Tags

, ,

Uit de Bijbel is gelezen Johannes 1:19-34

 

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
in gedachten wil ik u en jou vanmorgen eens meenemen naar het plaatsje Isenheim, ergens op de grens van Frankrijk en Duitsland. Geen belangrijk dorpje, zeker tegenwoordig niet, maar bekend om één ding: het Isenheimer Altaarstuk. In de middeleeuwen was er in Isenheim een klooster van de orde van Sint Antonius, en daar moeten we heen. De monniken van het klooster legden zich toe op de ziekenzorg, in het bijzonder de zorg voor pestlijders, melaatsen en mensen met andere huidziekten. Zulke ellende was er genoeg in die duistere tijd! Dokters waren er nog bijna niet, en dan ook nog alleen voor de rijken. Ach, en tegen een ziekte als melaatsheid konden ook zij niets beginnen… De kloosterbroeders in Isenheim deden wat ze konden om het lijden van de zieken te verlichten, en soms konden ze zelfs iemand genezen. Maar ze deden meer: ze baden en werkten, allebei. En hun gasten werden uitgenodigd om mee te bidden.
Voor het altaar in de kloosterkerk hadden ze een schilderij laten maken, en dat is het beroemde Isenheimer Altaarstuk. In het midden zie je daarop de lijdende Christus aan het kruis. Maar wonderlijk, de kunstenaar heeft Jezus afgebeeld met een kapotte huid. Niet alleen van de geseling die hij onderging, maar overal op zijn lijf zie je littekens en vlekken. Het lijkt wel alsof Hij melaats is of een andere huidziekte heeft! Een akelig gezicht, want een kruisiging is op zich al erg genoeg, en het is realistisch geschilderd. En tegelijk moet het de zieken in dat klooster hebben aangesproken. Jezus leed, net als zij. Hij deelde hun lijden, hij wist van pijn en dood – hún pijn en angst voor de toekomst. Al kijkend naar Hem was Hij heel dichtbij.
Naast het kruis van Christus zie je echter nog een andere figuur. Het is Johannes de Doper. Dat klopt historisch gezien niet, Johannes was al dood toen Jezus werd gekruisigd, maar het gaat hier om méér dan historie. Johannes staat daar, en hij wijst naar Christus aan het kruis. Hij wijst, en om het heel duidelijk te maken heeft de schilder zijn wijsvinger extra lang gemaakt, bijna onnatuurlijk [wijs aan]. Om dat wijzen gaat het. Johannes is de laatste profeet en hij heeft maar één taak: wijzen op Jezus! En daarmee zijn we precies gekomen bij het Bijbelgedeelte dat we vanmorgen lazen.

[Jezus centraal, niet Johannes]
De evangelist Johannes gaat ons in zijn eerste hoofdstuk vertellen over een andere man die Johannes heet: Johannes de Doper. Het lijkt erop dat hij het verhaal als bekend veronderstelt bij ons, want hij vertelt een heleboel niet dat de andere evangeliën wél vertellen. Maar hij vertelt ook een aantal dingen die zij weer niet melden. Allebei zijn het aanwijzingen die ons tonen waar het hem om gaat. Wat is de boodschap die Johannes brengt, Johannes de Doper uit ons stukje, en achter hem natuurlijk Johannes de schrijver van het evangelie?
Allereerst is opvallend dat het dopen helemaal geen nadruk krijgt. Johannes wordt niet ‘de Doper genoemd’, en we zien hem ook geen mensen dopen, ook Jezus niet. Ik zei al, dat wordt bekend verondersteld. Maar wat zien we wel? Johannes is gesprek met afgezanten uit Jerusalem. Ze willen wel eens weten wie deze man is en waarom hij doopt. Maar Johannes antwoordt alleen negatief: ik ben níet de Christus. Ik ben níet Elia, ik ben ook niet de profeet die verwacht werd. Hij wil geen aandacht voor zichzelf. Hij noemt zichzelf, met woorden van Jesaja die wij onlangs ook hoorden, “een stem die roept in de woestijn”.

Nou, daar kunnen de boodschappers uit Jerusalem ook niet veel mee. Dus ze vragen door: maar waarom doop je dan mensen? Johannes geeft geen direct antwoord, maar hij doet juist wat zijn afbeelding op het Isenheimer altaar doet. Hij wijst naar Jezus. “Ja, ik doop wel met water, maar midden onder jullie staat iemand die jullie niet kennen. Hij is veel belangrijker dan ik”. Zelfs zegt Johannes, in vers 31: “ik doop opdat Hij – Jezus – aan Israël geopenbaard zal worden” Geen woord over bekering en vergeving en gewassen worden van je zonden, zoals in de andere evangeliën. Nee, één taak heeft Johannes maar: wijzen op Jezus. Het Lam van God, zoals Hij hem noemt, de Zoon van God, de grote Geestdrager.

[Jezus de onbekende]
Johannes wijst op Jezus. Dus laten wij ook verder maar op Hem focussen. Johannes wijst op Hem, en dat is wel nodig, want Jezus is op dat moment de grote onbekende. Niemand weet dat Hij er is en wie Hij is. In het voorgaande gedeelte is hij door de evangelist voorgesteld als ‘het Woord dat bij God is, dat zelf God is, en dat mens is geworden’. Dat weten wij, de lezers, maar de mensen toen niet!
Jezus de grote onbekende. Dat is de kern van het stukje dat we lazen, ook letterlijk, het is de middelste zin. Als Johannes hem aanwijst als ‘het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt’ – zouden de mensen dat begrepen hebben? Jezus is een vreemde voor hen, ze kennen Hem niet en begrijpen Hem niet. Maar zou dat tegenwoordig anders zijn? Hoeveel mensen zijn er niet, ook in onze nabije omgeving, die geen idee hebben wie Jezus is. Mensen voor wie ‘Jezus’ een uitroep is als je schrikt… of die hoogstens een vaag idee hebben dat Hij iemand is die misschien lang geleden geleefd heeft. Het werk van Johannes is ook vandaag de dag hard nodig. Wijzen op Jezus! Dat Hij de belangrijkste persoon is die ooit geleefd heeft, en dat Hij zoveel méér is dan iemand van lang geleden. ‘Geef het geschenk door’, is ons jaarthema. Ook wij mogen doen wat Johannes deed: wijzen naar Jezus, voor zovelen een onbekende.
Maar… zoals bekend, als je ergens naar wijst, zijn er drie vingers die naar jezelf wijzen![wijs aan] En daarom is het denk ik goed als we eerst eens naar onszelf kijken. Kennen wij Jezus eigenlijk? Want daar moet het beginnen. Je kunt een ander pas wijzen op Hem, als Hijzelf geen vreemde voor je is!

[door de Geest gewerkte kennis]
Wie is Jezus? Dan kunnen de meeste van u daar denk ik wel antwoorden op geven die helemaal correct zijn en theologisch juist. Jezus is de Zoon van God, Hij is God en mens, Hij is degene die stierf voor onze zonden. Maar kennen we Hem dan werkelijk? Het Bijbelse woord ‘kennen’ gaat altijd veel dieper, het gaat om ontmoeting. Johannes wijst naar Jezus, niet opdat de mensen slechts zullen onthouden: o, die is dus de Zoon van God. Nee, hij wijst, opdat mensen naar Jezus tóe zullen gaan. Kijk maar in het vervolg. “Twee leerlingen hoorden hem dit zeggen, en zij volgden Jezus”.
Wie is Jezus? Het gaat hier niet om een theorie, over begrijpen met je verstand alleen. Ik heb in de voorbereiding heel wat commentaren gelezen over die woorden van Johannes ‘Zie het Lam van God’. Ze zoeken in allerlei richtingen: de een zegt dat het ontleend is aan het lam dat met Pasen werd geslacht, een ander zegt dat het verwijst naar wat Jesaja zegt over de knecht van de Heer ‘als een Lam werd Hij naar de slacht geleid’, weer een derde weet nog wat anders. En dat is allemaal goed en nuttig. Maar moet je dan zeggen: Jezus is dus blijkbaar een soort combinatie van het Paaslam, de lijdende knecht uit Jesaja en nog meer elementen? Dan vat je Hem toch nog niet. Wat nodig is, is dat je Hem ontmoet, dat de Heilige Geest je ogen opent voor wie Hij is. En dán zul je zeggen: ja! Hij is werkelijk het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegdraagt.

De Heilige Geest moet je ogen voor Hem openen, dán leer je Jezus kennen. Zo gebeurde het bij Johannes zelf ook, kijk maar in vers 33 ‘ik kende Hem niet, maar…’ Het wordt hem door God geopenbaard, door de Geest. Dat hebben wij allemaal nodig! Ik, en u en jij. Ik heb weleens de indruk dat Jezus voor velen toch ongrijpbaar blijft, dat ze meer gewoon geloven in God. Maar Jezus? Kennen we Hem? Ik ook? Wil je werkelijk christen zijn, bij Christus horen, dan moeten je ogen voor Hem zijn open gegaan. Dat je zegt: Hij is het! Hij is alles voor mij.

[oproep: zoek Hem te kennen!]
En daarom: zoek ernaar om Hem, om Jezus te kennen. Johannes wijst hem aan, met zijn lange vinger op het schilderij. Ik wijs u op Hem, als het goed is, en doe dat vandaag in elk geval. En u en jij mag ook wijzen op Hem, bij mensen die Hem nog niet kennen. Geef het geschenk door! Maar… dan moet je Hem zelf dus wel kennen. Met je verstand, maar bovenal met je hart.
De Heilige Geest is het die u dat geven moet. Ik kan u precies uitleggen waarom Jezus het Lam wordt genoemd, en wat het betekent dat Hij de Zoon is van God… Maar alleen Gods Geest kan je werkelijk verbinden aan Hem. Dat hebben we hard nodig, als gemeente, en ieder persoonlijk, en ik zelf ook. Al te vaak is de Here Jezus voor mij een persoon uit de Bijbel, een idee, en niet mijn levende Heer die ik volg. Terwijl dat christen-zijn is!
Leer Jezus kennen, voor het eerst en steeds opnieuw. Dat is waar missionair-zijn begint, want dat is waar christen-zijn begint. En hoe kun je dat dan doen? De Heilige Geest moet het geven dus. Maar tegelijk wij mogen ons voor Hem openstellen. Want de Here God wil niet liever dan dat zijn Zoon alles voor je wordt!

Volg maar met je blik de vinger van Johannes. Kijk naar Jezus, zoals Hij aan het kruis hangt. Laat het tot je doordringen hoe Hij mens werd en midden onder ons stond. Nemen we daar wel eens het de tijd voor? Om het evangelie te lezen waarin Hij te zien is? Of denken we dat we dat allang weten? Ik zal u vertellen: léés de evangeliën, al biddend, en ze zult telkens weer verrast staan. Als u andere gedeeltes van de Bijbel moeilijk vind, laat die dan liggen, en lees eenvoudig de evangeliën, telkens weer!
Of zing een lied over Hem, en voor Hem. In heel veel kerken in de wereld doen ze dat wekelijks: het Agnus Dei, ofwel, het ‘Lam van God’. “Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt: erbarm u over ons. Geef ons uw vrede”. Richt je op Hem! Zing en bid en kom in de kerk. Daar is Hij te ontmoeten! Kom, kijk, luister, zing, mediteer, tot het Lam je leven is! Tot je op één of andere manier Hem ziet en gaat volgen.

[oproep: anderen wijzen op Hem]
En dan, ja dan kun je ook anderen op Hem wijzen. Er zijn er genoeg voor wie Jezus Christus een volslagen vreemde is. Maar als jij, als u Hem hebt leren kennen, dan wil je dat anderen ook Hem vinden. Je ziet het bij Johannes, die vol overtuiging blijft wijzen. Hij had best een succesvolle eigen beweging op kunnen zetten, maar daar denkt hij geen moment aan. Jézus, die moet aangeprezen!
Je ziet het ook bij de leerlingen van Johannes in het vervolg. Eerst ontmoeten ze Jezus, en dan wijzen ze anderen op Hem. Het wordt een domino-effect: Johannes wijst Andreas op Jezus, en Andreas doet dat bij Petrus, en zo verder. Zo u ook niet graag zo’n effect zien rond onze gemeente? Ik wel! En daarom: houd Hem, houd Jezus niet voor jezelf. Je hoeft Hem niet uit te leggen, want Hij is geen idee of theorie. Wijs maar op Hem en wie Hij voor jou is. Want Hij leeft, en zijn Geest werkt en wil ook anderen overtuigen. Wijs maar, en vertrouw op wat God zal doen. Bid er maar voor, dat ook anderen Hem vinden zullen.
En onthoud deze basisregel: spreek je eens met iemand over geloof en kerk, probeer áltijd bij Jezus uit te komen. Alleen Hij maakt het verschil! Onthoud dit alstublieft.

[slot]
Johannes wijst van zichzelf af, naar Jezus. ‘Zie, het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt’. Kent u Hem al zo? Als het Lam, dat ook uw zonden wegneemt, als degene die ook voor u alles is? Of geldt het misschien ook voor ons: midden onder u staat Hij die u niet kent? Dat kan, juist ook onder kerkelijke mensen. Laat het niet onze typering zijn!
Kijk naar Hem, in gedachten, in de Bijbel, in gebed. Bid of de Geest van God u wil verbinden aan Hem. En wijs dan ook anderen maar op Hem. Geef het geschenk door: dat is ten diepste Hijzelf. het gaat om Hem – niet allereerst of mensen naar de kerk komen, lid worden of wat dan ook, maar dat ze Jezus leren kennen. Leren ze Hem kennen en gaan ze elders een gemeente zoeken: geen probleem. Maar komt iemand hier meedoen, terwijl ze niets met Jezus hebben – dan is ten diepste het doel niet bereikt. Het gaat om Hem alleen, en dat mensen Hem kennen en volgen en liefhebben.
En daar heeft iedere christen een rol in: om te wijzen, te wijzen op Hem. Niet meer en niet minder. Wij kunnen niemand bekeren, wij hoeven niemand te bekeren. Maar laat onze woorden en daden spreken van die Ene, van het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegdraagt.
‘Midden onder u staat Hij’. Ik hoop dat u Hem kent!

Amen