Schriftlezingen: Numeri 18:1-7, 20-32, 1 Petrus 2:5-10
NB: deze preek is een ‘ingedikte’ versie van een langere preek over dezelfde stof. De informatiedichtheid van deze preek is daarom soms wat hoog
Gemeente van Jezus Christus,
[inleiding]
Vanavond wil ik samen met u nadenken over een voorschrift uit de Thora, de wetten van Mozes, namelijk de bepaling om tienden te geven. We hoorden er net over uit het Bijbelboek Numeri. Een tiende van je inkomsten geven, voor de God en Zijn dienst. Niet als vrijwillige gave, maar als een verplichting. Voor je je geld gaat uitgeven, éérst een tiende ervan opzij leggen. Eén tiende, voor God.
Op zich is dat een heldere regel lijkt me. De vraag is alleen: heeft dit oude voorschrift ons nog iets te zeggen? Of is het misschien alleen iets voor het Israël van toen? Moeten wij ook tienden geven? Of gelden er voor ons andere regels of andere percentages? Hebben wij daar als nieuw-testamentische christenen überhaupt nog mee te maken??
Ik sprak eens een moslim. Nu kwamen we te spreken over een van de pijlers van de islam, de zakaat. Dat is geld dat je geeft aan de armen. Het is een verplichting voor iedere moslim, om ongeveer 2,5% van zijn inkomsten weg te geven. En nu vroeg deze man aan mij: ‘hoeveel procent moeten chrístenen nu eigenlijk geven?’ Die vraag zette me wel aan het denken. ‘Hoeveel moeten christenen eigenlijk geven?’ Zeker nu de actie Kerkbalans loopt, een relevante vraag!
[tienden onder christenen]
Tienden geven. Een heel concreet onderwerp, dat direct consequenties heeft voor je portemonnee en je bankrekening! In kerken met een meer evangelische achtergrond wordt soms gezegd dat óók de gelovigen onder het Nieuwe Verbond de tienden moeten geven van hun inkomen. Er staat toch nergens in de Bijbel dat het geven van tienden is afgeschaft?
Er zijn daarom gemeenten die de tiende vragen van hun gemeenteleden. Het werkt vaak goed, er zijn voldoende middelen om allerlei activiteiten te bekostigen en goed werk te doen. Het geldgebrek waar veel gemeenten binnen de Protestantse Kerk mee kampen zou zo in één klap opgelost zijn denk ik! Maar er is ook wel kritiek: dat sommige charismatische leiders rijk worden ten koste van hun gemeenteleden, bijvoorbeeld. Of meer fundamenteel: wij leven toch niet onder de wet, maar onder de genade?
[uitleg van het tekstgedeelte]
Laten we snel naar onze tekst gaan. Er wordt daar gezegd dat de Israëlieten een tiende van hun inkomsten moeten afstaan aan de levieten en de priesters, de mensen die God full-time dienen. Er is dus, daar begint het mee, een groep mensen die apart zijn gezet om de Heere te dienen. We lazen het in vers 6: “Ik heb uw broeders, de Levieten, uit het midden van de Israëlieten genomen: zij zijn een geschenk voor u, gegeven aan de Heere, om de dienst in de Tent van Ontmoeting te verrichten”. En uit de groep Levieten hadden de priesters weer een bijzondere taak en toewijding.
De priesters en de Levieten hebben door hen taak geen tijd om zelf te werken voor de kost. Om hen van inkomsten te voorzien is er dit voorschrift van de tienden.Iedere Israëliet moet een tiende van zijn inkomsten geven aan de Levieten – geld, of destijds meestal landbouwprodukten. Dat was voor de Levieten bestemd. De Levieten, dat was de groep van lagere dienaren die in het heiligdom diende, en ook daarbuiten. Die onderwijs gaven in de wet, en die soms rechtspraken. Van de tienden die ze kregen, konden ze leven. En op hun beurt moesten de Levieten dan weer een tiende geven van wat zij binnenkregen, een tiende van de tiende dus. Dat was bestemd voor de priesters, de kleine groep mensen die de offers brachten in de Ontmoetingstent en later in de tempel. Zo hadden ook zij een vast inkomen.
Een praktisch systeem, om te zorgen dat de dienst van God altijd door kon gaan. Een eerlijk systeem ook. Als de Israëlieten overvloed hadden, hadden de Levieten dat ook, en als er gebrek was kregen ze ook minder.
[link naar nu. Eredienst toen = nu?]
De vraag is alleen wat dit voorschrift nu voor ons betekent. Geldt er tegenwoordig ook een dergelijke verplichting? En om daar antwoord op te kunnen geven moeten we eerst een andere vraag stellen: hebben wij tegenwoordig ook een soort priesters en levieten? Zijn dat bijvoorbeeld de ambtsdragers en de dominee? En is de eredienst in onze kerken te vergelijken met die in de tempel of tabernakel? Als dat zo is, dan moeten we nu vast ook nog tienden betalen!
Zo ziet bijvoorbeeld de katholieke kerk het – hun geestelijken heten niet voor niets nog altijd priesters. Het concilie van Trente stelde min of meer verplicht om een tiende van je inkomsten aan de kerk te geven. Evangelische groepen die benadrukken dat je de tienden moet geven van je inkomsten, denken langs deze lijn. Maar klopt dat? Is de kerk met ambtsdragers een voortzetting van de eredienst zoals die in het Oude testament was?
Even een gewetensvraag tussendoor: hoeveel geeft u eigenlijk aan de dienst van Hem? En aan goede doelen in het algemeen? Zou dat de tien procent halen? En zo nee, waarom niet? Het is trouwens geen toeval dat je in Nederland tot 10% van je inkomsten als gift mag geven om van de belastnig af te trekken. Dat is rechtstreekse invloed van de Bijbelse tienden, zelfs in de belastingwetgeving!
[Israël bedoeld als volk van priesters, mislukt]
Maar goed, moeten wij nu tienden geven of niet? Als we onze tekst in het verband lezen, dan zien we dat de priesters en levieten een soort vervanging zijn voor het hele volk Israël. Eigenlijk moest het héle volk van Israël aan de Heere gewijd zijn als priesters. We lazen het net uit de brief van Petrus, hoe die tegen de gemeente zegt “u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk”. Petrus laat dat op de christelijke gemeente slaan, maar hij haalt hier woorden aan uit de Thora. De Heere Zelf zei tegen Israël: “als u mijn verbond in acht neemt, zult u voor mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk”. Een koninkrijk van priesters, dus het héle volk Israel, iedereen: priesters. Dat was de bedoeling!
Maar helaas: het volk viel in zonde met het gouden kalf. Hoezo, iedereen priester? Iedereen van God los! Alleen de stam van Levi hield zich nog enigszins afzijdig. Daarom werden zij speciaal aan God gewijd.
In het hele boek Numeri komen we het telkens weer tegen. We zien telkens weer de tegenstelling tussen een heilige God en een onheilig volk. Het volk kan of wil God niet geheel dienen, telkens weer laden ze zonde op zich. In de hoofdstukken vóór onze tekst blijkt het ook in de de geschiedenis van Korach, Dathan en Abiram. Ze hebben geen ontzag voor de Heere, en daardoor worden ze gevonnist: de aarde slokt ze op! U moet het thuis maar eens nalezen, ontzaglijk! God was zelfs van plan om het héle volk uit te roeien, als Mozes en Aäron Hem niet hadden weerhouden.
[veiligheidscirkels]
Zo is de situatie als we bij onze tekst komen! Helemaal geen volk van priesters, maar een grote kloof tussen God die heilig is en en zijn koppige, ongehoorzame volk. En op dát moment, na die gebeurtenissen met Korach, Dathan en Abiram, geeft de Heere de voorschriften in dit hoofdstuk. Het is alsof Hij wil voorkomen dat het weer mis gaat. Hij stelt als het ware een aantal veiligheidscirkels in. Veiligheidscirkels, zoals je die ook tegenkomt bij de beveiliging als een hooggeplaatst persoon op bezoek komt. Hoe dichter je in de buurt van het middelpunt komt, hoe minder mensen er mogen komen, en hoe meer er op je wordt gelet. Als je ergens komt waar je niet hoort, worden de consequenties erger naarmate het in een kleinere cirkel is. Wil je het buitenste verboden gebied inlopen, dan word je alleen vriendelijk tegengehouden. Maar kom je in de binnenste veiligheidscirkel, dan springt er meteen een paar man beveiliging bovenop je.
Een beetje vreemd voorbeeld misschien, maar zo is het ook in dit Bijbelboek rondom God. Er zijn verschillende cirkels rondom Hem. Het dichtste rondom Hem zijn de priesters. Zij mogen hem dienen in Tent en Tempel, zij mogen de offers opdragen. In die cirkel mag verder niemand komen. En, zo wordt er dreigend bij gezegd, als jullie in die binnenste cirkel iets fout doen, dan moet je de gevolgen van je ongerechtigheid dragen. Daar is hóógspanning, in die cirkel. Om deze cirkel heen is de cirkel van de Levieten: zij mogen de priesters bijstaan in de dienst aan God. In de binnenste cirkel mogen ze echter niet komen, dan zullen ze zelfs sterven, zegt vers 4. En het gewone volk, de derde cirkel, mag weer niet komen in de cirkel van de Levieten, ze moeten afstand bewaren – vers 20. Zo is de beveiliging. En even voor alle duidelijkheid: het is niet God die beveiligd moet worden, maar het volk. God is heilig, zij bepaald niet, dáárom deze veiligheidsmaatregelen en deze cirkels. Het is om het vólk te beschermen tegen straf en zelfs tegen vernietiging.
Het klinkt niet zo vriendelijk, allemaal. Maar het was noodzakelijk. Dat idee van een ‘volk van priesters’ ging niet, dus dan moest het maar zo. De gewone Israëliet kon niet zomaar tot God naderen, alleen via de levieten en priesters. Het werkte. Maar er was zo wel een afstand ontstaan tussen de Heere en Israël. Een veiligheidsafstand. Een gewone Israëliet diende de Heere met ontzag – vanaf een afstand.
Zó was de situatie. En om dit systeem van cirkels mogelijk te maken, moest Israël de tienden betalen. Zodat de Levietencirkel in stand kon blijven, als schakel tussen hen en God. En die Levieten op hún beurt moesten weer de tienden geven aan de priesters, zodat die cirkel in stand bleef, tussen hen en God. En de priesters? Die hoefden geen tienden meer te betalen. Die moesten hélemaal toegewijd zijn aan de Heere, met hun hele werk en leven.
[NT: geen afstand meer]
En dan nu naar het nieuwe testament. Kennen wij nog zulke ringen van afstand? Nee, gelukkig niet!! Jezus heeft dit alles tot een einde gebracht, overbodig gemaakt. Hij heeft zelf de afstand overbrugd tussen een heilig God en zondige mensen, in Zichzelf. Hij heeft de weg naar God geopend. En dat niet alleen voor Israël, nee, zelfs voor alle volken. Ook voor de heidenvolken, de allerbuitenste ring, nog buiten Israel. In de schaduw, ver van God. God, die heilig is en ontzagwekkend, maar… die ook een verzoend Vader is voor ieder die Jezus volgt. Die afstand ís er dan niet meer!
En dankzij Jezus wordt het weer zoals God bedoeld had: dat er een volk komt, uit Joden en zelfs uit heidenen, dat helemaal aan Hem is toegewijd. “Een koninklijk priesterschap, een heilig volk”, zo zegt Petrus. Dat is de gemeenschap van allen die in Jezus geloven, dat is de christelijke gemeente van het nieuwe testament! Dat zijn wij! Beseffen we dat wel eens?
[dus geen tienden… maar alles!]
In onze bedeling is er niet meer zo’n systeem van cirkels, met priesters – levieten – leken. Nee, iederéén die gelooft mag tot God naderen, zoals vroeger alleen de priester. En dus is het ook niet nodig dat er tienden worden betaald, niet aan levieten, niet aan priesters, ook niet aan de kerk of voorganger. Want er is vrije toegang! Geen priesters en geen offers meer nodig, na het éne offer van Christus.
Nee, u hoeft dus geen tienden meer te betalen, zoals in het Oude Testament. Dat is voorbij. Misschien halen er nu wel een paar mensen opgelucht adem: gelukkig, dat hoeft niet meer, een aanslag op mijn salaris verijdeld. Maar… laten we dan wel verder denken. Ieder die werkelijk in Jezus gelooft, staat nu in de binnenste cirkel. Soms wordt er gezegd: in het nieuwe testament zijn er geen priesters meer. Maar je zou beter kunnen zeggen: er zijn eigenlijk geen leken mee! Ieder die gelooft, is een priester, een “koninklijk priesterdom”. Die moet geen tiende geven, nee, die moet alles geven. Al zijn tijd, heel zijn werk en leven. Geen 10% maar 100%! Dát is pas een aanslag op je geld en je tijd en je vrijheid…!. 100%! Als u de Heere dient, is héél uw leven voor Hem. Ook uw geld.
[slot, concreta]
Geen tien, maar 100%. En concreet in geld? Dan zijn er geen percentages vast te stellen. Als u nauwelijks rond kunt komen is de situatie heel anders dan wanneer u overvloed heeft. Maar we mogen bedenken, terwijl we aan het internetbankieren zijn: Heere, het is állemaal van u, en u geeft het me om ervan te leven. En dan mogen we ons afvragen: wat kan ik ermee doen? Wat mag ik voor de dienst van God betekenen, wat voor anderen, en wat heb ik zelf nodig? Dan is er geen percentage dat dwingt, dan is er liefde die dringt. Omdat Jezus ons heiligt als Zijn priesters. Liefde, vanwege wat Hij gaf: alles!
Ik las een anekdote. Er kwam een jonge man bij een predikant, en hij zei: “dominee, nu zijn er mensen in de stad, en die preken telkens dat je een tiende van je inkomen moet geven. Moet dat nu echt? Dat is toch wettisch?” . En die predikant zei “Ja jongen, dat is inderdaad wettisch, dat kun je zo niet stellen. Ik zou me maar niet laten beperken door die tien procent van hen…”
Aan de andere kant mag die 10% ons toch wel een spiegel voorhouden. Haalt u dat? Niet voor de kerk alleen bedoel ik, maar al uw giften aan goede doelen samen? Want die tiende is voor ons geen wet, maar het is wel een goede regel die ons kan stimuleren om een deel van je inkomen af te staan. En trouwens, de regels voor de inkomstenbelasting stimuleren het ook, die 10%!
Denk niet dat dit alleen relevant is als je veel geld hebt. Nee, denk maar aan wat Jezus zei over dat penninkje van de weduwe: het was meer dan de bijdragen van de rijken. Voor arm en rijk, voor jong en oud gold die tien-procentsregel in Israël. Een deel geven, naar vermogen. En waar moet je geld dan heen? Dat hoeft niet per se naar de plaatselijke kerk – al is het een voor de hand liggend doel. Kijk maar om je heen waarheen God je hart neigt: naar zendingswerkers, naar Oost-Europa, naar dingen in ons eigen land. In Nieuw-testamentische vrijheid, want die hebben we! Maar vergeet ook je plaatselijke kerk niet. Dat zou in ons land heel wat part-time predikantsplaatsen schelen… Overweeg ook je kerkelijke bijdrage maar biddend!
Zo zegt dit voorschrift over de tiende ons zeker nog wel wat. Het zegt, hoe bevoorrecht wij zijn in Jezus. Geen afstand meer, directe toegang. Daar hoeven we geen tienden voor te betalen. Maar als priesters mogen we God met 100% van ons leven dienen, ook van ons geld en onze welvaart. Laten we het dan maar biddend zingen:
“Neem mijn zilver en mijn goud, dat ik niets aan U onthoud.
Neem mijzelf, en voor altijd ben ik aan u toegewijd.”
Amen