Tags

, , ,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro: Rachab de hoer]
in Amsterdam heb je de Wallen, de bekende en beruchte buurt – genoemd naar de oude stadswal. Het ‘red light district’ zoals de Engelsen zeggen. Rood licht bij de ramen waarachter schaarsgeklede dames zichzelf aanbieden. Het oudste beroep van de wereld, zegt men.
Erg oud is het zeker! Vandaag gaan we een paar duizend jaar terug de tijd in, naar de tijd dat het volk Israël het beloofde binnengaat. Daar ontmoeten we een stad met stadswallen – stadsmuren; de stad Jericho. En net als bij de Amsterdamse wallen vinden we daar een dubieuze bar. Niet in het centrum, maar aan de rand, de rafelrand van de samenleving. In plaats van rode lampen zie je rode snoeren hangen, maar ze betekenen hetzelfde. Hier is de hoerenbuurt. En hier vinden we Rachab, de hoer.
Rachab, ze komt voor in de stamboom van Jezus. Wonderlijk, wat een mensen je daar treft! Denk aan Thamar, vorige week. Laten we wel beseffen in wat voor cultuur Jezus geboren werd: één die gebaseerd was op eer en schaamte. De eer van een familie was heel belangrijk. Je kon iemand niet erger beledigen dan door iets te zeggen over afkomst van een hoer! Maar Mattheüs meldt haar naam toch. De Here Jezus vernéderde zich, toen hij geboren werd. Ook over zijn eigen geboorte deden praatjes de ronde, trouwens. Hij werd de minste van de mensen, om juist zó verlosser van allen te zijn. En zo treffen we ook Rachab aan onder de namen in zijn stamboom. Wonderlijk!

[het verhaal]
Bij de geschiedenis van Rachab blijf je al snel hangen bij haar oneerbare beroep. Je vraagt je af wat die verspieders te zoeken hadden in haar huis… Of je beoordeelt haar daden in het licht van haar nering. Eerloos, dus dan is het niet zo’n wonder dat ze haar eigen volk verraadt – want dat doet ze toch, door spionnen van de vijand te verbergen? Of misschien vind je het vooral een spannend verhaal: zullen de verspieders het redden? Midden in de nacht aan een touw van de stadsmuur abseilen – het spreekt tot de verbeelding!
Als je het hoofdstuk echter goed bekijkt, zit daar de kern niet. Het hele verhaal is namelijk symmetrisch opgebouwd. In de eerste helft gaan de verspieders van Jozua naar Jericho, en dan de stad in en Rachabs huis in. In de tweede helft gebeurt precies het tegenovergestelde: ze verlaten het huis en de stad en keren terug naar Jozua. En daartussenin, in het midden, vinden we waar het om draait: om wat Rachab zegt tegen de verstopte verspieders. Dingen die je niet zou verwachten van iemand als haar!
De twee verspieders zijn de stad Jericho binnengekomen. En waar kun je beter je informatie verzamelen dan in een louche bar? Ze gaan dus naar binnen in het logement van Rachab. Ze houden hun oren goed open, en als het avond wordt nemen ze een slaapplek. Ze sliepen daar, staat er, niet: ze sliepen met haar.
Maar blijkbaar zijn ze toch op één of andere wijze opgevallen, want er staan ’s avonds plotseling soldaten voor de deur. “Doe open! Waar zijn die spionnen?” Dan doet Rachab iets opvallends. Ze zegt tegen de beide mannen: “snel, klim het dak op en kruip onder het vlas dat daar ligt te drogen!” En tegen de soldaten liegt ze glashard dat de twee mannen weg zijn, nog net in de schemering de poort uitgegaan. “Ga ze snel achterna, dan achterhaal je ze nog wel!”
Waarom doet Rachab dit? Waarom helpt ze niet haar eigen volk? Waarom verstopt ze deze vreemdelingen? Kijk, en dán komen we bij de kern van het verhaal!

[haar en ons(?) geloof in oordeel]
Rachab had wel gemerkt dat deze mannen Israëlieten waren. Dat blijkt wel als ze hen opzoekt onder het vlas. Ze vertelt hoe zij en haar volk bang zijn geworden. Niet zo vreemd, als er ineens een groot volk vanuit de woestijn aan de grens van je land komt. Wat willen die? Vast niet veel goeds! Bovendien deden er allerlei verhalen de ronde over dat volk. De God van dat volk zou een pad voor ze hebben gemaakt, dwars door de Rietzee heen! Dat moet een machtige God zijn die hen helpt! Bovendien hadden ze gehoord over overwinningen van dit volk. De Amorieten, die oostelijk van de Jordaan woorden, had Israël compleet weggevaagd. De koningen Sichon en Og waren door hen gedood. En wat zou Israël nu van plan zijn? Het leek erop dat ze een invasie in de zin hadden!
De heersers van Jericho hadden hetzelfde gehoord als Rachab. Hun reactie: de poorten dicht, jacht op spionnen, het leger in staat van paraatheid brengen. Dit volk zou hen niet klein krijgen!
Rachab denkt daar echter anders over! Zij maakt zich geen illusies. Haar geest trekt de lijnen dóór. Als de God van dit volk hen door de Rietzee kon leiden, kan Hij hen ook door de Jordaan leiden! Als Israël de sterke Amorieten kon verslaan, dan kunnen ze ook de Kanaänieten verslaan. Zij realiseert zich dat de ondergang dichtbij is. De stad zal vallen! En alle verzet is zinloos. Ze gelooft in de macht van Israëls God. Bijna een geloofsbelijdenis is het, als ze zegt “de HEERE, uw God, is een God boven in de hemel en beneden op de aarde”. Met andere woorden: niets houdt voor hem stand. Rachab is bang. De ondergang, háár ondergang ook, is aanstaande!
Wist u dat ook voor deze wereld de ondergang dreigt? Dat er een invasie komt? In de weken van Advent denken we aan Jezus’ komst. Zijn komst toen in Bethlehem. Maar ook aan zijn komst in heerlijkheid. Als hij zal komen om te oordelen over levenden en doden. Wie weet wanneer dat zal zijn? En dan is verzet zinloos. Hij komt met overmacht, en Hij zal alle kwaad straffen, alle onrecht uitroeien. Hoe zal het dan met ons zijn? Met u en jou en mij? Je denkt er misschien niet vaak aan. Of je denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen.
Maar de Here is heilig en ontzagwekkend! Dat er een oordeel is – leeft dat in onze gedachten? Dat Jezus, de Redder, als Rechter zal komen, is dat iets wat we dóórhebben? Rachab, zij doorzag de situatie. Maar de meeste mensen in Jericho niet! Net zoals, vrees ik, zoveel mensen tegenwoordig. Een machtige God? Een einde aan deze wereld? Het is niet voor te stellen! Dat geldt óók als je in de kerk zit. Als ik voor mezelf spreek: het lijkt onmogelijk dat het niet gewoon altijd dóór zal gaan, de wereld en de tijd. Net als de mensen in Jericho dachten dat hun muren voor eeuwig zouden standhouden… Maar ik moet u, en mijzelf, vanmorgen vertellen: er kómt een keer een einde aan! Jezus komt! En dan?

[R’s smeken om genade]
Wat doet Rachab nu zij de ondergang van haar wereld ziet naderen? Ze zoekt een mogelijkheid om gered te worden. En dáárom helpt ze de twee spionnen. Omdat die aan de kant staan van die machtige God. Tot hen wendt ze zich, en ze vraagt om genade. “Zweer mij toch bij de HEERE” zegt ze, “omdat ik goedertierenheid aan u bewezen heb, dat u ook goedertierenheid zult bewijzen aan het huis van mijn vader, en geef mij een teken van trouw”. Rachab vraagt om goedheid en trouw – twee Bijbelse kernwoorden die meestal over God gezegd worden. Aan de twee verspieders vraagt ze dat, want ze spreekt tot hen als vertegenwoordigers van hun volk, en ten diepste van hun God. Eigenlijk vraagt ze heel simpel: wees góed voor mij, als jullie straks met Gods hulp deze stad innemen. Laat mij leven! En meteen vraagt ze dat ook voor haar familie. Rachab zoekt het niet bij de sterke soldaten of de koning van Jericho, nee! Ze gelooft dat die machteloos zijn tegen wat komt. Ze vraagt slechts om genade als Gods oordeel komt. Genade in Gods naam. En… die krijgt ze!

Rachab is zo een geweldig voorbeeld van wat geloof is. Geloven dát het oordeel komt, dat ten eerste. Maar dan ten tweede ook, het nergens anders zoeken dan bij genade in Gods naam. Dat is geloven! Dat is de weg, ook voor ons, en voor iedereen, die je redt als de algemene ondergang komt. Als je echt gelóóft dat eens Gods oordeel komt – voor de wereld, en ook voor u en jou en mij… wat doe je dan? Je kunt denken dat het zo’n vaart niet zal lopen. Je kunt vertrouwen op je eigen prestaties, je goede leven. Maar zouden die het oordeel kunnen tegenhouden? Nee! Het enige wat wél helpt is dat je van loyaliteit verandert. Niet meer bij de wereld-zonder-God, maar bij de HERE willen horen. Dat je het verwacht van zijn goedheid en trouw. Dat je vraagt om genade, in Gods naam. Dán, ja dán kun je er doorheen komen als alles instort. Dan krijg je toekomst!

[verschil: veel meer reden om op Gods gunst te hopen!]
Rachab, zij levert zich helemaal uit aan de genade van de verspieders, en van Israël. Zij kon alleen maar afwachten, ze waagde een enorme gok. Zou de God van Israël wel genadig willen zijn voor een Kanaänitische – een volk dat Hij gezegd had te zullen verdrijven? Zou Hij genadig willen zijn voor haar, een hoer, die deed wat in Israël verboden was?
En wij – nemen wij ook een gok als we ons toevertrouwen aan Gods goedheid en trouw? Nee! Zeker niet! Wat mogen wij veel meer weten dan Rachab. Zij wist eigenlijk alleen: de ondergang komt! En ze waagde de geloofssprong. Maar wij, wij mogen zoveel méér weten. Alleen dit verhaal al: want Rachab wérd gered, zo blijkt uit het vervolg, ze mocht bij Gods volk horen. De Here neemt hoeren aan!

En, nog veel belangrijker, wij mogen weten van Jezus. Hij die komt als rechter, is gekomen als Redder! Er is gelukkig zoveel méér te zeggen dan dat er een God is aan wie ieder verantwoording heeft af te leggen. Dat is zo, en dat vergeten wij wel eens… Maar Hij is méér dan alleen rechtvaardig en streng. De Here is genadig, voor ieder die zich tot Hem wendt! Hij heeft zelf voor verzoening gezorgd, voor een nieuw begin voor ieder die wil. Dáárvoor is immers Jezus gekomen? “Opdat een ieder die in Hem gelooft, níet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft”. Wij hoeven geen sprong te maken in het duister. Wij mogen weten: er ís redding. Al wie zich bekeert kan ontkomen, zo toont deze geschiedenis, en de hele Bijbel. En dan maakt het niet uit bij welk volk je hoort, of wat je verkeerd hebt gedaan. Jezus ging om met hoeren en tollenaars! Ja, hij gaf zijn leven voor hen. Voor hen, en voor mij, en voor u. Als we slechts vragen om zijn genade, dan zúl je niet omkomen. Geloof het beide: dat de ontzagwekkende God voor de deur staat, dat onze wereld zal ondergaan; én geloof dat Hij u redden zal, om Jezus’ wil! Dan heb je de goede adventsverwachting.

[het teken]
Rachab, ze krijgt de toezegging dat je zal leven. En dan gaan de mannen weg. Nu heeft ze niets meer, alleen hun woord. Ze moet het maar geloven dat het goedkomt met haar en haar familie! Eigenlijk net als bij wie tegenwoordig gelooft. Ik mag u Gods genade verkondigen. Maar meer dan een toezegging heb je niet. Je moet het maar geloven!

Of toch niet? Eén ding is er toch nog, een teken. De verspieders hadden gezegd: bind een rood snoer aan het raam. Dan kunnen we straks herkennen welk huis van jou is, en je beschermen. Er hangt een rood snoer aan haar raam! Voor alle duidelijkheid: dit is niet het touw waarmee ze de mannen naar beneden liet zakken, dat heeft ze natuurlijk snel weer binnengehaald. Dit is zo’n rood snoer als aan de andere kant van haar huis hing, bij de ingang op de muur. Het teken van haar beroep, net als een rode lamp tegenwoordig op de Wallen. Dat rode snoer, dát hangt er nog als de mannen weg zijn. Telkens als Rachab het ziet hangen, op de onlogische plek aan het buitenraam, wordt ze weer herinnerd aan wat beloofd is. Dan weet ze weer wat de mannen gezworen hebben in de naam van de HERE: ze zal leven!
En wij? Wij hebben ook een rode draad. De rode draad in de Bijbel: dat God genadig is. Dat is de rode draad door heel de Schrift. De rode draad door Jezus’ geslachtsregister ook. Wat staan daar niet een bedenkelijke mensen: Thamar, Rachab, David, en wie niet al. Maar ze mogen erbij horen! En zo mogen ook wíj verzekerd worden, telkens weer, vanuit de Bijbel: wie genade vraagt, mag veilig zijn. Die wordt gered. Die krijgt vergeving en een nieuw begin. Telkens en telkens weer kunt u het lezen in de Bijbel. De rode draad door alles heen! En trouwens, over teken gesproken: wat dacht u van het Heilig Avondmaal? Als u het soms haast niet meer kunt geloven, mag u daar de tekens zien. Brood en wijn, tekens van Jezus die zichzelf gaf. De Here verzekert ons, in het Woord, de Bijbel, en in het sacrament, het Heilig Avondmaal. Opdat wij in geloof zullen volhouden, tot de dag dat de muren vallen. De dag dat Jezus komt. Hij, de Rechter, die voor al de zijnen de Redder is!

Amen