Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus,

[introotje]
wie kent niet de beelden van de koninklijke familie op Koningsdag? Mensen de hand schudden, kijken naar optredens, even meedoen bij een partijtje volleybal… Dichtbij het volk, benaderbaar zijn, dat is kenmerkend. In andere landen zul je zulke taferelen niet snel zien, in Europa niet, en daarbuiten al helemaal niet. Een koning moet juist bóven het volk staan, zijn waardigheid bewaren, is daar het idee.
In Thailand kun je de gevangenis ingaan als je een bankbiljet verscheurt waar de koning op staat afgebeeld. Hier in Nederland lachen we daarom. Maar toch, er moet wel een zeker respect blijven. De koning is de koning! Ik herinner me nog de keer dat koningin Beatrix, zo heette ze toen nog, met haar familie Veenendaal bezocht, waar mijn ouders wonen. Prins Willem-Alexander werd uitgenodigd om mee te doen aan een wedstrijd toiletpot-werpen, en dat deed hij ook. Op de beelden ervan kwam nogal wat commentaar: is dat nu passend voor de aanstaande koning?
Maar dan het Bijbelgedeelte van vanmorgen! Koning David zien we daar dansen en springen, met slechts een eenvoudig hemd aan. En dat niet in het genivelleerde Nederland, maar in het oude Oosten, waar eer en status veel belangrijker is dan hier. Stel je al voor dat de koning hier in zijn hemd stond te hossen – wat zou Máxima zeggen? Ongetwijfeld net zoiets als wat Michal, Davids vrouw, tegen hem zegt: ‘Wat hééft de koning zich waardig gedragen vandaag!’ Wat is hier aan de hand? Dat zullen we vanmorgen proberen te ontdekken.

[God voor je kar spannen]
Waar het allemaal mee begint, is dat koning David de heilige Ark naar Jeruzalem wil brengen. De ark, de verbondskist, is hét symbool van Gods aanwezigheid onder Israël, al sinds de verbondssluiting in de woestijn heel lang geleden. Dat David de ark in Jeruzalem wil hebben heeft te maken met het vestigen van zijn macht. Nog niet lang geleden is koning Saul gesneuveld. David werd eerst koning van Juda, en later ook van de noordelijke stammen. Hij heeft de stad Jeruzalem veroverd en daar maakt hij de nieuwe hoofdstad van, mooi midden in het land. Een strategische zet! Israël wordt van een verzameling stammen omgevormd tot een echte staat, met David aan het hoofd. En wat is mooier dan dat de centrale hoofdstad stad ook het godsdienstige centrum zal zijn?
Daarom gaat David de ark halen. Hij gaat erheen met maar liefst dertigduizend strijders, die hij waarschijnlijk nog bij de hand had van zijn laatste gevechten tegen de Filistijnen. Muziekkorpsen spelen op allerlei instrumenten, één en al pracht en praal. De ark zelf wordt op een wagen gezet en is het centrum van de processie. Maar opvallend, over God zelf hoor je niet veel. En die wagen? Stond er niet in de Thora dat de ark gedragen moest worden, door gewijde Levieten?
Die wagen, die kar is haast een symbool. Een symbool hiervan: dat David God voor zijn karretje wil spannen! Het moet allemaal dienen tot versterking van de positie van Jeruzalem, en natuurlijk van David, die daar koning is. David is diep gelovig, zeker, maar dat neemt niet weg dat de ark, ja, God zelf, hier door David gebruikt lijkt te worden voor eigen doelen.
Gebeurt dat tegenwoordig ook soms niet? Ik denk aan president Trump die kort voor zijn verkiezing vrome dingen zei om Amerikaanse ‘evangelicals’ op hem te laten stemmen. Ik denk aan de conservatieve partij in Polen, deze week nog in het nieuws omdat ze rechters ontslaan. Die partij gebruikt als medium graag ‘Radio Maryja’, omdat ze afhankelijk zijn van de steun van conservatieve katholieken. God en geloof als middel om macht te krijgen! In ons land speelt dat niet zo in de politiek, we zijn te geseculariseerd, maar in het verleden is dat soms anders geweest. God voor je karretje spannen. Dat kan ook op andere manieren. Ik denk aan de verkoop van allerlei christelijk-achtige spullen. Laatst zag ik nog reclame voor een christelijk energie-inkoop-collectief…. Ik denk aan opvoeding, als ouders zeggen: denk eraan, God ziet alles! Of: ‘Eer uw vader en uw moeder’ zo gebruiken. Zo moet het niet!

[wakkergeschud door God]
Zó lijkt David hier intussen wel te doen. God voor zijn karretje, de ark op een kar, een grote militaire processie tot zíjn eer en glorie! Intussen lijkt de ark alleen een ‘ding’ te zijn, een symbool. Je kunt hem verplaatsen en neerzetten waar je wilt. Of niet? De Thora is er helder over, en vers 2 ook: de ark is niet zomaar een gouden kist, het is de plaats waar de HERE troont op de cherubs – de gouden engelen op het deksel. Die ark is niet zomaar een ding, het is Gods troon. En met de HERE zelf kun je al helemaal niet zomaar wat doen.
Dat laat Hij merken ook, en de feeststemming is direct over. De ossen die de de kar trekken, struikelen en de kar gaat scheef. Uzza, een man die de kar begeleidt, steekt zijn hand uit om de ark tegen te houden. Maar dan gebeurt er iets ergs. ‘De toorn van God ontbrandde tegen Uzza’ zo zegt de Bijbel, en hij stierf ter plekke. Geen mens mocht ooit de heilige ark aanraken, zegt de Thora, alleen de priesters. Zelfs de levieten die de ark zouden moeten dragen, mochten alléén de draagbomen aanraken, niet de gouden kist zelf, anders zouden ze sterven (Numeri 4:14). Uzza raakt de ark aan, en hij sterft inderdaad ter plekke. Een sterke onderstreping van Gods heilige aanwezigheid. De ark is niet zomaar een kist! De HERE is eraan verbonden, en met Hem is niet te spotten!
Je kunt je natuurlijk afvragen: is dit wel eerlijk? Uzza bedoelde het toch goed? Daar maakt de Bijbelschrijver zich echter niet druk over, dus dat laat ik liggen. Waar de Bijbeltekst wél op inzoomt, is wat dit met David doet. Eerst is hij boos, en dan wordt hij bang. Hij stelt de vraag die hij al veel eerder had moeten stellen: ‘hoe zal de ark van de HERE bij mij komen?’ Voor hij de Filistijnen aanviel, in het vorige hoofdstuk, vroeg hij de HERE om raad. Toen ging het goed. En nu, zij het laat, stelt hij diezelfde vraag. Wat wil de HERE? Wil Hij eigenlijk wel naar Jeruzalem komen? Door dit verschrikkelijke voorval gaat David beseffen dat de HERE de Hoogste is, de ware koning. Hij, David moet doen wat de HERE wil, niet mét de HERE doen wat hij zelf wil!

[dankbaar dansend]
De processie wordt ontbonden, de ark wordt geparkeerd in een nabijgelegen huis, en David gaat zonder ark naar Jeruzalem. Dan, drie maanden, later wordt een tweede poging ondernomen. David heeft gehoord hoe de ark, of beter gezegd, hoe de Here het huis zegent waar de ark staat. Daardoor gaat David verlangen dat de ark in Jeruzalem komt. Hij beseft: die zegen heeft mijn jonge koninkrijk nodig, Góds zegenende aanwezigheid. Daarom gaat hij de ark weer halen. Niet als onderstreping van Davids groeiende macht, niet als legitimatie van Davids plannen, maar… omdat David, omdat Israël de Here nodig heeft. Zijn zegenende aanwezigheid moet de kern zijn van het pasgevormde rijk!
Ditmaal gaat David anders te werk. Nu wordt de ark wel eerbiedig gedragen door Levieten. Nu geen soldaten en marsmuziek, maar zang en het geluid van de sjofar. Niet een religieus symbool ophalen, maar de Here inhalen! Offers worden gebracht, en het volk zingt en danst. En David… David danst mee! Zijn hart is vol vreugde, hij kan zich niet inhouden. Waarom is hij dan zo blij? Omdat hij beseft: de Allerhoogste wil bij ons wonen. Hij wil mij en mijn volk zegenen met zijn aanwezigheid! Daarom danst hij, danst hij uit alle macht, De Here komt, en David is zijn dienaar. Hij is nu niet ‘de hoge koning’ die de godsdienst gebruikt voor eigen doeleinden, nee, David is weer de gelóvige
Wij zullen misschien niet snel dansen voor God. In andere culturen zit daar niet zo’n rem op, zij staan wat dat betreft dichter bij David. Maar het gaat hier niet om de manier. Het gaat erom dat David blij is omdat de Here dichtbij is, en dat hij daarom zichzelf vergeet. Hij laat zich gaan, hij legt zijn koningsmantel af, hij danst en springt zonder aan zijn waardigheid te denken. Hier zie je hoe bevrijdend het is om de Here boven je te erkennen! Dan hoef je je stand niet op te houden, desnoods zelfs met vrome woorden en daden. Dan hoef je niet streng te kijken, stijf te doen, dan ben je vríj. Vrij om alles te doen wat vreugde brengt en goed is en God eert.
Ik herinner me een conferentie van christelijke studenten tijdens mijn studententijd. Er was een viering met liederen van aanbidding, God kreeg de eer. Tijdens het zingen zie ik iemand van zijn stoel opstaan. Ik kende die jongen, hij was zonder twijfel de briljantste student die ik gekend heb, tegenwoordig is hij een wetenschapper waarvan de ster snel rijst. Wat doet hij? Hij knielt zomaar in het gangpad, zomaar op de grond waar iedereen hem kon zien en over hem struikelen, want hij bleef geruime tijd geknield liggen. Anderen keken: wat doet hij nu? Maar het kon hem niet schelen! Hij was onder de indruk van Gods grootheid, geraakt door de liederen, en dat wilde hij uiten met zijn hele lichaam. David danste, hij knielde – wat anderen er ook van mochten denken. Gezegend ben je, als God lévend voor je is, als Hij alles voor je is, en de rest je niet meer kan schelen! Hoe zit dat bij ons eigenlijk?

[Michals kritiek]
David komt thuis, nog vol van alle mooie dingen van de dag. Daar staat zijn eerste vrouw (want hij had er meerdere), daar staat Michal al op hem te wachten. Haar gezicht spreekt al boekdelen! Niet voor niets wordt ze in dit gedeelte steeds ‘de dochter van Saul’ genoemd, niet ‘Davids vrouw’. Ze heeft alles gezien uit haar raam, maar ze kan Davids aanbidding totaal niet meemaken! ‘Wat heeft de koning zich waardig gedragen vandaag!’ zegt ze bitter. ‘Halfnaakt rondgedanst bij de dienstmeisjes van je dienaren…’ Het is duidelijk, juist uit deze laatste woorden, dat zij nog helemaal zit in het denken van stand en waardigheid. David, de koning, moet zich toch juist onderscheiden van de onderdanen? Dat de ark hierheen komt snapt ze, dat is goed voor Davids macht, maar dat dansen… Zo staat David in zijn hemd, letterlijk! Zo bederf je toch het hele beoogde effect?!
David geeft het enige juiste antwoord. Met één ding rekent Michal niet, net als hij eerst, en dat ding is nu juist geen ding: het is de HERE, de levende God. David zegt helder: voor de HERE, ja voor de HERE heb ik gedanst! Niet omdat ik dacht dat dat goed overkomt of slecht, maar voor Hem. Hij is de ware koning! En, mens als hij is, kan hij het niet laten om nog een steek onder water toe te voegen: De HERE, die mij heeft uitgekozen boven jouw vader en familie! En tegelijk is dit een kernzin. Hij zegt zo: ik heb mijn macht gekrégen, gekregen van God, niet door eigen daden verworven ten diepste. Ik gebruik God en de ark niet voor mijn doelen, ik word door Hem gebruikt!

[wat heeft toekomst]
Het verhaal sluit af met de mededeling dat Michal geen kinderen kreeg. Is dat een straf van God? Is het gewoon omdat David haar niet meer opzocht en bij zijn andere vrouwen sliep? Het een sluit het ander niet uit… In elk geval wordt zo heel duidelijk: de houding van Michal is vruchteloos, steriel, die heeft geen toekomst. Met leven voor je eigen stand en macht en image, en desnoods zelfs God daarvoor inschakelen, kom je niet verder. Die weg loopt dood. Een waarschuwing, ook voor ons!
De toekomst van Davids rijk is niet door haar. En dat is maar goed ook: stel dat ze wél een kind hadden gekregen, dan was dat typisch een kind geweest van aardse berekening en politiek. Een nakomeling van de nieuwe vorst, David, én van het oude huis van Saul. Zou dat niet de ideale opvolger zijn in mensenoog om ieder achter zich te krijgen?
Maar God denkt anders. Hij gaat verder met David, maar niet met Michal. De weg van de berekening, van het zelf een rijk bouwen, wordt afgesloten. Een kind wordt koning dat niemand had verwacht: Salomo – vredeskind. En uit hem komt uiteindelijk voort Jezus, de grote koning. Hij reed niet op een paard, maar op een ezel. Hij was een vriend van tollenaars en zondaars, tot grote ergernis van de vromen. Hij lette ook niet op zijn waardigheid. Sterker nog, Hij legde al zijn waardigheid af. Zijn Goddelijke waardigheid, toen hij als kindje geboren werd. En zelfs zijn menselijke waardigheid behield hij niet, toen Hij werd bespot en gedood aan het schandelijke kruis.
Want dít, juist dít, is de weg tot heerlijkheid. Davids rijk wordt gezegend omdat Hij danst zonder te denken aan waardigheid. Jezus brengt de grootste zegen, juist omdat Hij al zijn waardigheid aflegde. Hij is zachtmoedig en nederig van hart, en leert ons om dat óók te zijn. Michal vraagt zich af of ze wel wil horen bij een koning die zichzelf zo vergeet – haar antwoord is nee! Maar die vraag mogen ook wij onszelf stellen. Wil je bij zó’n koning, bij zo’n koninkrijk horen? Het gaat dwars tegen onze natuur in. Jezelf verloochenen, niet voor eigen eer gaan… Maar juist zó vind je het ware geluk, kun je wel dansen van vreugde. Als je de HERE als hoogste hebt, en daarom zelf niet zo nodig hoog hoeft te zijn. Nederig, zo is een christen. Dat is, ik heb het volgens mij al eens eerder gezegd: niet minder van jezelf denken, maar minder áán jezelf denken. Daarom kon David dansen.

[slot]
Laat ik afsluiten met een vraag: danst u wel eens? Of nee, dat is niet de vraag waar het om gaat. Laat ik liever vragen: hoe belangrijk vind je je eigen waardigheid, je status, wat mensen van je vinden? Het antwoord is een goede graadmeter voor hoe dicht je bij de Here leeft. Wie is er werkelijk koning, ook in uw of jouw leven? Hoe hebben we zijn zegenende nabijheid nodig. Niet als truc om het goed te hebben, maar Hijzelf bij ons met zijn zegen! En wat is het dan een zegen om te weten: Hij is gekomen! Naar Jerusalem, naar deze wereld, naar u, ook vandaag. Laat Hij op de troon zitten, laat Hij voor ons lévend zijn, dan kun je eindelijk jezelf vergeten. En dan, juist dan ben je bruikbaar dat Hij u, of dat Hij jóu kan gebruiken voor zijn plannen!
Lof zij Christus in eeuwigheid,

Amen