Tags
Uit de Bijbel is gelezen: 2 Samuël 7:1-18 en Lukas 1:26-38
Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
Ieder volk heeft zijn eigen volksaard, zegt men. Japanners zijn ijverig, zo is het beeld, terwijl mensen uit Midden-Amerika juist niet al te hard lopen met hun ‘siësta’ en ‘mañana’. Duitsers worden vaak neergezet als mensen die erg van regels en gezag zijn en nogal burgerlijk; en ga zo maar door. Het zijn natuurlijk vooroordelen, maar toch zit er in vooroordelen vaak een kern van waarheid. Elk land of elke streek heeft zijn eigen mentaliteit, ook binnen Nederland. Denk aan de Limburgse gezelligheid en relaxtheid, of de gesloten Groninger.
Ook hier in het Westland is een eigen volksaard, dat kun je niet ontkennen. Geen woorden maar daden, zou hier een motto kunnen zijn. De gemiddelde Westlander is geen diepe denker, maar wel een harde werker. Natuurlijk is er nog meer te zeggen, bijvoorbeeld over de sociale samenhang, hoe mensen naar elkaar om kijken, over de keten en het drankgebruik, maar dit is denk ik toch wel het meest kenmerkende: Westlanders zijn doeners, mensen die van aanpakken weten. Daar kom je ver mee in de wereld – de Westlandse kassenbouwers komen op alle continenten.
Ook geloof is in onze streek vaak heel praktisch. Mensen doen graag iets voor de kerk, maar komen minder graag op een Bijbelstudie. Dat aanpakken is mooi! Het Bijbelgedeelte dat we vandaag lazen bevat echter een lastige les voor mensen die graag aan de slag gaan. Er is méér in de wereld, en helemaal in het geloof, dan zelf bezig zijn! Daar gaan we vanmorgen over horen.
[David wil iets doen voor God – en wij]
We hoorden over koning David die aan de slag wil. Hij wil een tempel bouwen voor de God van Israël. Mooi plan toch? Op het moment dat de geschiedenis begint heeft koning David rust. Zijn rijk is gevestigd, zijn vijanden zijn verslagen, en de heilige Ark van God is naar Jeruzalem gebracht – daarover hoorden we de vorige keer. De koning zit in zijn huis, zo lezen we. Maar stilzitten kan hij niet goed. Meteen komt er al een nieuw plan bij hem op dat hij wil uitvoeren. Hij zegt tegen de profeet Nathan: “Kijk nu toch eens! Ik woon in een prachtig paleis, maar de ark van God – de heilige verbondskist – staat in een tent!” Met andere woorden: daar moet nodig wat aan gedaan worden. Het is wel duidelijk waar David aan denkt: hij wil een heiligdom bouwen, een tempel voor de HEER, de God van Israël. Wat een goed idee, of niet? De profeet Nathan zegt spontaan: ga uw gang, de Here is met u!
David denkt ongetwijfeld dat hij de HERE een dienst bewijst. Zo wordt God toch groot gemaakt, door Hem een prachtig heiligdom te geven? Zo zal het aanzien van de HERE bij de volken rondom! David is bij wijze van spreken de bouwtekening al aan het maken.
Wat lijkt David hierin op ons! Hij lijkt wel een echte Westlander, aan de slag! Maar ik denk dat dit in ieder zit, uit welke streek je ook komt. Als je jezelf gelovig noemt, wil je graag iets doen voor God, toch? Bijvoorbeeld hoe je leeft, welke keuzes je maakt. Hoe je omgaat met anderen, een helpende hand of een luisterend oor biedt. Hoe je je inzet voor goede doelen, en ga zo maar door. Door goed bezig te zijn, kun je Gods aanzien misschien wel laten stijgen in je omgeving, als ze het zien en het mooi vinden. En is er niet genoeg te doen? Aan de slag!
David wilde een tempel bouwen. U wilt zich misschien graag inzetten om de kerk op te bouwen – het gebouw letterlijk, of onze gemeente. God verdient toch onze inzet? Je wilt toch trots kunnen zijn op een mooi gebouw en een bloeiende gemeenschap?
[wij hoeven geen huis voor God te bouwen]
Ja, David en zijn plannen staan niet ver van ons af! Maar des te treffender is de reactie die God zelf erop geeft. Het is niet de reactie die wíj zouden verwachten, niet de reactie die wíj zouden geven. Die hoorden we al van Nathan: ga uw gang, goed idee! Maar de HERE zegt: zou u voor mij een huis bouwen om erin te wonen? Met andere woorden: nee, bedankt, maar dit hoeft echt niet! De Here zegt nog meer, hij geeft een geweldige belofte, daar kom ik zo op, maar dit is zijn eerste reactie: nee! Geen tempel.
Waarom is dit eigenlijk? Elders in de Bijbel lezen we dat David teveel bloed had vergoten om een goede tempelbouwer te zijn. Dat klopt wel, zie het volgende hoofdstuk. Maar ik denk dat er toch iets meer achter zit, denk dan juist aan het vorige hoofdstuk. David wilde eerst de ark in Jeruzalem hebben, omdat dat zijn eigen macht zou verstevigen, weet u nog? En nu, als David een prachtige tempel bouwt in de hoofdstad, dan is dat wel tot Gods eer, zeker. Maar zou het ook niet prachtig uitstralen op David? Zou hijzelf er ook niet beter van worden? Hij zou precies passen in het rijtje van andere oud-oosterse vorsten, die allemaal hun hoofdstad verfraaiden met tempels voor hun goden. Hijzelf zou in aanzien stijgen, met Gods tempel als midden.
Nee, zegt God, doe dat maar niet. Bovendien: is Hij wel op te sluiten in een gebouw? Is het kenmerk van Israëls God niet juist zijn beweeglijkheid, om het zo eens te zeggen? De ark was draagbaar, verplaatsbaar. God ging waar Hij wilde in de woestijn, en het volk moest volgen. De God van Israël hééft geen tempel nodig om in te wonen. Hij redt zichzelf wel, met eerbied gezegd.
Zou veel hiervan dat tegenwoordig ook niet gelden? Als we ons inzetten voor een mooie kerk, voor een bloeiende gemeenschap – is dat, hoezeer we het ook voor God willen doen, misschien toch ook omdat het succes op ons afstraalt? Ook tegenwoordig geldt dat God zichzelf best kan redden. Hoe belangrijk is het dat te beseffen, juist in een tijd als de onze. Wij willen graag van alles doen, maar onthoud dit: God redt zichzelf wel! In het voortbestaan van zijn kerk, met of zonder gebouw, en ook in het laten komen van zijn koninkrijk. Dat laten wij niet komen, hoezeer we ons ook inzetten voor een betere wereld. Ja, zelfs in ons persoonlijk leven: we hoeven Gods genade niet te verdienen door veel te doen, door goed genoeg te leven. Die neiging zit in ons allen, maar dat hoeft niet!
[God doet alles: hij bouwde en bouwt Davids huis]
Dat blijkt heel duidelijk uit Gods woorden in vers 8 en verder. Alle nadruk ligt op wat Hij deed, niet wat mensen deden. Ík liet Israël optrekken uit Egypte. Ík heb jou, David, geroepen bij de schapen vandaan. Ík heb Israël dit land gegeven. Het gaat er om wat Gód doet, niet allereerst wat wij doen!
Dit is best een moeilijk les, denk ik. In het geloof zit e altijd aan de ontvangende kant, niet aan de gevende kant! Híj, de HERE, Hij geeft alles. Vergeving, vrede in je hart, bloei in de kerk, dat zijn rijk komt – Híj geeft het, en wij mogen ontvangen. Aan de ene kant is dat geweldig, rijk, overweldigend. Maar aan de andere kant… het ligt ons toch beter om de gévende partij te zijn. Dan ben je zelf onafhankelijk, dan verplicht je de ander, dan is die jou dankbaar in plaats van dat je zelf wel dankbaar moet zijn. Tegenover God ben je echter áltijd de ontvangende partij. wil je iets met Hem hebben. Lastig!
En tegelijk is dat maar goed ook. We zien het in de woorden van de HERE. Vers 11: “wil je voor mij een huis bouwen, David? Luister: ik zal voor jou een huis bouwen!” Dit is een geweldige belofte. Er wordt een woordspeling gemaakt met het woord ‘huis’ in twee betekenissen. David wilde een huis voor God bouwen, een tempel dus. Maar de HERE belooft dat Hij Davids huis zal bouwen, dat wil zeggen zijn dynastie, zijn koninklijke familie – denk aan het huis van Oranje, dat over ons land regeert. Zo, zegt God, zo zul jij het begin zijn van een koninklijke familie die eeuwen zal regeren. De HERE is degene die alles deed en doet: Hij riep David achter de schapen vandaan, Hij maakte hem koning, én Hij belooft blijvende bijstand aan zijn dynastie. Wat een belofte! David hoeft alleen maar te ontvangen.
Het is alsof de HERE zegt: wil je iets voor mij doe, David? Ik zal voor jou iets doen, zoals ik al zoveel gedaan heb. David wilde God iets geven, maar hij krijgt iets. Iets veel groters dan hij zelf ook zou kunnen maken. God zegt: jouw huis, jouw familie, zal voor altijd regeren, voor eeuwig. Dat is toch ongekend? Koningshuizen komen en gaan, maar de HERE zegt: het jouwe zal blijven! En waarom? Omdat Hij zich eraan verbindt. ‘Mijn goedheid zal niet wijken’, vers 15.
[God bouwt ons huis, door Jezus]
Zo is Gods goedheid voor David. Maar zo is ook zijn goedheid voor ons! Hij is dezelfde door alle eeuwen, en echt geloof is ook nog hetzelfde als toen. Het is vertrouwen op Gods goedheid die niet zal wijken. Het is leven van het gegevene! Wat wij ook kunnen en willen doen voor God, ten diepste komt het daarop nóóit aan. God geeft, en daarvan mogen wij leven!
Nu is de belofte in dit hoofdstuk natuurlijk voor David, niet voor ons. En toch heeft het alles met ons te maken! Wat hier gebeurt is namelijk een kernpunt in de Bijbel, net zo belangrijk als Gods roeping van Abraham , of de verbondssluiting op de berg Sinaï. God belooft iets dat invloed heeft voor alle tijden, namelijk dit: dat Davids geslacht áltijd zal heersen. Altijd, dus ook nu!
Je zou zeggen: hoe kan dat waar zijn? Toen Jeruzalem werd veroverd door de Babyloniërs, verdween het koningshuis van David, al had het dan honderden jaren geregeerd. En tóch, toch is het waar geworden en waar gebleven. Daarover hoorden we de engel spreken tegen Maria. Maria wordt met nadruk genoemd iemand ‘uit het huis van David’ – het was er nog wel! En dan wordt haar aangekondigd dat ze een zoon zal krijgen. De engel zegt: “God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven… aan zijn koninkrijk zal geen einde komen”. Jezus maakt de belofte waar die God aan David deed: hij regeert voor ééuwig. Aan Hem is gegeven alle macht, in de hemel en op aarde. En door Hem mogen ook wíj leven uit wat God geeft. Hij geeft vergeving, Hij maakt mensen wereldwijd burgers van zijn koninkrijk. Hij is nabij door zijn Geest. Jezus geeft ons dezelfde belofte als David ontving: ‘mijn goedheid zal niet wijken’. Wij hoeven niets te doen voor Hem, maar Hij deed alles, tot aan het kruisdragen en sterven toe! Hij dóet alles, en wíj, wíj mogen ontvangen!
[Davids en onze reactie]
Als God geeft, komt het er wel op aan dat wij ontvangen, aannemen. Dat zien we heel mooi bij David. Als de Here hem deze belofte heeft gedaan, van een eeuwig koningshuis, gaat David naar de tent waar de ark staat. Hij doet dan een prachtig gebed, dat u thuis maar eens moet nalezen. Hij dánkt voor de belofte, hij geeft aan dat hij het gelooft, en hij bidt vol vertrouwen om de vervulling. “Want”, zegt hij “U, HERE, hebt het gesproken, en met uw zegen zal het huis van uw dienaar voor eeuwig gezegend zijn”. Over de bouw van een tempel heeft hij het niet meer, dat is naar de achtergrond verdwenen. De HERE geeft, en hij ontvangt!
Zo mogen, zo moeten ook wij doen. Voor alle duidelijkheid: het is helemaal niet verkeerd als we allerlei dingen voor de Here doen, als we weten dat Hij het wil. Maar véél belangrijker, de grondtoon van het geloof, is ontvangen en aannemen. De Here belooft zoveel heerlijke dingen in de Bijbel. Dat Hij ons niet zal verlaten, dat Hij vernieuwt, vergeeft, nabij is, alles goed zal maken. En wij, wij mogen daarop rusten. Daaruit leven en daarop bouwen. Geloof is niet rusteloos bezig, geloof is rusten op zijn beloften, en van daaruit dan ook leven voor Hem.
We mogen vertrouwen, net als David. Vertrouwen dat Gód het zal doen. In je leven niet jezelf gaan verbeteren, maar Gods Geest laten werken. In het werk van de kerk al net zo. God zal zelf zijn kerk bewaren, zijn huis bouwen zoals Hij het wil. Voor de toekomst van deze wereld, voor je kinderen en kleinkinderen precies hetzelfde: God heeft het in de hand. Hij zal zijn rijk laten komen, op zijn tijd en op zijn manier. Hij heeft het beloofd, en wat hij belooft dat zál gebeuren! Ook als je er soms niets van ziet, en ook al gaat het via wonderlijke wegen. ‘Mijn goedheid zal niet wijken’ – dát is de laatste zekerheid. Van David niet, en in Jezus evenmin van ieder die op Hem vertrouwt.
[slot]
Westlanders zijn doeners, zo begon ik. Maar laten ze, laten we, méér zijn. Geloven is ook: niet doen, maar ontvangen. Niet presteren, maar leven van Gods genade. Hij doet wat ertoe doet!
En daarom: laten we dankbaar bouwen op zijn beloften. Dan heb je rust in je leven, dan heb je de beste basis. De grote Zoon van David heeft alles gedaan voor ons. En dáár mogen we uit leven.
Amen