Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
‘zo liet de Here zich verbidden ten gunste van het land’, staat aan het einde van de Schriftlezing die we zojuist hoorden. Verbidden, dat is een mooi en diep woord. Ik moest direct denken aan een boek van Thea Beckman, de schrijfster van onder andere het verfilmde boek ‘kruistocht in spijkerbroek’. In één van haar boeken voor tieners komt het voor dat er iemand verbeden wordt. Een bandiet staat op het punt om opgehangen te worden, als een meisje in de menigte roept ‘Stop! Ik verbid hem!’ Dat was een gewoonte uit die tijd en streek. Als een ongehuwd meisje bereid was om te trouwen met een terdoodveroordeelde, ging het vonnis niet door. Hij werd verbeden, zo heette dat. In het boek van Thea Beckman is dat verbidden natuurlijk het begin van een hele reeks avonturen van het meisje en haar kersverse man.
Nu hoorden we uit de Bijbel dat God wordt verbeden. Niet helemaal hetzelfde natuurlijk, maar het heeft toch dezelfde kern: een straf die dreigde gaat niet door vanwege het roepen van een mens. David in dit geval, die voor zijn volk offert en bidt. “Zo liet de HERE zich verbidden ten gunste van het land”. Wat een bijzondere woorden! De Here is niet onverbiddelijk, maar juist het tegenovergestelde, Hij is te verbidden.
Ik kan hier op zich al een hele preek over houden denk ik. Bidden heeft zin! Maar als we deze woorden in het verband lezen, rijzen er toch een heleboel vraagtekens.

[het vreemde vers 1]
De HERE, de God over wie het gaat, is in dit laatste vers geen ander als degene over wie het eerste vers spreekt. En dat zijn weerbarstige woorden, woorden die vragen oproepen denk ik. Luister maar: “de toorn van de HEERE ontbrandde opnieuw tegen Israël, en hij zette David tegen hen op door te zeggen: ga Israël en Juda tellen”. Wat is dat nu? So wie so, de toorn van God, daar hebben we niet veel mee op denk ik. Maar dan vooral deze woorden: Hij – de HERE – zette David tegen hen op. Hij geeft David in om een volkstelling te houden, een volkstelling die, zo blijkt uit het vervolg, verkeerd is, zondige hoogmoed. Laat Gód David dit doen? Is Hij het feitelijk die David laat zondigen? Wat is dit voor God? Wat is dit voor uitspraak?
Laat ik even voorop stellen dat God zelf niemand laat zondigen. De apostel Jakobus schrijft in zijn brief: “Laat niemand zeggen, als hij verzocht wordt: Ik word door God verzocht. God immers kan niet verzocht worden met het kwade en Hijzelf verzoekt niemand”. Het wonderlijke is, als u in het Bijbelboek Kronieken kijkt, in hoofdstuk 21, dat daar deze geschiedenis nogmaals wordt beschreven, alleen staat daar dat de satan David uitzet tot deze zonde. Wij zouden misschien zeggen dat het Davids eigen hoogmoed is die hem tot de telling aanzet. Dit Bijbelhoofdstuk zegt echter dat God Zelf erachter zit. Hoe zit het nu? Wie stuurt het zo?

[God gaat over alles]
Op een bepaalde manier is het alle drie waar. Davids eigen hart is hoogmoedig, de satan kan hem daarom verleiden, en God laat het toe. In de boeken 1 en 2 Samuël kijkt de schrijver telkens echter alleen naar de diépste laag. Hij ziet de HERE als degene die alles leidt en stuurt, en over tussenoorzaken heeft hij het niet. Heel opvallend! Het begint al in het eerste hoofdstuk, als het gaat over Hanna die onvruchtbaar is. De schrijver zegt dan “de HERE had haar baarmoeder toegesloten”. Iets verderop, als het gaat over Eli’s ongehoorzame zonen, staat er “zij luisterden niet naar de stem van hun vader, want de HERE wilde hen doden”. Nog verderop, als koning Saul angstaanvallen krijgt, lezen we “een boze geest van de HERE joeg hem angst aan”. En ga zo maar door. Het klinkt ons soms vreemd in de oren – doet de HERE dat alles? En toch is het goed dit te beseffen: door en achter alle andere oorzaken is het de HERE die de dingen bestuurt. Alle dingen! Juist de weerbarstige woorden in het Oude Testament leren ons dit. Als je zegt dat er dingen helemaal buiten God omgaan, dan is je god te klein! De HERE leidt héél het wereldgebeuren, niet slechts sommige dingen.
Tegelijk heeft de HERE geen schuld aan het kwaad, zegt artikel 13 van de Nederlandse geloofsbelijdenis terecht. Hij is niet overal op dezelfde wijze in betrokken. Als je daar te lang over nadenkt, val je in 100 vragen en 1000 tegenstrijdigheden. De geloofsbelijdenis voegt dan ook meteen toe “wat Hij doet boven het begrip van het menselijke verstand, dat willen we niet nieuwsgierig onderzoeken, meer dan ons begrip bevatten kan, maar wij aanbidden in alle ootmoed de rechtvaardige oordelen van God, die voor ons verborgen zijn”. Laten we voor nu dit vasthouden: God leidt alle dingen, op ondoorgrondelijke wijze. ‘God gaat zijn ongekende gang, vol donk’re majesteit’. In déze God geloven wij, en in geen andere!
Dit klinkt nogal onverbiddelijk. God als de grote macht achter alles, degene wiens plan de dingen bepaalt. Onverbiddelijk… of niet? Maar wonderlijk genoeg, ik begon ermee, déze God is het die zich laat verbidden. Tussen die spanning van het eerste en laatste vers bevindt zich het verhaal van de volkstelling

[Davids zonde]
David gaat dus een volkstelling houden. Ergens opgenomen in Gods plan, ergens door stook werk van satan, maar eerst en vooral wel door de hoogmoed in zijn eigen hart. David wil nu wel eens weten hoeveel strijdbare mannen zijn land kan leveren! Volkstelling – het is de opmaat, natuurlijk, voor de invoering van dienstplicht en belastingen, zoals later bij Salomo wel blijkt. Was die volkstelling nu nodig? Nee, het ging goed. Maar David wil vertrouwen op getallen, kunnen plannen en rekenen. Joab voelt het aan: dit is David niet, zoals hij hem kent. In plaats van vertrouwen op God, komt vertrouwen op cijfers. Iets wat tegenwoordig nog net zo goed kan gebeuren!
Wij zijn in onze maatschappij ook erg goed met getallen. Er is een CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek), bedrijven doen marktonderzoek en enquêtes, ja zelfs in de kerk hebben de cijfertjes een grote rol: de cijfers bepalen of en hoeveel je mag beroepen, prognoses worden gemaakt van het aantal kerkgangers voor de komende 10 en 20 jaar, en ga zo maar door. Is dat verkeerd? Wel, in elk geval kan het in de plaats komen van vertrouwen, ook van vertrouwen op God. ‘Vertrouwen is goed, weten is beter!’ immers? Vallen de cijfers tegen, dan kan de prognose het vertrouwen wegdrukken: het zal alleen maar achteruit gaan, dat zeggen de cijfers… Vallen de cijfers mee, dan kan dát weer in de plaatst komen van vertrouwen op God: kijk eens hoe goed we ervoor staan! Er zit iets gevaarlijks in getallen, leert ons deze geschiedenis.

[de straf en verdere vragen]
Na de volkstelling begint Davids hart direct te bonzen, vertelt de Bijbel. Hij voelt: dit was niet goed! Op zich een goed teken, dat zijn geweten spreekt. Direct belijdt hij ook schuld aan de HERE. Destijds met Batseba was er een profeet nodig om David zover te krijgen, nu komt het schuldbesef uit hemzelf! Wel komt er ook nu een profeet, Gad, die David laat kiezen uit drie straffen. Wat een keuze: hongersnood, of vervolging door vijanden, of een epidemie! De HERE neemt Davids hoogmoed hoog op.
Ook hier kunnen allerlei vragen rijzen: is een volkstelling dan zo erg? Ja blijkbaar wel. In Exodus 30 lezen we daar al over: bij een telling moest iedere getelde een losgeld aan God geven, opdat er geen plaag over hen komt. Trouwens, ook bij andere volken heerste het geloof dat een volkstelling de goden ongunstig stemde.
Je kunt je ook afvragen: kun je het hele volk wel collectief straffen voor een fout van David? Dan moeten we bedenken dat in die tijd het lot van volk en koning heel nauw verweven was, en dat er so wie so veel minder individualistisch werd gedacht. Maar het blijven lastige vragen, het blijft een vreemd verhaal voor ons mensen uit 2018. En wat is dat voor een raar iets, dat David zelf zijn straf moet kiezen? Je botst hier erg op het feit dat de Bijbel uit een heel andere tijd en cultuur komt.

[David werpt zich op Gods genade]
En toch moeten we deze geschiedenis niet wegleggen. Nee, ze leert ons belangrijke dingen over God en het leven met Hem! Dat zien we bij David, nadat hij de moeilijke keuze heeft gehoord die hij moet maken tussen drie straffen.
David zegt dan iets heel roerends. Hij zegt ‘Het benauwt mij zeer. Maar laten wij toch in de hand van de HEERE vallen, want Zijn barmhartigheid is groot. Laat mij echter niet in de hand van mensen vallen’. Hier blijkt zijn diepe geloof, ondanks de misstap die hij maakte. David weigert een keuze te maken. Hij zegt: ik geef me over in Gods handen – laat Hij maar kiezen! Beter in handen van God, dan van mensen. En waarom? Omdat Gods barmhartigheid groot is. David vertrouwt dat het bij God mee zal vallen, waar het bij mensen zo vaak tegenvalt. Hij geeft het in Gods handen.
Zou u dat kunnen zeggen? En ik? Dat mensen tegenvallen, dat zult u misschien direct be-amen. Maar durft u te geloven dat het bij de HERE mee zal vallen? Besef wel over Wie we het hebben! Over de Almachtige, die alle dingen leidt naar zijn wil. Degene die David het volk liet tellen, of dat althans toeliet. Degene die in de wereld zoveel dingen laat gebeuren, of toelaat, die onbegrijpelijk zijn. Degene wiens grote plan wij nooit doorgronden. Zou je in zíjn handen overgeven? David doet het! Want hij heeft de HERE leren kennen. Hij gelooft: de HERE is niet een willekeurige despoot, nee, ‘zijn barmhartigheid is groot’. En daarom: in zijn schuld, en in zijn nood, geeft Hij zich aan Hem over! Dat is de weg van het geloof!
Kent u, ken jij de HERE zo? Of vindt u hem vooral onbegrijpelijk en onverbiddelijk? Ben je bang wat Hij zal doen? David durfde de sprong te wagen, en hij werd net teleurgesteld. En wij, wij mogen nog zoveel meer weten. Wie de HERE is, hoeven we niet te gissen vanuit lastige teksten in 2 Samuël. Nee, we mogen kijken naar Jezus, in Wie Hij zich ten diepste liet zien. Zó is Hij! ‘Zijn barmhartigheid is groot’

[Gods barmhartigheid en berouw]
Is dat nu echt zo? David laat de HERE kiezen, en die kiest voor drie dagen pest in het land… Tja, misschien inderdaad het minste kwaad, in elk geval het snelst voorbij. Toch vallen er vele doden. Maar dan komt er weer zo’n wonderlijke draai in het verhaal. Een engel gaat rond in het land om de straf te voltrekken. Maar dan, als de engel zijn hand uitstrekt over Jeruzalem om de stad te treffen, dan… dan krijgt de HERE berouw over dit kwaad, staat er. Hij kan het niet langer aanzien! De engel moet stoppen en blijft staan waar hij staat. Hoort u dit! De HERE is niet iemand die een ondoorgrondelijk plan uitvoert over de ruggen van de mensen, zo van ‘Israël verdient straf, dus ik laat een volkstelling gebeuren, en ga hen dan onverbiddelijk treffen – dat is mijn plan, zo zal het gaan’. Nee! Hij krijgt er spijt van, berouw! Dan kan blijkbaar!
Ziet u hoe waar Davids woorden waren? ‘Zijn barmhartigheid is groot’ – de HERE is geen despoot. In de toorn denkt Hij aan zijn ontferming. Hij is streng en rechtvaardig en heilig en alles, maar bóvenal is Hij barmhartig. Zoals de profeet Jeremia het ergens zegt: “als Hij leed berokkent, zal Zich ontfermen… want Hij plaagt of bedroeft de mensenkinderen niet van harte”. We kunnen zijn plannen vaak niet begrijpen, maar zijn karakter mogen we leren kennen, ook in dit lastige hoofdstuk: barmhartig en vol genade is Hij. Zó is Hij!
En weet u wat dan het allerwonderlijkste is? God is dus niet onverbiddelijk. Maar hij verandert niet van gedachten omdat David Hem verbidt, niet door Davids gebed of offer. Hij is genadig omdat Hij nu eenmaal zo ís. Het berouw van God in vers 16 komt vóór Davids gebed in vers 17. Het is zelfs zo dat de HERE zelf zorgt dat David gaat offeren. Hij geeft daartoe opdracht via de profeet Gad. Hier zie je juist hoe de HERE ten diepste alles leidt. Zelfs het offer dat Hem verbidt, volgens vers 25, wordt gebracht omdat Hij het zelf zo leidt. De HERE wíl zich laten bewegen on barmhartig te zijn. Zelfs dat bewegen, zelfs dat offer komt van Hem. Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen!

[oproep: werp je op deze God]
Het zijn geen eenvoudige dingen die hier langskomen. Wij zullen de HERE nooit begrijpen. Als je Hem begrijpt, is Hij niet de echte God! Onthoud dit: Hij leidt alle dingen, maar niet willekeurig. Geen despoot, maar zijn barmhartigheid is groot. Niet onverbiddelijk, maar Hij laat zich verbidden. En daarom mogen wij doen wat David deed. Wat deed David? Zich overgeven aan deze God, met heel zijn leven, met zijn fouten en met zijn angsten. David begon met vertrouwen op getallen, op cijfers en macht. Hij leert wel dat dat niet werkt. De cijfers slinken schrikbarend snel door de epidemie, Davids macht blijkt niets voor te stellen bij zoiets. Maar David eindigt met vertrouwen op God, de ontzagwekkende én genadige. Hij houdt alleen geloof over, vertrouwen dat de HERE is te vertrouwen! En hij wordt niet beschaamd!
Laten wij dan ook zo doen: weten dat alleen de HERE werkelijk macht heeft. Macht over ons, waar we mee moeten rekenen, meer dan met cijfers. Maar bovenal: een macht die een liefdevolle macht is. ‘Zijn barmhartigheid is groot’. Laten we toch, laat u toch in zijn handen vallen, niet in die van mensen. Zijn doorboorde handen.
Lof zij Christus in eeuwigheid. Amen