Gemeente van Jezus Christus
[intro: bij welk volk hoor je?]
bij welk volk hoor je? Wat bepaalt je nationaliteit, je identiteit? Een relevante vraag, als we denken aan de rechtszaak tegens Geert Wilders van afgelopen week. ‘Minder Marokkanen’, had hij gezegd. Alleen… de allochtone jongeren die zich misdragen in Den Haag, en waar zijn uitspraak op sloeg , zijn Nederlanders! Als je in het paspoort kijk van zo’n jongere, staat het er zwart op wit: nationaliteit ‘Nederlands’. Maar voelen ze zich ook zo? En trouwens, zou een uitspraak als die van Wilders daartoe bijdragen? Veel van zulke jongeren hebben bovendien twéé nationaliteiten: ook de Marokkaanse. Dat is allemaal letters op papier, hun nationaliteit. Maar wat is hun identiteit? Waar willen ze bij horen? En zijn ze welkom, als ze Nederlander willen zijn? Spannende vragen!
Bij welk volk je hoort, wordt niet alleen bepaald door je afkomst. Dat lijkt Wilders te denken. Maar kijk bijvoorbeeld eens naar onze koning. Hij is toch wel Nederlander nummer één! Maar als je naar zijn afstamming kijkt ligt dat anders. Zijn vader was een Duitser, prins Claus. Zijn opa was een Duitser, prins Bernhard. Zijn overgrootvader, prins Hendrik, of eigenlijk moet ik zeggen ‘prinz Heinrich’, was ook al een Duitser. Dus qua afkomst is koning Willem-Alexander minstens 7/8 Duits. En toch is hij helemaal een Nederlander. Want.. bij welk volk je hoort is niet in de eerste plaats een kwestie van genen en voorouders. Het is eerst en vooral een kwestie van identiteit: bij welke groep wíl je horen? Waar sluit je je bij aan? Met welk volk identificeer je je? Dan is het meteen duidelijk: koning Willem-Alexander is Nederlands. Net als prinses Màxima dat geworden is, al is ze afkomstig uit Argentinië.
Zo zien we vanmorgen ook in de geschiedenis van Ruth. Ze komt uit het land Moab, maar ze gaat bij een ander volk horen. Het volk van Israël. “Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God” zegt ze. Ze vraagt een ander paspoort aan. Bij deze tekst wil ik vanmorgen met u stilstaan. “Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God”.
[het verhaal, kort]
Hoe komt Ruth tot deze uitspraak? Dit zeg je natuurlijk niet zomaar. Er gaat dan ook een hele geschiedenis aan vooraf. Jaren geleden was een zekere Elimelech met zijn gezin uitgeweken naar Moab. Er was honger in Israël, de oogst was mislukt, dus hij zocht het elders. Maar… hij bleef daar wonen, ook nadat de honger weer over was. Zijn twee zonen trouwden met plaatselijke vrouwen, en Ruth was één van hen. Door zo’n huwelijk raak je al snel los van de God van Israël. Nog steeds trouwens! Beter hadden ze terug kunnen gaan naar het beloofde land toen de hongersnood weer voorbij was. Maar ze bleven, meer dan tien jaar.
Dan trekt verdriet hen: Elimelech, het gezinshoofd, sterft. Daarna sterven ook zijn zonen, Machlon en Chiljon, zonder dat ze kinderen kregen. Drie weduwen blijven over: Naomi, de vrouw van Elimelech, met haar twee Moabitische schoondochters: Orpa en Ruth. Hun toestand is droevig, zeker in de cultuur van toen. Er is niet één man meer die hen beschermt, en als vrouw alleen telde je niet mee. Daarom besluit Naomi, die nu het familiehoofd is, om terug te keren naar Israël. Daar heeft ze nog enige ondersteuning vanuit de clan en het dorp waar zij en haar man bij hoorden.
Terugkeer. Het Hebreeuwse woord klinkt als ‘bekering’, geestelijke omkeer. Is dit ook een terugkeer naar de God van Israël? Misschien wel voor Naomi. Of misschien was zij nooit los van Hem, dat kan ook. In elk geval is het terugkeer naar het land waar God gediend wordt en waar zijn wetten gelden. Daar gaat Naomi, en haar twee schoondochters gaan met haar mee.
[Orpa: net niet, meeloper]
Maar… Naomi stuurt de twee meisjes terug. Dat moet een hele stap zijn geweest voor haar. Immers,. zij was al ouder, en AOW was er niet. Kinderen en schoonkinderen waren degenen die voor je moesten zorgen als je bejaard werd. Dus Naomi stuurt eigenlijk degenen weg die haar kunnen ondersteunen. Ze denkt niet aan zichzelf!
Ze denkt aan de toekomst van deze meisjes. Hun toekomst ligt in een nieuw huwelijk, denkt ze. In Israël zullen ze moeilijk aan de man komen – in Moab ook trouwens, als weduwen die geen kind hadden en dus misschien wel onvruchtbaar waren. Maar in Israël helemaal, als heidense vrouwen en allochtonen. Daarom zegt Naomi: ga maar terug! Jullie toekomst ligt in Moab.
Eerst weigeren ze allebei. Maar als Naomi blijft volhouden, kust Orpa haar vaarwel en zij gaat terug. Ruth echter weigert terug te gaan, en ze komt tot die ontroerende woorden “uw volk is mijn volk, uw land is mijn land”. Daar kom ik zo op terug.
Eerst wil ik even focussen op Orpa. Zij is namelijk een beeld van heel wat mensen, ook vandaag. Orpa gaat eerst wel mee, op weg naar het land van Naomi’s God, maar ze heeft niets met die God. Ze loopt mee, omdat ze nu eenmaal bij de familie hoort. Maar ze verlangt niet naar Gods land.
Er zijn volgens mij meer mensen die meelopen, in geestelijk opzicht. Die meegaan met moeder of vader, naar de kerk. Die zich wel christen noemen omdat de familie nu eenmaal christelijk is. Maar wat hebben ze met God? Welke rol speelt Hij in hun leven? Geloof dat alleen meeloopt met anderen, ís geen geloof. Je ziet bij Orpa hoe het vaak verder gaat. Als puntje bij paaltje komt kiest ze toch voor haar geboorteland. Voor een leven met meer aardse toekomst, maar zonder de God van Israël. Zo haken er meer mensen af, vaak geleidelijk, door omstandigheden. Omdat ze ten diepste niets met God hebben. Ze zoeken geen leven met Hem, maar gewoon een goed leven op aarde. Wat is dat verdrietig! En wat voel ik me vaak machteloos erbij.
Waarom maakt Orpa de ene keuze, en Ruth de andere? Waarom haken mensen af? Was er dan zo weinig van de Here te zien in hun christelijke omgeving? Dat is trouwens wel een spiegel voor ons allen. Kunnen onze kinderen en anderen aan ons afzien dat een leven met de Here het allermooiste is wat er is?
[Ruth: hartelijke keuze]
Orpa haakt af. Maar Ruth blijft bij Naomi. Als Naomi vraagt of zij toch óók niet, net als Orpa, wil terugkeren naar haar volk en naar haar goden, is het antwoord veelzeggend. Woorden die als het ware weerklinken met kracht: “Dring er bij mij niet langer op aan u te verlaten en terug te gaan, bij u vandaan. Want waar u heen gaat, zal ik ook gaan, en waar u overnacht, zal ik overnachten. Uw volk is mijn volk en uw God mijn God. Waar u sterft, zal ik sterven, en daar zal ik begraven worden. Voorzeker, alleen de dood zal scheiding maken tussen mij en u!” Ruth, ze maakt een hartelijke keuze, eerst voor Naomi, dan voor haar volk, en dan voor haar God. In die volgorde!
Hier zie je hoe geloof begint. Bij een keuze voor de Here. En tegelijk geen keuze in het luchtledige, zomaar. Ruth wil bij Naomi horen, en daarom ook bij haar volk en haar God. Zo gaat het nog vaak, als iemand tot geloof komt. Dat je eerst met iemand, of met meerdere mensen bent opgetrokken die in God geloven. Als je bijvoorbeeld op gegroeid bent in een christelijk gezin. Dat je dan, op een gegeven moment in je leven zegt: dit wil ik vasthouden! In dit geloof wil ik delen. Geen geloof in het abstracte, bepaalde dingen voor waar houden, maar een geleefd geloof dat je bij anderen zag. Zo als Ruth het bij Naomi zag. Of zoals je het gezien kunt hebben bij een vriend of iemand anders, als je zelf niet met het geloof bent opgegroeid. Dat je dan op een gegeven moment zegt: daar wil ik óók bij horen! Ik wil gaan waar jij gaat, zoals Ruth ook zei. “Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God”.
Hoe is dat bij ons? Hebben wij die keuze al gemaakt? Of ben je alleen iemand die meeloopt? Want híer begint geloof: in het maken van een hartelijke keuze, om erbij te willen horen. Bij Gods mensen, en ten diepste bij Hemzelf. Denk aan het “ja” als iemand belijdenis doet in de kerk – daar is zo’n keuze openlijk te horen. Maar het begint in je hart. Hebt u, en heb jij al deze keuze gemaakt voor God?
[bij ander volk horen]
Ik wil er wel op wijzen dat Ruth eerst zegt “uw volk is mijn volk” en dan pas “uw God is mijn God”. Daarom begon ik ook met die voorbeelden over bij welk volk iemand hoort. Je moet namelijk erg oppassen, zeker in onze tijd, dat je geloof niet ziet als een privé-zaak, diep in je hart, tussen God en jou alleen. Natuurlijk, dat is wezenlijk, maar geloof is veel meer. Het is ook bij een bepaald volk gaan horen. Bij een groep mensen die samen van deze Heer zijn. In het Oude Testament moest je echt letterlijk bij het volk Israël komen, als je de God van Israël wilde vinden. In het Nieuwe Testament is dat verbreed, sinds Jezus: ook onder de andere volken zijn groepen mensen ontstaan die in de God van Israël geloven.
Ga je geloven, dan hoor je meteen bij een ander ‘volk’, tussen aanhalingstekens. De mensen van God. Dan hoor je, heel concreet, bij een gemeente. Dan dien je sámen de Here. Ik kan dat niet genoeg onderstrepen, hoe belangrijk het is dat de Here ons aan elkaar geeft. Alleen kún je haast niet geloven! Nee, sámen mogen we hier elke zondag zijn, bidden, zingen, de Bijbel openen. Samen leven uit de Bron. We mogen samen zitten aan de tafel van de Here, om daar gevoed en gesterkt te worden. En niet alleen op zondag hoor je bij elkaar. Ook de andere 6 dagen mogen we naar elkaar omzien, samen bezig zijn voor kerk en wereld. We mogen een nieuwe manier van leven in praktijk brengen, die God lof brengt, elkaar opbouwt, en anderen zegent.
Wat dat betreft mogen we elkaar wel scherp houden. Weet je wat het inhoudt om christen te zijn? Om je hele leven toe te wijden aan Jezus? Volgens Joodse rabbijnen volgde er nog een heel gesprek tussen Naomi en Ruth. Zo van ‘dat zeg je nu wel, Ruth, maar weet je wat het inhoudt om de God van Israël te gaan dienen?’ Naomi wees aan wat Ruth nu zou moeten, of niet meer zou mogen. Maar Ruth zei: ik ga ervoor! “Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God” – en dan neem ik de levensstijl en leefregels van Gods volk ook over! Laten we dan elkaar op dat spoor houden. Geloven is je aansluiten bij zijn volk, zijn mensen. Hoe feilbaar onze gemeente ook is, Hij geeft ons aan elkaar. Wat een zegen, samen te mogen leven uit de Bron!
[Hem kiezen als jouw God]
Ruth, ze kiest niet alleen voor Gods volk. Ze kiest ook voor de God van Israël zelf. “Uw God is mijn God”. Het zou nog kunnen dat er hier iemand zit die denkt: dit is een goede club mensen, deze kerk in Poeldijk. Daar houd ik me bij. Maar dan mis je tóch het belangrijkste: de God van de groep mensen. Dan moet u toch de Here nog toelaten in uw leven.
Ten diepste is geloven: het wagen met God. Een hartelijke keuze voor Hem. Dát is nu net het bijzondere bij Ruth, dat ze niet alleen zegt “Naomi, ik blijf bij u” maar dat ze ook dat andere zo helder uitspreekt: ik kies voor uw volk én voor uw God. Anders had ze nog het belangrijkste gemist! Al is God, zoals ik al zei, nooit los verkrijgbaar, zonder volk en zonder medegelovigen.
Hoe doe je dat dan concreet, kiezen voor de Here, gelovig worden? Dat doe je niet zelf! Waarom keerde Orpa terug en Ruth niet? Maar van onze kant doe je wel wat! Om te beginnen: gelóóf in God, en in wat Jezus voor u deed. Spreek dat uit, belijd het. En maak die keuze concreet door ernaar te leven en te blijven leven. Doe wat de Bijbel zegt – dus lees die ook. En ga bidden en blijf bidden, dat de Here u zal leiden en helpen en vernieuwen. Zó word je gelovig. En nogmaals: hebt u en heb jij die stap al gezet?!
[slot]
De keuze van Ruth. Ze kwam erdoor bij Gods volk. En ze werd gebruikt in Gods grote plan. We hoorden het uit het geslachtsregister, hoe ze een voormoeder mocht worden van Jezus Zelf, de Messias. Ruth kreeg een zoon, in Bethlehem – daar kunt u vanavond meer over horen. En uiteindelijk kreeg Ruth een grote zoon, ook geboren in Bethlehem! Jezus vond het geen probleem om een heidin als stammoeder te hebben. En waarom niet? Omdat zij die keuze maakte. Een keuze die haar inlijfde bij Israëls God en Israëls volk. Ze kreeg een nieuwe identiteit.
Wat belangrijk is het voor óns, dat ook wij zo’n keuze maken. Dat ook wij een nieuwe identiteit krijgen. “uw volk is mijn volk, uw God is mijn God”. Niet meer allereerst ‘Nederlander’ maar ‘hemelburger’, ‘lid van Gods volk’. Dan mogen ook wij delen in de zegen van Jezus, de messias. Hij werd geboren, in Bethlehem!
Amen