Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
het is herfst, de dagen zijn snel korter geworden. Je merkt het ’s avonds, maar ook ’s morgens als je wakker wordt. Buiten is het nog donker, en dat maakt het een stuk minder aantrekkelijk om uit bed te komen. Donker, dat is nacht, en dan is het de tijd om te slapen. ‘De dag is nog niet eens begonnen’, denk je misschien als de wekker gaat. ‘De dag is nog niet eens begonnen’ – als je dat denkt verraad je jezelf als een heiden. Want ja, voor ons begint de dag in de morgen en eindigt hij als je gaat slapen. Maar volgens de Bijbelse tijdrekening is het heel anders!
Voor een Jood begint de dag juist als de zon ondergaat, niet als hij opgaat. Net als in het scheppingsverhaal ‘toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag’. In Israël begint er ’s ávonds een nieuwe dag, niet ’s morgens.
Nu kun je denken: wat maakt het uit, het is toch een cirkelgang… Maar er zit toch een mooie symboliek in. Wij, niet-Joodse mensen, leven met de tragiek van de natuur. Opgaan, blinken en verzinken. Zo gaat het elke dag! Het eindigt in duisternis. Wie echter leeft met de God van Israël, heeft een andere oriëntatie. Die leeft vanuit het duister naar het licht. Dagelijks en levenslang. Letterlijk, en geestelijk. Vanuit het duister leven naar het licht!
En dat brengt ons bij de psalm van vandaag: psalm 30. In het midden ervan lezen we “’s avonds overnacht het geween, ’s morgens is er gejuich”. Precies die beweging! Eerst de avond, dan de morgen. Eerst donkere droefheid, dan juichend morgenlicht. Een ogenblik in zijn toorn, een leven in zijn gunst. Daar hebben we de kern te pakken! Maar hoe komt de dichter bij deze dingen?
[de ‘storyline’ met David]
Boven de psalm staat ‘Een psalm, een lied voor de inwijding van Davids huis’. Nu zijn zulke opschriften vaak later toegevoegd, maar dit opschrift past goed bij de inhoud. Koning David is de dichter, hij aan wie zoveel psalmen worden toegeschreven. In wat voor omstandigheden bevindt hij zich? Wel, het gaat heel goed met hem en met zijn koningschap. Jaren had hij rondgezworven, op de vlucht voor Saul, maar nu is alles anders geworden. Hij werd koning, eerst over de stam van Juda, later over heel Israël. Jeruzalem werd zijn nieuwe hoofdstad, strategisch gelegen midden in het land. Uit andere Bijbelboeken kunnen we afleiden dat David in deze tijd ook de Filistijnen had verslagen, de eeuwige vijanden van Israël. Het gaat goed! Nu is er tijd voor andere dingen. David gaat een paleis bouwen voor zichzelf, een prachtig huis. Wat kon hem nog gebeuren? We lezen het in vers 7 “ik zei wel in mijn zorgeloze rust: ik zal voor eeuwig niet wankelen!” “Want” zo voegt hij eraan toe, “de Here liet hem zo stevig staan als een berg”. Ja, de Hére gaf dat. Maar dat besefte David niet altijd meer, hij leefde in zorgeloze rust, zegt hij zelf.
Het nieuwe paleis was al bijna af, en het werd tijd voor een inwijdingsfeest. Maar toen… toen ging het mis. David werd ziek, heel ziek. En besef wel: in die tijd kon dat zomaar je einde betekenen. Medicijnen zoals nu waren er niet, of medische hulp. Wat had hij nu aan zijn macht? Ineens was hij
heel klein en kwetsbaar. David riep tot God, hij smeekte om hulp, om genezing. Nu besefte hij dat hij van Gods hulp afhankelijk was. Weg zorgeloze rust. “Wees mij genadig! Here, wees mijn helper!” bad hij vurig, met de koorts in zijn lijf. En gelukkig, heel gelukkig: David werd weer beter. De Here had geluisterd. “u hebt mij genezen”, vers 3.
En nu, bij de inwijding van zijn nieuwe paleis, zingt David van wat er gebeurd is. Mensen hadden misschien een trots en zelfbewust lied verwacht, maar David raakt een andere snaar. Hij getuigt van God. God die Hem zegent en redt, en van wiens liefde hij leeft.
[in alles van God afhankelijk]
Is die geschiedenis van David niet heel herkenbaar? Dat wat we lezen in vers 7 en 8. Hoe makkelijk denk je niet dat al het goede vanzelf spreekt. Je leeft in zorgeloze rust. Alles gaat goed, en niets wijst er voorlopig op dat dat zal veranderen. Prachtig natuurlijk, als het zo gaat in je leven! Maar van wie krijg je het? Heb je dat zelf allemaal voor elkaar gebokst? Misschien heb je er hard voor gewerkt – David had het koningschap ook niet cadeau gekregen. Geweldig, gebruik je talenten! Maar nogmaals, wie geeft je al dit goede? Het had ook zo anders kunnen zijn, ondanks je inspanningen! “Here, door uw goedheid had Ú mijn berg vast doen staan”. Hij is de basis. Maar hoe makkelijk vergeet je Hem, juist als het goed gaat! Terwijl we voor heel ons leven afhankelijk zijn van zijn gevende goedheid.
Weet je wanneer je dat merkt? Als Hij even laat voelen dat het ook anders kan. Als Hij, zogezegd, zich even achter een wolk terugtrekt. “Toen u uw aangezicht verborg” zegt de psalm, “werd ik door schrik overmand”. Dan merk je pas hoe weinig je het zelf in de hand hebt allemaal.
Dat kan op allerlei manieren gebeuren. Bij David was het door ziekte. Dat kan nog steeds. Wat word je dan kwetsbaar soms, terwijl je dacht dat je stevig stond als een berg! Het kan door allerlei andere tegenslag. Dingen in de vriendenkring, op het werk, een burn-out… Vul maar in. Je wordt wakker geschud, ineens! Heel wat mensen kunnen ervan getuigen, ook nu.
Doet de Here dan zulke dingen? Wil Hij mensen pootje haken? Laten we voorzichtig zijn in wat we zeggen. De psalmdichter heeft er in elk geval geen moeite mee, om Gods hand achter allebei de dingen te zien: zijn voorspoed én zijn ziekte!
[Hoe de Here is]
Is God dan wispelturig? Zegent hij nu eens, terwijl Hij een andere keer ellende stuurt? Moet je het maar afwachten hoe Hij het jou laat vergaan? Nee, zo zeker niet! Laat ik het zo zeggen: liever is Hij liefdevol. Dat is hoe Hij ten diepste is: genadig, goed, en liefdevol. Ook als Hij zich soms even terugtrekt. De psalm zegt het zo mooi “een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn liefde. ’s Avonds is er geween, ’s morgens is er gejuich”.
De Here heeft geen twee gelijke kanten: van toorn en van liefde, van zegen en vloek. Als je zo denkt, heb je het mis! Dan is God iemand die daar boven willekeurig aan de knoppen draait, dan moet je het maar afwachten. Te veel mensen lijken zo over God te denken. Maar is dat de God die we uit de Bijbel leren kennen? Nee toch! David ziet Gods hand achter alles wat hem overkomt: voorspoed én ziekte. Maar de Here is niet op dezelfde manier aanwezig in alle dingen, dat zegt hij ook duidelijk. Die ziekte is ‘verberging van Gods aangezicht’. Dat is eerder wat er gebeurt zonder God. Hij hoeft zich maar even terug te trekken, en wij zijn nergens meer! Maar dat is niet hoe Hij ís. “Hij is een God van liefde en genade. Barmhartigheid en goedheid zijn de daden, van Hem die niet voor altoos met ons twist”. Nee, niet voor altijd. “Een ogenblik in zijn toorn, een leven in zijn liefde!”
Weet u wat nu geloof is? Dat je blijft vasthouden dat de Here góed is. Ook al ervaar je dat op een bepaald moment niet. Ook al heeft Hij zijn aangezicht verborgen. Dat je blijft roepen tot Hem, net als David deed. Tóch blijven vertrouwen dat Hij betrouwbaar is. Als alles goed gaat, is dat niet moeilijk – hoewel… dan val je al snel in die zorgeloze rust die Hem vergeet. Maar als Hij ver weg lijkt, dan toch zeggen en blijven zeggen “een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn liefde. Avonds is er geween, ’s morgens is er gejuich”.
[wie Hij is zichtbaar in Jezus]
Weet u waar je dat pas echt ziet? Bij de Here Jezus. Ja, want in deze psalm kun je vel terugvinden van Hem. Dan moet ik denken aan het einde van zijn leven. Daar werd hij afgevoerd naar Golgotha. Gekruisigd als een vervloekte. Waar was God nu? Hij verborg zijn aangezicht – er kwam drie uur van duisternis. Jezus, Hij stierf daar. En, zo leert de belijdenis ons, Hij droeg daar de toorn van God tegen de zonden van het ganse menselijk geslacht. Toorn – daar was het ogenblik van Gods toorn. Maar is dat het hele verhaal? “Een ogenblik duurt zijn toorn, maar… een leven lang zijn liefde! ’s Avonds overnacht het geween” – die avond toen Jezus werd begraven, wat een verdriet! maar… “’s morgens is er gejuich!” Die morgen – de paasmorgen. Jezus kwam niet om, toorn was niet het laatste woord. Hij stond op! Een leven in Gods liefde! Gejuich in de morgen!
Hier zijn we zo duidelijk dat Gods liefde zoveel groter is! Dié heeft het laatste woord. Na de nacht van strijd en zorgen, breekt de nieuwe morgen aan.
En wat krijgt vers 10 dan een diepe betekenis. David roept “zal het stof u loven? Kan het graf u prijzen? Laat me niet sterven, want dan is het te laat!” Maar wij mogen weten: het graf kan wél Gods lof zingen, met open mond op de paasmorgen. Ook als het sterven wordt, is het niet te laat! Hoe donker ook de nacht, Gods licht breekt erdoorheen!
De Here Jezus in zijn lijden, sterven en opstanding, Hij is de diepste illustratie van die psalmwoorden. “Een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn liefde! ’s Avonds overnacht het geween, ’s morgens is er gejuich!”
En daarom zingt David. Niet alleen om wat God gedaan heeft, maar ook om hoe Hij ís. Kijk maar, in vers 5 roept hij iedereen op om te zingen. Waarom? Niet omdat hij genezen is allereerst. Maar om wat in vers 6 staat over toorn en liefde, avond en morgen. Zouden wij dan niet meezingen?
[elk die tot Hem roept mag ervaren hoe Hij is]
Want zó is onze God! En zoals Hij is, zo dóet Hij ook. Niet altijd meteen. Soms ga je slapen vol met zorgen. Maar na de avond komt de morgen. David mocht het ervaren in zijn eigen leven. Maar ook nú is het waar! Al verbergt de Here zich misschien een tijdje – wie Hem verwacht zal merken dat Hij niet ver is.
David riep, hij riep tot zijn God. Hij wist waar hij heen moest met wat er in zijn leven gebeurde. Al was hij weggezonken in zorgeloze rust, hij schrok op en ging weer op zoek naar God. Hij riep en smeekte. Ook dat hoort bij geloof! Als je het niet kunt vatten, als God zichzelf lijkt tegen te spreken. Dan niet berusten, maar roepen, bidden, pleiten, tot Hij zelf antwoordt. En dat gebeurde: David mocht weer opstaan en Hem loven.
Zo is de Here nog. Als u Hem vergeten bent, mag u bij Hem terugkeren. Als u in de zorgen zit, mag u tot Hem roepen. Want Hij, Hij laat na de avond de morgen komen. Als het doel bereikt is, dat u Hem weer nodig hebt, dan zal Hij niet langer zijn gezicht verbergen. Dan wordt rouwklacht veranderd in reidans, een rouwkleed in blijdschap! Vaak in hulp hier in de concrete nood. In genezing of uitredding, in een toekomst die open gaat. Soms zelfs ook door de dood heen. David kon daar niet doorheen kijken nog. Maar wij mogen weten: ook al hier op aarde geen genezing komt, dan is er ook dan leven bij Hem! “’s avonds – aan de levensavond – geween, maar ’s morgens is er gejuich – op die grote morgen!”
[loven levenslang]
Dan eindigt David, en dan mogen ook wij, eindigen in lof en in liederen. De hele psalm is er vol van. Loof deze God, wiens liefde geen einde kent! Loof deze God wiens toorn in één moment voorbij was, toen Jezus zich gaf. Lof aan deze God, die na avond een morgen geeft!
So wie so, wat geeft Hij al veel elke dag – dingen waar we zo snel aan voorbij leven, in zorgeloze rust. Maar nog meer: loof Hem om zijn redding. Daarvoor is een mens geschapen, om God te loven! David zegt het zo mooi: “laat me leven Heer, anders kan ik niet meer voor u zingen. En daar hebt u mij toch voor bedoeld?”
De Here mogen we loven, als Hij ons heel concreet geholpen heeft. En hebt u dat zelf niet meegemaakt, dan mag je instemmen met de klanken van zovele anderen. Zing mee! roept David. Zing mee om wie de Here is, voor anderen, en wie Hij ook voor u wil zijn. “Want een ogenblik duurt zijn toorn, maar een leven lang zijn liefde. ’s Avonds is er geween, maar ’s morgens is er gejuich!”. Een nieuwe morgen komt! Zowaar als Jezus is opgestaan in de morgen!
Amen