Tags
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: schuld en lot]
als je de media bijhoudt, word je soms niet opgewekt van de onderwerpen die daar langskomen. Goed nieuws is geen nieuws, zeggen ze wel eens en dat is te merken ook. Zo even een paar nieuwskoppen van de afgelopen tijd: tientallen doden bij protesten in Venezuela. Aardbeving treft eilandengroep. Dodental brand in Engelse torenflat bijgesteld tot 79. Meer mensen overleden aan kanker. Zware gevechten in brandend Mosul. Penningmeester verduistert tonnen. En ga zo maar door. Je snapt bijna dat andere berichtje van deze week: 20% van de Nederlanders volgt het nieuws niet of nauwelijks. Want veel vrolijks zit er niet bij!
Ellende genoeg dus in de wereld. Nu is al die narigheid die ik net opnoemde, echter niet helemaal op één hoop te vegen. Je hebt dingen waar een mens niets aan kan doen, maar je hebt ook heel wat ellende waar mensen schuld aan hebben. Dat is heel wat anders! Een aardbeving die mensen treft, daar heeft geen mens invloed op. Een ernstige ziekte krijgen, het overkomt je gewoon. Zoiets zou je ‘lot’ kunnen noemen, al is dat een heidens woord. Dingen die je overkomen buiten je eigen schuld.
Bij heel veel dingen in het nieuws is de ellende echter aan mensen te wijten. Een vereniging die failliet gaat omdat de penningmeester fraudeert. Strijd in Syrië en Irak door fanatisme en rivaliteit van mensen. Armoede door uitbuiting. En ga zo maar door. Zulke dingen zijn geen lot wat je treft! Hier is het vooral een kwestie van schuld. Menselijke schuld.
Lot en schuld – allebei maken ze het leven donker. En allebei komen we ze tegen in het Bijbelgedeelte dat we lazen, Handelingen 3. Vorige week hebt u daar ook uit gehoord, begreep ik. We treffen daar die kreupele man aan, kreupel vanaf zijn geboorte. Geen schuld van iemand, maar zijn droevig lot. En, zo hoorde u vorige week, God trekt zich zijn lot aan. Hij wordt genezen in de naam van Jezus. Zie hem lopen en springen en God loven! Want God geeft hem een nieuw begin.
God wendt het lot! Maar… wat doet Hij met schuld? Met mensen die in de problemen zitten door hun eigen verkeerde daden? Mensen die wel zelf schuld hebben? Ook daarop geef het Bijbelgedeelte een antwoord!
[trouble in the text]
Wie hebben er dan schuld hier? Wel, het zijn de mensen die naar de toespraak van Petrus luisteren. Veel mensen zijn erop afgekomen, toen ze de genezen man zagen lopen en springen. Ze kijken naar Petrus en Johannes: hebben die dat gedaan? In reactie gaat Petrus een toespraak houden voor de mensen. Hij wijst van zichzelf af, naar Jezus. Jezus heeft de man genezen! Petrus zegt echter nog meer. Hij gaat de mensen van Jeruzalem erop wijzen dat ze schuldig zijn. Ze hebben een probleem, en dat hebben ze aan zichzelf te wijten. Een probleem met God!
Wat is er aan de hand dan? Dit: de mensen van Jeruzalem hebben Jezus verworpen. Nog sterker: ze hebben hem vermoord door Hem te laten kruisigen. Dat is nogal wat! Want Jezus is niet zomaar iemand, Hij is, zegt Petrus, de Messias. Hij is de machtige Zoon van God. Híj is het dus die de kreupele genas. En Hem, Hém hebben ze vermoord!
Petrus neemt geen blad voor de mond, hij zegt het ronduit. Ú hebt hem overgeleverd. Nog sterker: zelfs toen Pilatus, de heidense gouverneur, oordeelde dat Jezus onschuldig was, hebben jullie staan roepen ‘kruisig Hem!’. Jullie wilden liever Barabbas vrij hebben, een moordenaar nota bene, dan Jezus, de Heilige en Rechtvaardige. Contrast op contrast stapelt Petrus om de schuld te benadrukken. De Vorst van het leven hebt u… gedood.
De mensen tot wie Petrus spreekt, kunnen het niet ontkennen. Het is nog geen twee maanden geleden dat Jezus werd gekruisigd. Het was niet een actie van enkelingen, maar de stad als geheel was medeplichtig – zij! En de schrik slaat hen om het hart. Hoe zal God reageren, nu ze zijn heilig kind Jezus verworpen hebben? De vraag borrelt ongetwijfeld op die in het vorige hoofdstuk al klonk: ‘wat moeten wij doen?’ Ze moeten onder ogen zien dat ze schuldig zijn. Wat nu?
[link naar nu]
Hoe zou God naar de wereld van nu kijken? Wat gebeuren ook daar niet een afschuwelijke misdaden! In het groot, denk aan oorlogen en wreedheden, aan uitbuiting van armen. Denk aan een ongezien kwaad als abortus. Wat is het een troep in de de mensenwereld, in het groot, maar in het klein evengoed, in de verhouding tussen mensen. Daar zou ik veel over kunnen uitweiden, maar laat ik dat niet doen. Waar het nu om gaat is dit: veel is er dat ons schuldig maakt tegenover God. Als mensheid, maar ook als mensen afzonderlijk.
Bij die mensen toen in Jeruzalem was hun schuld erg duidelijk. Jezus kruisigen, Gods zoon en boodschapper, dat is wel het ergste dat je kunt doen tegenover God! Als we anno nu horen van vreselijke dingen die mensen elkaar aandoen, kunnen we ook wel inzien dat God dat verafschuwt. Maar ons eigen leven? Weet u, alles waarin we een ander kwaad doen, is zonde tegenover God!
De één zal dat heel duidelijk voelen en weten. ‘Ik heb dat gedaan, en daarom ben ik schuldig. Schuldig voor God’. Iets wat anderen niet eens weten misschien, maar wat als een last drukt. Een tweede denkt niet veel aan schuld tegenover God. Je hebt misschien ook niet van die erge dingen gedaan. Maar wat als God eens al de kleine dingen optelt en om opheldering vraagt? Die kleine opmerkingen over een ander, die liefdeloze houding toen, dat zwijgen op een bepaald moment? Zouden dan al die kleine dingen geen grote schuld vormen?
En trouwens: al deed je nooit iets fout – wat deed je met Jezus? Is dat niet de grootste schuld, en ook juist dezelfde als van de mensen toen? Als je niet voor Hem buigt. Als je God maar laat praten. Als je liever je eigen baas bent, in plaats van je over te geven aan Hem. Is dat geen grote schuld voor God, als je zijn verlossing afwijst?
Schuld. Ook vandaag is er genoeg. En ook in ons leven. Wat nu? De relatie met God scheurt erdoor. Hoe zal Hij reageren? Wat heb je te verwachten?
[grace in the text]
Weer terug naar Petrus’ toespraak. Hij wijst op de schuld die er is, hij windt er geen doekjes om. ‘De Vorst van het leven hebt u gedood!’ Maar… hij zegt meer. Zijn toespraak is niet bedoeld om mensen in de put te praten, maar om ze een nieuw begin aan te wijzen. De mensen mogen horen: er is hoop, ook al zijn ze schuldig. Petrus zegt, en door hem zegt eigenlijk God Zelf: ‘kom tot inkeer en bekeer u, dan zullen uw zonden vergeven worden’. Hij belooft ‘tijden van verkwikking’. Hij zegt ‘God heeft zijn kind Jezus naar u gezonden om u te zégenen’.
Kortom: God wil ook hen een nieuw begin geven. Niet alleen aan de kreupele man, onschuldig slachtoffer – hij kreeg een nieuw begin, hij liep en sprong. God wil ook een nieuw begin geven aan mensen die vastzitten in schuld! Aan déze mensen, waarvan er waarschijnlijk hebben staan roepen bij Pilatus ‘kruisig Hem! Weg met Hem!’. Mensen waarvan er Jezus bespot zullen hebben toen Hij daar aan het kruis hing: ‘ha! Anderen heeft Hij verlost, zichzelf kan Hij niet verlossen!’ Déze mensen wil God aannemen en zegenen. Snapt u dat? Je zou toch zeggen dat God Had gezegd: die stad Jeruzalem, waar Jezus is vermoord, die vaag ik weg van de aarde. Maar nee! De goede boodschap wordt éérst naar hen gebracht.
Stel je voor voor dat u een kind hebt waar u veel van houdt. En stel je voor dat er iemand is die dat kind iets aandoet. Dat je kind op akelige wijze wordt vermoord! Wat zou je dan willen voor die moordenaar, die schurk? De zwaarste straf, toch zeker? En als je hem zelf in handen zou krijgen, dan sta je niet voor jezelf in…
Maar nu is Jezus, Gods geliefde kind, vermoord. En dan laat God in Jeruzalem deze boodschap brengen: ik wil jullie een nieuw begin geven! Ik wil deze misdaad vergeven. Kun jij het je voorstellen dat iemand zo doet? God doet het! Dat is nu wat de Bijbel het wonder van genade noemt. Niet krijgen wat je verdient, en wel krijgen wat je niet verdient. U hebt er misschien al vaak over gehoord. Maar wat ís dat onvoorstelbaar!
[link naar nu]
Want zo is God! Hij geeft een nieuw begin – aan mensen die schuldig zijn, en aan mensen die slachtoffer zijn. Aan Jezus, die Hij deed opstaan uit de dood, én aan de mensen die zijn dood eisten. God geeft een nieuw begin: aan die kreupele man, maar óók aan hen die door Petrus aangeklaagd werden. Geen schuld en geen lot is te ernstig voor God!
God schrijft niemand zomaar af. Die mensen toen niet, maar mensen nu nog steeds niet. Ik zei net al: waarom vaagde hij Jeruzalem niet weg, waar zo’n misdaad werd begaan? Maar trek het eens breder. Waarom vaagt God deze wereld niet weg, waar zóveel niet deugt? Waar zoveel gevloek en gescheld en kanongebulder klinkt, waar mensen anderen zoveel laten lijden en waar Gods liefde wordt vertrapt en genegeerd? Maar Hij doet het niet! Waarom niet? Omdat Hij genadig is. Hij gunt de mensen op aarde een nieuw begin, dat ze zich bekeren tot Hem. Waarom niet? Omdat Jezus geleden heeft. Petrus wijst er kort op ‘de Christus móest lijden’. Om zo een nieuw begin te kunnen geven, verzoening en vernieuwing.
God laat zijn woede niet de vrije loop. Nee, Hij stuurt mensen zoals Petrus en zoals ik nu, om te zeggen: er is genade! Je mag opnieuw beginnen. Jij, met die ene zonde die zo drukt. Jij, die niet eens dóórhebt dat je schuldig bent. U, die al zoveel preken gehoord hebt, maar nooit uw hart echt aan de Here hebt gegeven. Er is genade, ook voor u, en jou, en mij. Met je grote zonden of je kleine of je vrome negeren van God. Hij jaagt niemand weg. Hij wil u zegenen, en een heel nieuw leven geven. Is dat geen wonder? Dat is hét wonder van ons geloof!
[geloof en bekering vereist]
Hoe krijg ik dat? denkt u wellicht. Hoe krijg ik dat? dachten ongetwijfeld de mensen die naar Petrus luisterden. Dat nieuwe begin, hoe wordt dat mijn deel?
Dat nieuwe begin zit in twee: geloof en bekering. Geloof, daarover gaat vers 16. Geloven in de macht van Jezus. Hij was machtig genoeg om de kreupele man te laten springen. Hij is ook machtig genoeg om het goed te maken tussen u en God. Geloof in Hem – vertrouw op Hem. Geef je maar over aan Gods genade. Laat Jezus de Heer zijn van je leven. Dat is geloven, het eerste.
Het tweede is bekering – omkeer. Daarover spreekt vers 19. “Kom dan tot inkeer en bekeer u” zegt de herziene Statenvertaling daar. Twee keer lijkt daar hetzelfde te staan. Maar in de grondtekst zie je daar juist heel duidelijk wat bekering inhoudt. Het eerste woord slaat op je binnenkant: ‘kom tot inkeer’. Je kunt letterlijk vertalen: ga anders denken. Niet meer jouw gedachten, maar die van God. Niet meer jouw ideeën, maar die van Jezus. Laat je gedachten gekleurd worden door Gods liefde. Door het weten van vergeving! En dan volgt als vanzelf het tweede ‘bekeer u’. Dat wil zeggen: draai om, verander je levensinstelling, keer terug naar de goede weg.
Dat is de manier om een ander mens te worden. Om te gaan delen in Gods genade. Geloof, vertrouw op Jezus’ macht, en ga ernaar denken en leven. Leven voor Hem, niet om iets te verdienen, maar omdat Hij het verdient!
[slot]
Wat houdt Petrus een prachtige preek! Daar is de mijne maar een zwakke herhaling van. En wat is God goed. Wij zijn niet zo goed. We zitten vast, soms in een ellendig lot, maar minstens zo vaak in eigen schuld. Wij zouden niets verdienen. Maar wat is Gods genade dan rijk! Een nieuw begin wil hij geven aan wie dan ook. Ook aan u en jou. Om Jezus’ wil. Geloof dan in Hem, en keer je tot Hem. Hij is het meer dan waard.
En tenslotte, dat geloven en je omkeren is maar niet iets om ééns in je leven te doen. Nee, dat is een kwestie van telkens weer. Want geloof verslapt, twijfels komen. Je denken wordt weer vol van de ideeën van de wereld om je heen. Een leven voor Hem verliest al snel zijn vuur en wordt halfslachtig. Er is maar één remedie: telkens weer beseffen hoe groot Gods genade is. Zo groot, dat Hij zijn zoon ervoor over had. Zo groot, dat Hij degenen die hem lieten doden, als eerste de goede boodschap mogen horen. Zo groot, dat zijn genade niet is te bevatten. Maar: zijn genade kan ons allen bevatten. U, en mij, en jou, en wie dan ook. Eens, en steeds opnieuw.
Amen.