Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier aan zijn tafel,

[I: troost]
deze week was het weer in het nieuws: november is de meest troosteloze maand. Vaak grijs en koud, veel regen en vroeg donker. De dagen kort, de files lang, de jassen dik, de bomen kaal. Troosteloos. Het doet iets met je, tenminste bij veel mensen. De vraag komt op: wanneer is dit eindelijk voorbij, wanneer komt er weer lente en licht?
Ook in het leven van mensen kan het guur zijn of grijs. Als je getroffen wordt door verlies of tegenslagen, als je vaak alleen bent of al heel lang ziek. Troosteloos! En je vraagt je af: kom ik hier nog uit, zal het ooit anders zijn? Is er nog toekomst?
Maar nu komt ons vanmorgen een stem tegemoet vanuit de Bijbel. Een stem, Gods stem, die zegt: “Troost, troost mijn volk!” Zijn volk toen, maar ook zijn mensen nu. Troost mijn volk! Dit is de opdracht die de profeet krijgt van zijn zender. Ga naast de mensen staan en spreek ze moed in. Troost ze, vertel ze dat er een toekomst is. God zelf zal alles anders maken.
Troost mijn volk! Wat een geweldige oproep is dit. Want troost en uitzicht, dat hadden de mensen toen wel nodig. Ze zaten gevangen in Babel, waar zij of hun voorouders waren heengevoerd in ballingschap. Hun thuisland Israël was ontvolkt, hun moederstad Jeruzalem lag in puin. Was er nog een toekomst voor hen als volk? En, zo wisten de vromen onder hen, het was hun eigen schuld. Zovele profeten hadden gewaarschuwd voor Gods oordeel, hadden opgeroepen om met God te leven en zijn verbond te houden, maar er was niet geluisterd. Dat ze hier zitten in Babel is niet slechts ellendig, het is ook verdiend. Gelovige Joden vroegen zich af: zou God zijn volk hebben afgeschreven? Was dit het einde? Het zou zo kunnen!
Maar dan, in díe situatie klinken er woorden van God. Die prachtige poëtische zinnen: “troost, tróóst mijn volk! Spreek naar het hart van Jeruzalem. Roep haar toe dat haar strijd vervuld is, haar ongerechtigheid verzoend, dat ze uit de hand van de HERE dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden”.
God zegt: ik bén jullie niet vergeten, Israël! Ik kijk naar je om! Ik ga alles anders maken! Het is also hier de zon doorbreekt op een novemberdag. Alsof de wolken wijken en een lichtbundel alles van glans voorziet. Het is alsof er een regenboog zichtbaar wordt aan de grijze hemel. Troost, troost mijn volk! Geweldig!
Zo sprak God toen, en het was het begin van een grote verandering. De ballingschap eindigt, Israël mocht naar huis! Maar ook nú is God dezelfde. Als uw leven grijs en troosteloos is, als u geen hoop hebt en God ver weg lijkt… dan komt Hij vandaag naar u toe. Hij spreekt: troost mijn volk! Versterk mijn mensen! En daarbij wil Hij de viering van het heilig Avondmaal gebruiken.
Dit is namelijk een tafel van troost! De Nederlandse Geloofsbelijdenis noemt het ‘de geestelijke maaltijd, aan welke Christus Zichzelf aan ons meedeelt met al Zijn goederen en ons die doet genieten om onze arme troosteloze ziel te voeden, te sterken en te vertroosten’ [NGB.art.35]. Hier schijnt het licht van Gods genade in een donkere wereld. Hier spreekt de Here u en jou en mij aan. Hij zegt “mijn volk”, en zichzelf noemt Hij “uw God”. Hij is niet zomaar ‘God’, maar “uw God!” Dat verzekeren ons brood en wijn. Geen preek vol woorden, maar zo eenvoudig, recht op het hart af: ontvang mijn genade, mijn liefde, mijn trouw. Ik ben er, ook voor jou! Pak dit brood maar aan, neem de wijn. Eet en drink en geloof!
Wees getroost, u die hier zit, want de Here vergeet u niet! Nooit! Net zo min als Hij Israël toen vergat in de ballingschap. Wat ze ook gedaan hadden, wat ú ook gedaan hebt: Hij wil een nieuw begin maken, vandaag. Alles komt bij Hem vandaan!
Zo mogen we brood en wijn ontvangen, uit zijn goede hand. Troost, troost mijn volk!

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier aan zijn tafel,

[II: de strijd voorbij]
“troost, troost mijn volk” is de opdracht die God geeft. Maar waarmee moet de profeet het volk dan troosten? Soms is troost er eenvoudig door bij iemand te zijn die verdriet heeft. Er naast te staan, verdriet te delen. Hoe belangrijk is dat en hoe kostbaar! En dat zit ook zeker in de troost waar het hier om gaat. God heeft zijn volk niet losgelaten, maar Hij komt naar hen toe, ook in Babel. Dat op zich is al een grote troost. En tegelijk gaat de troost hier toch verder. Wat is het mooi als je iemand kunt troosten met een concrete oplossing. Als je kunt zeggen ‘het komt goed!’
Wel, zó is nu de troost die God biedt, toen maar ook nu. De opdracht gaat verder: ‘roep haar toe dat haar strijd vervuld is’. Dus niet alleen: wat erg, ik leef met je mee, maar ook: je situatie gaat veranderen! God gaat ingrijpen om de Joden in Babel weer een toekomst te geven. De strijd is vervuld, de ellende is over! Nou ja, is over? Op dit moment eigenlijk nog niet. Maar de profeet ziet het al voor zich, en hij is er zo zeker van dat hij het als een feit weergeeft. God gáát de situatie ten goede keren.
Hebt u ook strijd? Wie weet in wat voor ellendige situatie zich iemand bevindt die hier zit deze morgen. Strijd – ook dit mogen we weer breed trekken. Ook over de dingen waar ú mee zit heeft God iets te zeggen, een woord van troost. Ook als het komt omdat je God vergat, zijn verbond verbrak; net als Israël toen. Strijd, moeite, slavendienst – er zijn er nog zovelen die ermee te kampen hebben, letterlijk of figuurlijk. Maar Gód, Gód kan het keren!
Wat zal hij dan doen? Voor de ballingen in Babel wordt het ze voor ogen geschilderd in het het vervolg. Er zal een weg komen, een weg van Babel terug naar Jeruzalem. Elke berg die in de weg staat moet wijken, elke diepte die dwarsligt zal opgevuld worden. Een weg door de woestijn! En waarom? Om de ballingen terug te laten keren!
Hier wordt in alle welsprekendheid iets ongelooflijks beloofd: ze zullen mogen terugkeren naar hun eigen land. Een nieuwe uittocht als eens uit Egypte. God zal alles goed maken, een nieuw begin geven.
Dit moet de mensen toen wel ongelooflijk in de oren hebben geklonken. Dat kan toch niet? Hoe is dat mogelijk? Maar de profeet zegt eenvoudig: de mond van de HERE heeft het gesproken. Hij zegt het, en dan zal het gebeuren. Dan wordt alles anders.
Weet u, dat geldt nog steeds. Er staan zoveel ongelooflijke beloften in de Bijbel, om je mee te troosten in verdriet. Nog niet vervuld, maar vast en zeker, want God Zelf zegt het. Beloften van vernieuwing, beloften dat alles goed wordt. ‘Zie ik maak alle dingen nieuw’, lees je in het laatste Bijbelboek. Geen dood meer, geen rouw, geen verdriet, want de eerste dingen zijn voorbij. God belooft het! De strijd voorbij.
Zou je daar niet naar uitzien soms? Zeker als je leven één en al strijd is? Of vind je het misschien moeilijk te geloven, net als die ballingen toen? Heel begrijpelijk. Maar daarvoor heeft de Here het Heilig Avondmaal gegeven, om ons zwakke geloof te versterken. Om ons vertrouwen te geven dat zijn beloften waar zijn. Om heen te wijzen naar Gods toekomst. Weet u, deze tafel is een tafel van de komende wereld. Een tafel van de tijd waar de strijd is vervuld. Als God bij de mensen zal wonen, als Jezus met ons zal eten in zijn rijk. Zover is het nog niet. Maar deze tafel wijst erheen. Nu reeds mogen we aan tafel zitten met Hem. Nu reeds de wijn van het koninkrijk drinken, verzadigd worden met hemels brood. Hier mag strijd even wegvallen voor vrede. Het wordt wáár wat God gezegd heeft. Want Hij heeft het gesproken. En Hij verzegelt zijn beloften in brood en wijn.

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters hier aan zijn tafel,

[III: de zonden verzoend]
Wat een geweldige beloften doet God, bij monde van Jesaja, en aan ons als wij zijn Heilige Maaltijd vieren! Hij verzegelt zijn beloften, van troost en zegen en toekomstverwachting.
Eén ding hebben we echter nog niet overdacht. Hoe kan dit eigenlijk, deze plotselinge omkeer? Want, dat moeten we niet vergeten, het Joodse volk zat niet zómaar daar in Babel. De ballingschap had een reden. Ik noemde het al even kort: ze was het gevolg van de ontrouw van het volk. Gods verbond hadden ze gebroken, ze hadden zich niets van Hem aangetrokken en allerlei vreselijke dingen gedaan. Niet zomaar een paar zondes per ongeluk, maar voortdurende afgoderij, uitbuiting van armen, onrecht en nog meer. Als straf had de Here zijn volk overgegeven aan de Babyloniërs, die hen wegvoerden. En… het leek er niet op dat het volk daar in Babel nu hun leven gebeterd had. De verleiding om de plaatselijke Babylonische goden te dienen was alleen maar groter geworden. Waarom, waarom belooft God dan nu ineens zo’n ommekeer? Waarom geen oordeel meer maar genade?
Diezelfde vraag mogen wij ons trouwens ook wel stellen. Als de Here in het Heilig Avondmaal, en elke week in de preek, ons zoveel heerlijks belooft. Zijn liefde, eeuwig leven, een nieuw begin. Waar hebben wij dat aan verdiend?
Het antwoord is eenvoudig: nergens aans. En ook Israël toen had het niet verdiend. Het is Gods trouw en genade, onverdiend, die de diepste oorzaak is. Hoe dat echter rijmt met Gods rechtvaardigheid, zijn heilgie afkeer van alle kwaad, dat is in het Oude Testament nog niet zo duidelijk. Maar in het licht van Jezus mogen we er toch al iets van in de tekst lezen.
God zegt “roep haar toe dat dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij uit de hand van de HEERE het dubbele ontvangen heeft voor al haar zonden”.
Wat wil dat zeggen: ‘dubbel ontvangen voor al haar zonden?’ Als je het op zich neemt, betekent het ongeveer dit. God zegt als het ware: je straf is al méér dan genoeg geweest, je bent door die wrede Babyloniërs dubbel zo hard aangepakt als je verdiend had. En daarom zal ik je nu verlossen! Dat is al een heerlijke belofte. Maar dan betekent ‘dubbel ontvangen’ dus ‘je hebt dubbel straf ontvangen’. Is dat wel zo eerlijk? En trouwens, wanneer is een straf genoeg als je tegen God Zelf zondigt? En klinkt dit niet alsof ze nu wel recht hebben op verlossing?
Daarom denk ik dat we deze woorden anders moeten opvatten. Niet over voldoende straf, maar over voldoende vergeving. Zó mogen we deze woorden lezen, dat God zegt: de vergeving die ik schenk is méér dan genoeg voor al je zonden. Ja, al waren ze nog dubbel zo groot geweest, dan was de verzoening die ik geef nóg genoeg geweest daarvoor!
Wat is dat voor wonderlijke verzoening? In het licht van het Nieuwe Testament kunnen we niet anders dan hier denken aan Jezus, die de zonden van de wereld droeg. Hij bracht verzoening, méér dan genoeg. Voor Israël, en voor ons. Israël kreeg een nieuw begin, niet omdat ze zelf genoeg geleden hadden, maar omdat Jezus verzoening brengt. Hij is de ware zoon van Israël, die trouw was tot het einde. Hij droeg al de ontrouw van zijn volk. Dáárom mogen ze opnieuw beginnen. En dat geldt niet alleen voor het Joodse volk toen, dat geldt voor íeder die in Hem gelooft, uit welk volk dan ook. Jezus’ offer van liefde is de diepste reden dat God zoveel goeds belooft. Ook aan u, die hier zit. Ja, al hadden we dubbel zoveel zonden gedaan, of zelfs honderdmaal zoveel, zijn offer is groot genoeg om het op te heffen!
Kijk, en dáár wijst nu het Heilig avondmaal heen. Het gebroken brood, de vergoten wijn: ze zijn het lichaam van onze Heer, dat gebroken werd aan het kruis, het is zijn bloed dat vloeide tot verzoening. Dáárom mogen we bij de Here aan tafel zitten – omdat Jezus zijn leven gaf voor u en voor mij. Hij maakt het goed. Niet dat God zegt ‘nu is het wel genoeg geweest met mijn strengheid’, maar omdat de schuld is weggedragen. Omdat de ongerechtigheid is verzoend. Vergeving – door Jezus. Troost – bij Hem. Einde aan de strijd – door Hem. Een nieuw begin – Hij geeft het. Zo waar hij ons hier brood en wijn geeft, zo waar geeft Hij ons zichzelf. Meer hebben we niet nodig! AMEN