Tags

,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro:PS]
schrijft u nog wel eens een brief? Ik niet eigenlijk, en ik denk dat dat voor de meesten hier geldt. Er wordt heel wat afgemaild en gebeld en geappt, maar een brief schrijven… nou nee. En als dat eens nodig is, aan een officiële instantie bijvoorbeeld, dan ga je hem niet schrijven maar tikken. Dan kun je tenminste nog dingen verbeteren, je kunt de spellingcontrole erdoor laten gaan. Je stuurt zo’n belangrijke brief – een bezwaarschrift bijvoorbeeld – niet weg voor je weet dat alles erin staat.
Vroeger werden er heel wat brieven geschreven. Echt geschreven, met de hand. Ouderen hier zullen het nog wel weten. Naar familie in Canada, of gewoon een brief naar een vriendin elders in Nederland. Zo’n handgeschreven brief heeft één nadeel: je moet het in één keer goed schrijven. Je kunt niet, zoals op de computer, nog dingen invoegen of veranderen. Dan kwam het nogal eens voor dat je brief af was, en je bedacht: o ja, dat moet ik ook nog even melden! Hoe doe je dat dan? Je schrijft onderaan de brief nog een stukje, een P.S. “P.S: ik hoor net dat nicht Nel zwanger is, het kindje wordt verwacht in augustus”. P.S., dat betekent ‘postscriptum’, oftewel ‘naschrift’. Een toevoeging die belangrijk genoeg is om er nog bij te schrijven.
Als u wel eens bedelbrieven krijgt van goede doelen, staat er bijna altijd zo’n ‘P.S.’ onderaan. U moet er maar eens op letten! Dat slaat natuurlijk nergens op, die brief komt uit de computer. Maar dat doen ze, omdat zo’n P.S., zo’n toevoeging, altijd goed gelezen wordt. Daar staat blijkbaar iets belangrijks, denk je als vanzelf.
Vandaag lazen we uit het laatste hoofdstuk van het Johannes-evangelie. En dat hoofdstuk is eigenlijk ook een soort PS-stukje, een naschrift. U moet maar eens in uw bijbel kijken, aan het eind van hoofdstuk 20 wordt duidelijk het evangelie afgerond. Jezus is verschenen aan Thomas. Er volgt een les die voor alle lezers van belang is: ‘gelukkig ben je als je niet ziet en toch gelooft’. En dan volgt een afsluiting die het nog eens benadrukt: “dit alles, het hele evangelie, is opgeschreven opdat ook u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven het leven hebt in zijn naam”. Een duidelijk slot-oproep!
Het lijkt echter alsof Johannes dacht: wacht even, ik wil nóg iets zeggen. Zo missen de lezers iets. Daarom voegt hij een hoofdstuk toe, ná het slot. Een PS, want hij wil nog iets belangrijks zeggen.

[Jezus weg, en dan?]
In het Bijbelgedeelte dat we lazen treffen we de leerlingen aan bij de zee van Tiberias, dat is het meer van Galilea. Ze hangen een beetje in het luchtledige, zou je kunnen zeggen. Het hele gebeuren rond Jezus’ dood en opstanding is voorbij, en nu?
Voor Jezus zelf lijkt de cirkel rond. Hij is gekomen van bij de Vader, Hij heeft de Vader bekendgemaakt, en nu keert hij terug tot de Vader. Zo had Hij het zelf ook gezegd. De cirkel is rond. Maar voor Jezus’ leerlingen lijkt de cirkel ook rond. Ze waren vissers – tenminste: de meeste van hen –, Jezus had hen geroepen en ze waren een tijd bij Hem geweest, en nu is Hij weg en keren ze terug nar wat ze eerst waren. “Ik ga vissen”, zegt Petrus. De anderen zeggen “wij gaan mee”. Wat moeten ze anders?
Ja, ze geloven dat Jezus leeft, ook na zijn kruisiging en begrafenis. Het graf was leeg, en meer nog: ze hebben Hem zelf gezien, tweemaal zelfs. Maar waar is Hij nu? Jezus leeft, maar Hij is er nu niet in hun leven. Hij had wel iets gezegd van ‘ik ga u voor naar Galilea’, daarom zijn ze nu hier. Mar verder? Jezus had ook iets gezegd van dat Hij hen zond zoals de Vader Hem had gezonden – maar wat houdt dat in? Nogmaals: ze geloven wel in Jezus, maar Hij ís er nu gewoon niet. Daarom pakken ze oude beroep maar weer op. Je moet toch ook eten, en van stilzitten word je ook niet beter!
Wellicht lijken deze leerlingen wel op hoe u of jij in het leven staat. Je gelooft in Jezus, zeker weten! Dat Hij gestorven is voor onze zonden, en dat Hij is opgestaan. En tegelijk is Hij er nu niet. Hij is daarboven, bij zijn Vader, en wij zijn hier. Wij doen gewoon ons dagelijkse werk. Soms zou je willen dat Hij heel dichtbij was, bijvoorbeeld als je het moeilijk hebt. Maar zo is het gewoon niet. En trouwens, zo werkt geloof toch, of niet? “Zalig zijn wie niet zien en toch geloven”, zo sloot het vorige hoofdstuk af. En dat doe je: geloven in Jezus Christus, die je niet ziet, die afwezig is.

[Jezus is er toch]
Kijk, en dan komt Johannes met zijn PS. Inderdaad sloot hij zijn evangelie af met de boodschap “gelukkig is wie niet ziet, wie Jezus niet ziet, en toch gelooft” – een boodschap voor de lezers van alle eeuwen, ook voor ons. Maar het lijkt alsof Johannes denkt: wacht even! Geloven is toch wel net iets meer en iets anders dan ‘dat je voor waar houdt dat er een vertrokken Jezus is’. Dat is zo kaal en kil, daar ontbreekt iets. En dáár gaat het over in dit laatste hoofdstuk, deze toevoeging. Ja, het begint kaal en kil, met de leerlingen die vissen in de koude nachtlucht op een meer. Maar het eindigt wonderlijk anders! De zon is opgegaan, een vuurtje brandt, er is brood en vis, wonderlijke overvloed in het net, en Jezus Zelf in het midden. Hoe is dat gekomen?
De leerlingen willen ‘s morgens de vistrip afronden. Niets hebben ze gevangen, hun werk is tevergeefs. Hun humeur zal er niet op vooruit zijn gegaan. Maar dan staat er ineens een man aan de oever die hen roept. De nevel hangt nog over het water, dus ze zien hem niet duidelijk. Hij roept, en zijn stem is vreemd-vertrouwd. De manier waarop hij hen aanspreekt ook: kinderen! Jongens! Hebben jullie niet iets te eten?
Wie is dit? Het is Jezus, zo weten we. Hier blijkt iets meteen heel belangrijks: Jezus is niet weg, afwezig! Goed, Hij loopt niet voortdurend naast ze zoals eerst, maar Jezus is niet afwezig! Hij is ineens dichtbij, Hij is betrokken bij zijn leerlingen. Hij zoekt ze op. En zo is het nog. Jezus is niet meer letterlijk bij ons. Maar dat wil niet zeggen dat Hij afwezig is! Nee, verre van dat. Hij staat ook nu aan de oever, en hij roept. Kinderen! Hij is ineens dichtbij. Hij laat u of jou niet alles maar alleen uitzoeken. Jezus is nóóit echt afwezig. Nooit! Gelooft u dat?

[de ontmoeting met Hem]
Soms kan je leven leeg zijn. Leeg van vreugde, leeg van mensen, en ook leeg van God. Hij lijkt afwezig. Je leidt maar gewoon je leven, maar je dagen zijn grijs en somber. Het is als een meer net voor zonsopgang: alles is grauw, de nevels van de nacht zijn kil. En dan vang je nog niks ook! Je dagelijkse taken, de dingen die je doet lijken zinloos. Je denkt dat jouw leven niemand iets boeit.
Maar dan is er tóch die stem vanuit de nevel. Een stem die roept: kinderen! kind! Iemand die belang stelt in je welzijn: heb je niets te eten? Dat vraagt Jezus niet voor zichzelf! Nee, in het Grieks is duidelijk te zien dat Hij het negatieve antwoord al kent en verwacht: nee, niets! Al denk je dat je alleen bent, Jezus weet van je nood! Want Hij is er wél, op zijn eigen mysterieuze wijze. Ineens staat Hij aan de kant.
En dat niet alleen, Hij haalt de leerlingen, Hij haalt ook u of jou uit de cirkel van de dagelijkse dingen die niets opleveren. Je zou nog ik-weet-niet-hoelang kunnen doorgaan in het routineuze cirkeltje, en je levensboot zou net zo leeg blijven. Maar Jezus zegt: werp het net eens aan de andere kant! Dat is het wonderlijke, als je gaat merken, als je gelooft dat Hij niet afwezig is. Dan openen zich andere perspectieven. Je raakt bijvoorbeeld minder gefocust op dat wat niet lukt of wat moeilijk is. Waar eerst al je aandacht ging naar de betere baan die maar niet te vinden is, ga je je inzetten in voor de baan die je nu hebt, al is hij niet optimaal. Of je krijgt al biddend ineens inzicht om op andere wijze om te gaan met die lastige persoon of die moeilijke situatie. Het net aan de andere zijde uitwerpen! Dat wil Jezus Zelf ons leren. De ogen openen voor andere opties. Want Hij is er niet alleen, Hij spreekt je ook aan op allerlei manieren. Hij weet raad, wat uw of wat jouw situatie ook is. Zo roept Hij ook vanmorgen: kind! Hoe is het? wat gaat er niet goed? Hij roept jou, en u, en mij. Want Hij is er, toch! En Hij opent een toekomst, waar je die zelf niet ziet. Net zoals Hij opstond uit het graf, waar niemand meer toekomst zag!
Wie naar Hem luistert, wordt gezegend. De leerlingen doen wat Hij zegt, en ze vangen vis – wonderlijk veel! Hadden ze zijn woorden in de wind geslagen, dan was het anders gegaan. Maar gehoorzaamheid geeft zegen. Je laten leiden door Hem, ook als je het niet helemaal begrijpt!

[gemeenschap met Hem]
En dan ineens roept Johannes: Het is de Heer! Het is Jezus Zelf die daar staat op de oever. Wat een blijde herkenning, zomaar ineens onder het vissen. Het is de Heer! Hij is er! Wat is dat een zegen, als je soms ineens merkt, voelt, tot het besef komt dat Hij bij je is. Wat kan dat een omslag zijn. Soms, als je in nood bidt en rust krijgt. Maar het kan dus ook als je buiten bent, of gewoon bezig met je dagelijkse dingen. Dat je ervaart: Hij is het! Hij is bij me!
De herkenning zet Petrus is beweging, impulsief als Hij is. Met zijn kleed aan springt hij overboord en zwemt snel naar de kant. De anderen volgen iets langzamer, met de boot en het zware net. Als ze aan land komen zien ze Jezus: bekend en toch anders – na zijn opstanding is Hij niet dezelfde meer, herken je Hem niet meer zomaar. Maar Hij is er! Bij hem is een vuurtje met gebakken vis, en brood. Vreemd! Riep Hij niet of zíj iets hadden? Maar Jezus heeft ons niet nodig. Wij hebben Hem nodig en wat Hij geeft!
Samen zitten ze daar in een kring. Ze eten samen, ze zijn dicht bij Hem. Veel zeggen ze niet, maar dat hoeft ook niet. Ze weten dat Hij het is.
Jezus ontmoet hen, en ons. Als hij roept – zijn woorden. De Bijbel, zoals we die hier telkens horen. Ook als we samen eten in de kring met Hem – het Heilig avondmaal. Maar ook daarbuiten, soms zomaar ineens, op een stille ochtend bij een meer, of terwijl je gewoon thuis zit. Hij is niet ver weg, iemand van toen in wie je blind moet geloven. Nee: P.S. ik blijf dichtbij!

[toegerust om uit te gaan]
Zo zitten de leerlingen daar bij het meer, bij de Heer. De duisternis verdwijnt, de zon gaat op. De lege netten zijn vol geworden. Hun honger na een nacht werken is gestild. Hij laat ze weer volstromen met moed en kracht. En zo doet Hij dat nog. Telkens als zijn kinderen, als u of jij of ik, in de schemering rondvaren, staat Hij daar aan de kant. Hij roept, Hij zorgt, Hij zegent. Zo krijg je weer moed om door te gaan. Zo krijg je kracht om je werk te doen en je weg te vervolgen! Want Hij is er, tóch!
Tegelijk krijgen de leerlingen kracht voor méér dan het dagelijkse werk. Het is niet Jezus’ bedoeling dat ze weer vissers worden op het meer. Nee, ze moeten vissers van mensen worden, zoals Hij het eerder noemde. Had Hij het niet gezegd, hiervoor in Jeruzalem? ‘Zoals de Vader mij zond, zend ik ook u’. Ze moeten hun netten achterlaten en de wereld in, om Jezus bekend te maken en zijn liefde te delen. Zo zendt Hij allen, ook nu, die bij Hem horen. Je taak als christen is groter dan alleen het dagelijks brood verdienen!
Dan zit in deze geschiedenis een heldere les voor elke leerling: uit jezelf vang je niets. Maar als Jezus erbij is, wordt de vangst wonderlijk groot. Van vissen, maar ook van mensen! Wat is dit een bemoediging voor de leerlingen als ze de wereld ingaan. Jezus is bij hen, en dan is niets onmogelijk. En zo is het nog, als wij op onze wijze gezonden worden de wereld in! Met Hem erbij kunnen er wonderen gebeuren. Trouwens, Jezus leert ons daarbij vandaag ook dat je het net soms aan de andere zijde moet uitwerpen, dat er nieuwe dingen mogen en moeten worden geprobeerd in het missionair-zijn.

[slot]
Johannes schrijft zijn extra-hoofdstuk. Eerst was het “zalig wie niet ziet en toch gelooft”, maar hij voegt toe: PS Ik ben er toch hoor! Ook al zie je me niet zoals toen. Ik laat jullie niet in de steek, maar ik geef wat je nodig hebt, voor je leven en je taak. Het is alsof Johannes op zijn manier afsluit net als Mattheus in diens evangelie: “en zie,” zegt Jezus, “Ik ben met jullie, alle dagen, tot de voleinding van de wereld”.
Jezus, ongrijpbaar is Hij na de opstanding. Maar niet afwezig. Hij komt, telkens weer, als Hij weet dat het nodig is. Ook nu. Ook hier. Hij roept je! Hij is er wel. En Hij zegt: PS, ik ben bij je. Ook nu!

Amen