Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro: Marx]
u hebt waarschijnlijk wel eens van Karl Marx gehoord. Karl Marx was een denker die min of meer de basis legde voor het communisme. Hij wees op de gevaren van het kapitalisme, waar de arbeider moet slaven, maar de winst in de zakken van de fabrieksdirecteur verdween. Scherp zag hij de misstanden en de ongelijkheid, die zeker destijds de industriële samenleving kenmerkte. Kinderarbeid, slechte veiligheid, grote gezinnen in bedompte woninkjes… Volgens Marx was er maar één mogelijkheid om de situatie te veranderen: een omwenteling, een revolutie. Hij en anderen riepen op ‘ontwaak, verworpenen der aarde, ontwaak, verdoemde_in hongersfeer’ – leg je niet neer bij je situatie, maar kom in opstand, voor een eerlijkere verdeling van geld en macht.
Het viel Marx op dat veel arbeiders zich zo lijdzaam neerlegden bij hun lot. Hoe kon dat toch? Wat maakt dat mensen ellende accepteren? Een belangrijke oorzaak was volgens hem het geloof. “Godsdienst is opium van het volk” is een bekende uitspraak van Marx. Opium: een verdovend middel. Geloof is een soort drugs waardoor mensen hun toestand vergeten of niet meer voelen. Hoe werkt dat dan? Volgens hem doordat geloof de mensen uitzicht bood op een mooie toekomst in het hiernamaals. Nu wel een zwaar leven, maar daarna eeuwige heerlijkheid. Met dat vooruitzicht verdooft de godsdienst mensen, en het maakt dat ze berusten in hun lot.
Een heldere theorie: godsdienst als opium van het volk. En, om eerlijk te zijn, zo is geloof soms misbruikt. Maar is dit de bedoeling van het christelijk geloof? Werkt geloven in Jezus zó? Daar wil ik vanavond met u bij stilstaan, aan de hand van vraag 32 en 33 uit de Heidelbergse Catechismus.

[geloven is nú in Hem zijn]
Als we Marx moeten geloven, is geloof dus vooral een zaak van toekomstverwachting – verwachting van een toekomst waar hij niet in geloofde. ‘Pie in the sky’ zoals Engelsen het noemen, een luchtkasteel. Nu is het inderdaad waar dat geloof je verwachting geeft voor de toekomst. Een verwachting die vérder gaat dan dit leven en vérder dan wat deze wereld ooit biedt. Maar is dat alles? Er zijn wel mensen die zich christelijk noemen, maar voor wie dat vooral een soort ‘hemelverzekering’ lijkt te zijn, om het zo eens te zeggen. Soms vind je dat bij absolute randleden van de kerk, die zich om één of andere reden toch niet willen laten uitschrijven. Maar ook als u een heel betrokken en oprechte gelovige bent, zou het kunnen zijn dat geloof voor u zo werkt. Stráks komt alles goed, en nu leven we in hoop, die ons in moeilijke tijden helpt.
Geloof geeft toekomstverwachting, zeker! Maar… geloof in Jezus is net zo goed al een zaak van nú. Paulus spreekt nogal eens over een ‘reeds’ en een ‘nog niet’. Eén komt de grote morgen, maar: ook nu al mogen we bij de Here horen! Ook nu al maakt dat alle verschil! Wie gelooft, is nú al aan de Here verbonden. De catechismus zegt het in vraag 32: “dat ik door geloof een lidmaat van Christus bent”. Lidmaat – dat moet je heel letterlijk nemen, ‘ledemaat’. Zoals een arm of been aan het lichaam zit, zó mag wie gelooft aan Jezus verbonden zijn. De Bijbel gebruikt ook het beeld van de wijnstok en de ranken. De ranken halen hun sap uit de stam, ze leven daaruit. Zo leeft wie gelooft nú al uit Jezus’ leven. Johannes schrijft, we hoorden het ‘kinderen, blíjf in Hem’. Dat is niet iets voor straks, dat is nú. Geloven is niet: straks bij Jezus mogen komen, geloven is: nu reeds aan Hem verbonden mogen zijn, door de Heilige Geest. Als een arm aan het lichaam, als een rank aan de wijnstok.

[delen in Jezus’ status (vr 33)]
Wie bij Jezus hoort, mag straks delen in zijn heerlijkheid, en … die mag nu al delen in zijn status en in zijn missie. Over allebei wil ik iets zeggen.
Om te beginnen, en dan sluit ik me aan bij vraag 33 van de catechismus, mag elke christen delen in Jezus’ status. In wat Hij is. Wat is Jezus, wie is Hij? Hij is de Zoon van God. Daar zou veel over te zeggen zijn op dogmatisch vlak, maar dat laat ik nu bewust liggen. In elk geval, Jezus is de Zoon van God. Daarmee is een nauwe en liefdevolle relatie uitgedrukt. Misschien hebt u zelf wel een zoon, dan kunt u zich er wel iets bij voorstellen.
En nu het mooie: wie gelooft in Jezus, is verenigd met Hem. En daarom: daarom mag je dan zelf óók een kind van God zijn. Omdat je één bent met Jezus, de enige echte Zoon. Hoe geweldig is dat! Delen in zijn status, door Hem ook kind zijn van de Vader. Onlangs heb ik er nog over gepreekt, over de Geest die ons doet uitroepen ‘Abba, Vader!’. Dat is geen toekomstmuziek, dat is je status tegenover God, nú al, voor ieder die bij Jezus hoort. Dan heb je een Vader in de hemel die van je houdt en voor je zorgt. Die zich ontfermt en je nooit zal laten vallen. ‘Vader…’ mag je zeggen, tegen de grote Schepper van heel het heelal. Dat is toch ongelooflijk? Mediteer hier thuis nog maar eens over. Je mag in geloof een kind van God zijn, net als Jezus. Hij houdt van u met dezelfde liefde waarmee Hij Jezus liefheeft!
En natuurlijk, er zijn ook verschillen. Jezus is van nature Gods Zoon, zogezegd, wij alleen in Hem. Jezus is van eeuwigheid Gods Zoon, wij zijn pas kinderen wanneer we dat in Hem in geloof aannemen. Maar toch: delen in zijn status. Nu al, wat er ook gebeurd, ik ben een koninklijk kind, door de Vader bemind! De basis voor mijn leven.

[delen in Jezus’ missie (vr 32)]
Wie gelooft deelt echter niet alleen in Jezus’ status. Dan zou Marx nog half gelijk kunnen hebben: die gelovigen denken dat ze bij God horen, en nu wachten ze alleen af ze bij Hem zullen zijn in heerlijkheid. Dan kan geloof nog een soort ‘lijdzaamheid’ kweken. Echter, zo is het niet! Wie bij Jezus hoort, wordt juist actief! Zoals iemand eens zei: ‘juist wie het meest naar de hemel opkeken, hebben de aarde het meest veranderd’.
Het luistert echter wel nauw hoe je dit insteekt. Al te makkelijk denk je: Jezus geeft ons iets geweldigs – het kindschap van God – en nu moeten wij iets teruggeven: onze daden, ons leven. Echter, dan vergeet je de éénheid met Christus. Ook alles wat een christen doet mag voortkomen uit de vereniging met Hem. Omdat je in geloof één bent met Hem, mag je een kind van de Vader zijn. Én omdat je een bent met Hem, mag je delen in wat Hij doet.
Jezus is de gezalfde, de Christus, dat hoorden we in de vorige leerdienst. Maar nu horen we: wie gelooft déélt in zijn zalving. De catechismus zegt het in vraag 32, op grond van wat we hoorden uit de brief van Johannes ‘ik ben een lidmaat van Christus die deelt in zijn zalving’. ‘Zalving’, dat wil zeggen: de Heilige Geest die in je is, om je als Jezus te maken en je mee te laten werken in zijn werk.
Jezus is gezalfd als profeet, priester en koning, hoorden we de vorige keer. En een christen is iemand die niet alleen Hem zo erkent, maar die ook déélt in deze zalving. Niet alleen delen in zijn status, ook meedoen in zijn missie! Een christen heeft,omdat hij van Christus is, ook iets profetisch, iets priesterlijks en iets koninklijks. Petrus schrijft, we hoorden het “u bent een koninklijk priesterschap” – daar heb je de koning en de priester al. En wat doen deze koninklijke priesters? ‘De deugden verkondigen van degene die hen riep uit de duisternis tot zijn wonderbaar licht’ – daar heb je het profetische, het verkondigende. Bij alle drie de aspecten van deze drievoudige zalving wil ik kort stilstaan.

[profetisch]
Een christen deelt allereerst in Christus’ profetische zalving. Maar wat doet een profeet eigenlijk? Spreken namens God onder de mensen. Zó mag een christen ook doen: uitkomen voor God. De catechismus zegt: zijn naam belijden. Jezus verkondigde het evangelie van het koninkrijk, zo lezen we in de Bijbel. En net zó mag de christen doen. In woorden en daden wijzen op wie de Here is, wat Hij geeft en wat Hij wil. Dus missionair zijn, getuigen, het is maar niet een optie voor mensen die dat ligt, nee, dat hoort bij de zalving van elke christen. De Heilige Geest wil het u ook leren!
Voordat je kunt spreken, moet je zelf luisteren. Zo ging het bij de oude profeten ook: ze luisterden naar Gods woorden voordat ze spraken. Zou het nu niet net zo zijn? De Bijbel lezen en Gods stem daarin beluisteren, bidden, en dan ook luisterend bidden, je laten leiden, elke christen heeft het nodig, wil je het werk doen dat Jezus deed. Hij, de grootste profeet, zelf ging geregeld vroeg in de morgen de eenzaamheid in, om te bidden. Dáárom kon Hij zo over God spreken en de daden doen die Hij deed.
Luisteren, en dan spreken. Laten we dan maar dichtbij beginnen. Iets profetisch, dat hebben als het goed is de ouders in een gezin. Wijzen op God, aansporen, waarschuwen waar nodig. Liefdevol onderwijzen in Gods woord. Hoe belangrijk is dat! Maar ook als je geen kinderen hebt: elkaar opscherpen. En in bredere kring: getuigen van je God. In de breedte van de maatschappij: zijn goede geboden hooghouden en ervoor opkomen. Een brede taak, deze profetische roeping!

[priesterlijk]
Ten tweede heeft elke christen een priesterlijke roeping. Een priester offert, bidt en zegent, en zó doet elke christen als het goed is. Om te beginnen bij het offeren: Petrus schrijft over ‘een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen die God welgevallig zijn’. Geestelijke offers, niet letterlijk een dier slachten natuurlijk. De catechismus zegt nog preciezer: jezélf als dankoffer overgeven aan God – leven voor Hem van wie je bent, uit dankbare liefde. Jezus Christus bracht het offer voor de zonde, het offer dat verzoening bracht, dat kunnen en hoeven wij niet te doen. Ons offer is: dankbaarheid. In je manier van leven, in je manier van geven, maar ook in je manier van loven. “Wie lof offert, eert mij”, zegt een psalm. Liederen en dankgebeden zijn een offer voor God.
Priesters báden voor het volk. Jezus bidt voor al de zijnen. En ook wij zijn geroepen om voorbidders te zijn, priesterlijk. Bid maar voor je omgeving, je gezin, je land, je kerk. Het is werk war je niet direct resultaat op ziet vaak. Maar het het uiteindelijk grote invloed op het geestelijk klimaat, en bovendien: je wordt er zelf door gezegend, het houdt je dicht bij God. Bent u een priesterlijke voorbidder?
De priesters in Israël zegenden de mensen. Zo mogen ook wij doen. Goede woorden spreken, zegen toewensen, tot zegen zijn. Zo de mond en handen zijn van Jezus, Hij van wie wij ledematen zijn!

[koninklijk]
Elke christen deelt tenslotte in Jezus’ koninklijke zalving. Dit aspect van het leven in Hem is nog het meest verborgen, net als Jezus’ koningschap nu nog verborgen eens. Eens zal Hij komen in heerlijkheid, met koninklijke waardigheid, en dan, zo lezen we in Openbaringen over de gelovigen ‘zij zullen als koningen met hem regeren in alle eeuwigheid’. Dat is nog toekomstig – Marx had gelijk dat geloof je verlangend laat kijken naar de toekomst!
Maar ook nu mag een christen al meewerken aan de vestiging van Jezus’ rijk. Let wel, het gaat om zíjn rijk, niet het mijne, en ook niet dat van onze kerk of groep! Wie straks als koning met Hem zal regeren, wil ook niet al de waarden van dat koninkrijk bevorderen. Je als Jezus bekommeren om wie afgeschreven wordt, helpen in genezing en heling, opstaan voor recht en gerechtigheid… Marx had ongelijk door de denken dat geloof daarbij in de weg zit. Verre van dat, het zet je juist in beweging. Er is genoeg te doen!
Maar misschien zit het wel meer in een houding dan in dingen doen. Gedraagt u zich koninklijk, met gratie, zeg maar? En dat vraag ik natuurlijk ook aan mezelf! Koninklijk, dat wil zeggen: waardig, beheerst, maar ook met gratie – dat komt van het Latijnse woord voor genade! Zo kun je iets uitstralen van je Koning die komt! Anderen merken dat echt aan je. En trouwens, als u straks voor altijd zult heersen als koning, kun je nu maar beter beginnen met oefenen!

[slot]
Zo is er veel langsgekomen. Wie in Jezus gelooft, is één met Hem. Als een ledemaat van het lichaam, als een rank van de wijnstok. Wie van Jezus is deelt in zekere mate in wie Hij is en wat Hij doet, zijn status en missie. Kind van de Vader en gezalfd tot profeet, priester en koning.
Functioneert dat nu ook zo bij u? Niet alleen in daden, maar ook in hun bron. Bent u aan Hem verbonden? Want geloof is niet alleen de garantie dat het later beter wordt. Het is nú bij Jezus horen, en daarom kind zijn van de Vader. Hoort u helemaal bij Hem? Dat is de diepste vraag! En gelukkig, de Heilige Geest wil het ons allen geven. Vraag er maar om! Hij kan de zalving geven die we mogen delen met de Gezalfde. De zalving die ons toerust tot de taak in deze wereld.
Laten we er maar van gaan zingen: ‘laat me_in U blijven, groeien, bloeien, o Heiland die de wijnstok zijn. Doorstroom , beziel en zegen mij, opdat ik waarlijk vruchtbaar zij!” AMEN