Tags
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: Vaderdag]
het duurt nog een tijd maar dan komt ook dit jaar weer de jaarlijkse Vaderdag. Eerst Moederdag natuurlijk, daar is het allemaal mee begonnen, maar dan een ruime maand later is het Vaderdag. Ergens wel mooi, om een speciale dag te hebben om aandacht te geven aan vaders. Kinderen op de kleuterschool maken een knutselwerkje – ik heb ook nog twee pennenstandaards van klei op mijn bureau staan van afgelopen jaar. Bloemisten trachten bloemen te verkopen, wat niet zo goed werkt, en bouwmarkten houden vaderdag-acties, wat wel goed werkt.
Dan kom je meteen aan een minder punt van Vaderdag: dat het uiteindelijk toch een commercieel gebeuren is. Kopen en consumeren, daar draait het toch altijd weer op uit. Niet iedereen is fan van Vaderdag. Misschien u ook niet, misschien ergert het je wel. Als je bijvoorbeeld geen kinderen hebt, of geen vader. Dat kan op de kleuterschool al pijnlijk zijn, als er een kind is dat zijn vader nooit ziet – wat moet hij dan met die pennenstandaard doen..?
Maar het kan ook zijn dat u of jij helemaal niet zo positief denkt over vaders, over je eigen vader. Dat je helemaal geen behoefte hebt om hem te vereren met cadeaus, dat u met zeer gemengde gevoelens denkt of terugdenkt aan hem. Dat kan heel goed – er zijn er velen die geen goede vader hadden, misschien zelfs wel een uitgesproken slechte of ongeschikte. Dat kan steken met Vaderdag.
Dat kan ook steken in de kerk. Bijna elke week hoor je hier ‘eer uw vader en uw moeder’ – moet dat altijd? En hoe vaak noemen we God geen ‘Vader’?? Een Bijbels woord, maar bij sommigen roept het géén warme gevoelens wakker. Nu gaan wij het vanavond hebben over ‘ik geloof in God de Vader’, zoals de apostolische geloofsbelijdenis ons dat in de mond legt. Wat wil dat zeggen? Is God net zo als uw vader was? Voor sommigen een mooi beeld, maar niet voor iedereen!
[God niet letterlijk onze vader, maar schepper]
Wel, laat ik dan beginnen met een verheldering die voor sommigen wellicht een geruststelling is. Als de geloofsbelijdenis zegt ‘ik geloof in God de Vader’, is dat om verschil te maken met God de Zoon en met God de heilige Geest. Het zegt in principe nog niets over de verhouding tussen God en u!
Als het gaat om de verhouding tussen God en ons, moeten we nog een klein stukje verder luisteren naar de belijdenis. Daar horen we: ‘Ik geloof in God de Vader, de almachtige schepper van hemel en aarde’. God is onze schepper – dát is de verhouding tussen hem en ieder mens. Hij heeft de wereld en ons gecreëerd, gemaakt. Het hóe daarvan laat ik liggen voor nu, alle vragen rond schepping en evolutie, het gaat me nu om het feit dát God de schepper is. Hij is degene die de wereld heeft laten beginnen en nog in stand houdt. En daarom geldt voor ieder mens: ik sta tot God in een relatie van schepsel – schepper. Hij is de oorzaak dat ik er ben.
Dat is meteen wel een overeenkomst met de verhouding tussen een vader en zijn kind. Mijn vader is de oorzaak dat ik er ben, ik ben in zekere zin door hem gemaakt, verwekt. Dat wil echter nog niet zeggen dat ik iets nu héb met God, of met mijn vader, wat dat betreft. Het zou immers kunnen dat God de wereld in gang heeft gezet en zich er verder niet mee bemoeit, het zogenaamde deïsme. Denk aan een kunstenaar die een kunstwerk maakt, en het vervolgens weggeeft of verkoopt. Of misschien nog scherper: denk aan een man die wel een kind heeft verwekt, maar er geen verantwoordelijkheid voor neemt. ‘Ja, die schijnt van mij te zijn – nou en?’ Dat is geen váder, behalve dan biologisch. Dan ben je feitelijk vaderloos. Is het ook zo tussen God en de door Hem geschapen mensen?
[God als zorgzame schepper]
Gelukkig is God niet zo als sommige mannen, die wel kinderen verwekken maar niet naar ze omkijken. Nee, verre van dat! God de schepper wil te máken hebben met zijn schepping. Maar hoe weet je dat? Vanuit de Bijbel. Dit is immeers wat de Bijbel ons overal vertelt: God geeft om zijn mensen en zijn wereld. Daarom kun je Hem ook ‘vader’ noemen, naast Schepper. Hij is een vaderlijk zorgende schepper. Echter, ik wil vanavond benadrukken: dat weet je door de Bijbel!
Er zijn heel wat mensen die wel geloven in een vaderlijk zorgende schepper. maar als dat je héle geloof is, dan loop je vast. In vele wereldgodsdiensten komen ze wel ongeveer zover: er is een schepper, zo zegt men, en omdat Hij goed en wijs is zorgt hij als een vader voor de wereld. Maar… door dit te geloven ben je dus nog lang geen christen. Toch vrees ik dat velen die zich christen noemen, niet verder komen. Er is in Amerika onderzoek naar gedaan enige tijd geleden, en heel veel onderzochte christenen bleken feitelijk een ander geloof aan te hangen dan het christelijke. Wat voor geloof? Het zogenaamde ‘Moralistisch Therapeutisch Deïsme’. Dat betekent: er is een God die alles gemaakt heeft, die zorgt als een vader en die wil dat je goed leeft. Is dat onjuist? Nee, maar het wel wel zéér onvolledig. Is dat toevallig ook uw geloof? Dan mist u nog het voornaamste! Daar kom ik zo op.
Weet u wat het probleem is: zo’n geloof houdt het niet als het moeilijk wordt in je leven, of in de wereld. Als je ellende ziet op de TV, of als je zelf te maken krijgt met allerlei tegenslag, en je gelooft alleen zó in God, dan komt meteen de vraag: is het wel zo? Is God wel als een goede vader? Waarom laat Hij dit gebeuren, of dat? Dan volgt al snel de conclusie: God is niet goed, of Hij bestaat niet. Nee, er is meer nodig!
Maar, laat ik dat meteen ook zeggen: het is wel wáár dat God is als een vader. Al zie je dat niet altijd in de schepping, in de wereld; het geloof durft Hem toch zo te zien, heeft Hem zo leren kennen. Zorgend, liefdevol, gezaghebbend: een echte Vader. Echter, tot zover kun je dit alleen zien als een beeldspraak. Een vergelijking ontleend aan hoe aardse vaders zijn, of zouden moeten zijn. Als je zelf een liefdevolle en goede vader hebt gehad, spreekt dit beeld haast voor zich en is het troostend. Wie dat echter niet gehad heeft, kan ermee in de knoop raken. Daarom nogmaals: het is allereerst beeldspraak. Je kunt ook in Hem geloven zonder deze beeldspraak centraal te stellen. Dat zie je in het Oude Testament, waar de titel ‘Vader’ maar weinig gebruikt wordt voor God, en mensen toch diep op Hem vertrouwen
Als uw vader misschien verwaarloosde, of liefdeloos was, of als zijn gezag ontaarde tot dictatorschap, bedenk dan: God is dan juist níet zoals uw vader. Hij heeft juist wél die dingen die uw vader had moeten hebben, en níet die dingen die bij uw aardse vader verkeerd waren. Je moet Hem niet afmeten naar aardse vaders, maar integendeel: elke aardse vader moet worden afgemeten naar Hem!
[God de vader van Jezus]
Maar is het spreken over God de Vader alleen beeldspraak? Nee, toch niet! Wij noemen God de Vader, omdat Hij de Vader is van Jezus Christus, de Vader van de Zoon. Jezus Christus is werkelijk Gods zoon, niet maar bij wijze van spreken. Hij is van hetzelfde wezen als de Vader. Hij is ook schepper, geen schepsel.
Jezus Christus, de Zoon, laat ons de Vader pas echt kennen. Hij vertoont alle trekken van zijn vader, zoals dat ook bij mensen het geval kan zijn. “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien”, zegt Jezus zelf. Door Hem word je overtuigd dat God inderdaad liefdevol is, en genadig, en geduldig, en zorgend, veel meer dan je dat ooit zou kunnen weten vanuit de schepping.
En wat nu het allermooiste is: Jezus Christus doet ons de Vader niet alleen kénnen, Hij máákt ons ook tot kinderen van de Vader. Zoals gezegd, dat zijn we uit onszelf niet. Niet dat dat aan God ligt, Hij is Vaderlijk genoeg. Nee, dat ligt aan ons. Hij geeft ons alles, tot aan het bestaan toe, maar wij maken ons los van Hem. We doen wat Hij niet wil, en we willen niet terugkeren. Liefst zouden we zélf de hoogste zijn! Hier ligt de afgrond van de zonde tussen en van het kwaad dat alles stukbreekt.
Maar nu het wonder: God de Vader zendt zijn Zoon, Jezus, om ons op te zoeken. Hier zie je ten diepste wie Hij is. De Vader zendt zijn Zoon, uit liefde voor mensen. Jezus, de Zoon, brengt verzoening voor alle zonden, vergeving en een nieuw begin. Hij dicht de kloof die er is tussen schepper en schepsel, tussen heilige God en zondig mens. En meer nog: Hij maakt dat wij, dat u en ik, wérkelijk kinderen van de Vader kunnen zijn. Dat is wat de catechismus noemt “dat de eeuwige Vader van onze Here Jezus Christus… om zijnentwil ook míjn God en Vader is”. En dit is méér dan beeldspraak
[door Jezus wij geadopteerd als kinderen]
De Romeinenbrief spreekt erover. Paulus schrijft “U hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door wie Wij roepen: ‘Abba, Vader!’ Jezus máákt ieder die gelooft in Hem tot een kind van de Vader, en de Geest leert ons dat geloven en uitspreken. Kind van God de Vader – niet bij wijze van spreken, maar werkelijk. Geadopteerde kinderen, dat wel, maar toch werkelijk kinderen. Paulus haalt dit beeld uit de Romeinse wereld van toen. Rijke Romeinen die geen kinderen hadden, adopteerden vaak een volwassen man om hun zoon te zijn. Zo was keizer Augustus de geadopteerde zoon van Julius Caesar, niet zijn natuurlijke zoon. Maar voor de wét maakt het niet uit. Een geadopteerd kind heeft exact dezelfde rechten en plichten als een natuurlijk kind. Het mag de familienaam dragen, het valt onder het ouderlijk gezag, het heeft recht op dezelfde zorg, en het zal ook delen in de familie-erfenis.
Wel, zegt Paulus, en zegt de catechismus, zó is het ook als je door Jezus tot God wordt gebracht. Dan word je een kind van God: écht, wettelijk. Geen natuurlijk kind, dat is alleen Jezus. Maar wel wettelijk Gods kind. Daar kan geen aanklager of duivel iets tegenin brengen. Je mag die naam dragen: kind van God. Je valt onder Gods gezag, dat ook. En anderzijds zal Hij voor je moeten zorgen, altijd. En bovendien heb je recht op de erfenis, op het familiebezit: de eeuwige heerlijkheid.
Gelooft u? Is Jezus uw Heer? Dan is God uw werkelijke, wettelijke Vader! Wat een enorm verschil met als je zegt ‘er is een Schepper-God die als een vader is’. Wie gelooft, mag zeggen: Hij is werkelijk míjn God, meer nog, míjn Vader!
Wat is dat een zegen en een troost. Juist ook als je natuurlijke, je aardse vader nogal tegenviel. Dan mag je daarnaast nog een ándere, een veel bétere Vader krijgen die alle tekorten van een aardse vader wil aanvullen. Hij wil ook de wonden helen die aardse vaders sloegen!
[zegen en vruchten van de aanneming tot kinderen]
Want wat zit er een zegen aan, als je weten mag dat God je hemelse Vader is! Dan mag je op Hem vertrouwen, altijd! Ieder kind krijgt als het goed is thuis een soort van ‘basic trust’ mee, een basisvertrouwen dat er altijd iemand is die voor hem of haar zorgen zal. Wat is het droevig als je dat níet meekreeg! Maar wie kind van God mag zijn, die mag ditzelfde basisvertrouwen hebben tegenover God. Híj zal zorgen! Zoals Paulus zegt “als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?” Vertrouwen, geen wiskundig bewijs, net zo min als ik kan bewijzen dat mijn vader van me houdt. Maar wat is dat al een geweldig fundament! Kent u dat?
Hij zal zorgen, voor alles wat ik naar lichaam en ziel nodig heb. Dat is iets anders dan: alles wat ik zou willen. Ik geef mijn zonen ook niet alles wat ze vragen, ik verkoop vaak ‘nee’ zo viel me deze week weer op. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet van ze houd! Veel belangrijker dan wat ik gééf is dat ik er voor ze bén. En zo is het met God ook. Paulus schrijft “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger…” enzovoorts. Dat kan dus allemaal, óók als je een kind van God bent! De catechismus spreekt over ‘al het kwaad dat Hij mij in dit tranendal toeschikt’ – daar is nog veel over te zeggen, dat doen we de volgende leerdienst. Maar zegt Paulus, in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem die ons heeft liefgehad. Ook dan is Hij bij mij! Dan gaat het ten diepste goed, ook als het niet goed gaat, als u begrijpt wat ik bedoel. Want je hebt een Vader. En niet zomaar iemand: de almachtige Schepper van hemel en aarde, is om Jezus’ wil míjn God en míjn vader. Wat een zegen!
[slot]
Tenslotte: het viel mij op dat de catechismus één ding niet noemt, of slechts zijdelings. Namelijk de erfenis waar je als kind in zult delen! Want kind-zijn is iets voor nu, maar óók iets voor straks. Dat is opvallend in Romeinen 8. Paulus spreekt aan de ene kant over de Geest van aanneming tot kinderen die we nu ontvangen, die ons leert ‘Vader’ te zeggen. Aan de andere kant schrijft hij in vers 23 ‘wij zuchten in de verwachting van de aanneming tot kinderen’. Met andere woorden: je hebt het toch ook nog niet. Of misschien moet ik zeggen: wie gelooft ís kind van de Vader. Dat staat vast. Maar we wachten nog op het moment dat we bij Vader thuis komen en delen in zijn rijkdom. Dat zal zijn als Jezus komt. Dan wordt het alles ten volle waar. Dan hoef je niet meer te vertrouwen, dan mag je aanschouwen!
Wat een belijdenis dan, als je zegt ‘ik geloof in God de Vader, de almachtige schepper’. Wat een rijkdom! Wij geschapen door God. Hij in zichzelf al vaderlijk. Maar in Jezus ook werkelijk je Váder! Aangenomen, aanvaard, deel van zijn gezin. Het is haast niet te vatten.
En daarom: zeg nooit zómaar ‘ik geloof in God’. Dat doen er zovelen, geloven dat er wel een schepper is, en dat Hij een soort van vader is. Laat je geloof verder gaan, door Jezus. Zeg verwonderd, zeg zacht, zeg luid, juich het maar uit: ‘God de Vader is míjn God, míjn Vader, om Jezus’ wil’. Meer heeft een mens niet nodig.
Amen