Tags

Onlangs was ik een weekendje op een boerderij Drenthe. Als je daar ’s nachts naar de lucht kijkt, in het ongelooflijk hoeveel sterren je ziet. Hoe langer je kijkt, hoe meer het er zelfs worden! Een ongekend iets voor een Westlander. Hier zie je niet zoveel sterren. Op een heldere nacht, als de kasverlichting uit is, lijken het er nog best wat. Maar als je in de donkerte van Drenthe staat, besef je dat het maar een fractie is van het echte aantal.
Het is jammer dat ons kunstlicht de sterrenhemel zo verbergt. Want onder zo’n koepel vól sterren te staan, doet iets met je! Je voelt je klein worden. Zeker als je bedenkt dat elke ster eigenlijk een zon is als de onze! Wat stelt een mens dan helemaal voor? “Het besef / een broodkruimel te zijn op de rok van het universum” zegt de dichter Lucebert. Als je het zo zegt, is dat geen erg fijne gedachte. Een kruimel, die veeg je zo weg. Het enorme heelal draait zijn rondjes, en wij doen er niet toe. Een andere hedendaagse dichter zegt: “de lichten in de stad / verblinden de sterren. Met elk een eigen ster / ziet niemand, niemand, hoe nietig hij is. Gelukkig maar!” Gewoon maar leven, en niet te diep denken…
Een ander lied spreekt mij echter meer aan. Een aloude psalm. “Zie ik de hemel, het werk van uw vingers / de maan en de sterren door U daar bevestigd / wat is een mens dan dat U aan hem denkt / het mensenkind dat u naar hem omziet?” Als je de talloze sterren ziet, kun je ook een diep besef krijgen van een machtige schepper. Iemand eráchter. Hoe groot moet Hij wel niet zijn? Maar dan zeggen de psalmwoorden nog meer: ‘wat is een mens dan dat U naar hem omziet?’. Want dat doet de hoge God: omkijken naar mensen. Dat zie je niet aan de hemel geschreven. Dat staat geschreven in de Bijbel: de machtige schepper van al die sterren wil zich aan ons verbinden! Wie daarvan weet, raakt nog dieper verwonderd.