet iets anders. Hij is gewoon stil bij God. Hij zegt het tegen zichzelf: wees stil! Onze neiging is vaak om rusteloos te worden als er een probleem is of zorgen zijn. Proberen te regelen, doen wat er te doen valt… Maar hier horen we: “wees stil voor God”. Durf het allemaal eens uit handen te geven aan Hem! Doet u dat? Ik moet zelf zeggen, dat dat niet mijn natuurlijke instelling is! Stil worden en het aan God overlaten. Maar werkelijk, het is de weg tot diepe rust!
Hoe vind je rust bij God? De dichter doet nog iets. Hij houdt zichzelf steeds weer voor wie de Here is. “Hij is mijn redder! Mijn rots, mijn heil, mijn veilige vesting”. Hij mompelt het als het ware voor zich uit. Herkauwend als een koe, een rein dier. “God is mijn rots” – op Hem kan ik bouwen. De psalm valt als je goed kijkt nogal in herhaling, in vers 3, 7, 8, 9 zegt hij het stééds weer tegen zichzelf. Zó is God: rots, burcht, toevlucht! Houd het jezelf maar voor. Want hoe snel heeft niet het ongeloof of het wantrouwen weer de overhand! Belijd, misschien tegen de feiten in: God is de rots van mijn leven!
Laten wij dan doen zoals deze psalm ons leert, in alle onrust die ons kan bezetten. Vertel het aan de Here! Wees stil, niet rusteloos bezig. En houd jezelf dan steeds maar voor wie de Here is. In je eigen hart, maar ook samen, als we in de kerk hier zingen en horen over Hem. “Vreugde of blijdschap, droefheid of smart, er is een God Die hoort!”

Amen