Tags

Ik wil eens een denkbeeldig gesprek met u delen, dat te denken geeft. Albert zei: ‘de mens van deze tijd heeft bijna God ingehaald!’ Berend zei: ‘Hoezo?’ ‘Wel, kijk eens naar de vooruitgang! De mogelijkheden van het menselijk kunnen zijn toch bijna onbegrensd, met moderne techniek en internet!’ Albert haalde eens diep adem. ‘Vroeger was alleen God almachtig. Maar moet je nu eens kijken wat mensen kunnen! We kunnen wolkenkrabbers bouwen van bijna een kilometer hoog, zie in Dubai. We kunnen de meeste ziekten genezen waar je vroeger aan doodging. We kunnen naar de maan vliegen en er wordt gewerkt aan een missie naar Mars!
Vroeger was de mens beperkt in plaats en ruimte. Maar nu? We vliegen binnen een paar uur naar elke bestemming in Europa. Er is sprake van de ‘hyperloop’ waarmee je binnen minuten van Amsterdam naar Rotterdam zou kunnen komen. En denk vooral aan internet, waardoor afstand geen rol meer speelt. Je voert een discussie met vrienden van om de hoek én uit Amerika, je praat via Skype met je nicht in Kenia… Waar je bent doet er eigenlijk niet meer toe. De mens heeft iets van Gods alomtegenwoordigheid overgenomen in deze tijd!
Denk tenslotte aan kennis. Vroeger was God alwetend en wij wisten van niets. Maar nu? We weten hoe een atoomkern is opgebouwd, we lezen het DNA-alfabet af. Ik kan alle informatie over wat dan ook binnen een paar klikken op Wikipedia vinden. Internetgiganten als Facebook en Google zijn al helemaal alwetend, bijna angstwekkend…’
‘Juist’, zei Berend, die rustig geluisterd had. ‘De mens kan veel en weet veel. Maar maakt het ze nu zoveel gelukkiger? Ik heb liever dat God me door en door kent dan Google of Facebook… En denk je echt dat de mens nu de grote God benadert? Als God zich in de Bijbel voorstelt doet Hij dat nergens als “de almachtige, alwetende en alomtegenwoordige” of iets dergelijks. Hij stelt zich heel anders voor, als “een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en oprecht” (Exodus 34:6). Dat zijn blijkbaar eigenschappen die Hij veel belangrijker vindt… Zouden we niet liever proberen om dáárin meer God te benaderen? Dát zou pas vooruitgang zijn!’