Tags

, ,

Uit de Bijbel is gelezen 1 Korinthe 10:14-22. De preek bestaat uit drie overdenkingen, bij elk van 3 tafels een gedeelte.

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters aan zijn tafel,

[I: delen in wat Christus deed voor ons (vers 16)]
het is goed en mooi om aan het einde van mijn periode als predikant hier, samen het Heilig Avondmaal te vieren. Hier, aan de tafel van Christus, komt alles samen waar het ten diepste om gaat! Het leek me dan ook goed om voor deze viering een heel basic Bijbeltekst te nemen, de woorden van Paulus die we hoorden uit 1 Korinthe 10. Deze woorden wijzen precies aan waar het om gaat, als we hier aan de tafel zitten en brood en wijn delen.
In de brief die Paulus schrijft voert hij een discussie met de gemeente in Korinthe en beantwoordt hij vragen die ze stelden. Het gaat er over wat je wel en wat je niet kunt doen als christen. Sommige mensen in Korinthe hadden daar namelijk heel ruime opvattingen over, zodat feitelijk alles door de beugel kon. Paulus gaat daar tegenin, en in dat kader spreekt hij over het Heilig Avondmaal. De mensen in Korinthe vierden de maaltijd van de Here, net als wij nu doen. Ze deden dat waarschijnlijk zelfs wekelijks. Maar beseffen ze wel wat ze doen? Is het wel bij hen doorgedrongen waar brood en wijn, waar tafel en beker voor staan? Paulus wijst het ze nog maar eens duidelijk aan.
Als eerste, daar wil ik bij deze tafel bij stilstaan, zegt hij: is deze beker niet de gemeenschap met het bloed van Christus? Je zit daar niet zomaar wat wijn te drinken, nee, het is gemeenschap – het is deelhebben aan het Christus’ bloed! Dat is nogal wat! Ontzag mag ook óns wel vervullen vanmorgen als we dit beseffen. Mogen wij, onheilige mensen, dáárin delen, in Christus’ bloed? Nu moeten we dat niet verkeerd begrijpen. Het is niet zo – gelukkig! – dat we hier aan tafel op één of andere manier bloed drinken, dat zou een walgelijke gedachte zijn. Wijn is gewoon wijn, bloedrood. Maar het wijst naar Jezus’ bloed, dat wil zeggen naar zijn lijdensweg. Als je daaraan denkt, maakt het je stil. Zijn bloed vloeide, toen in de tuin van Getsemané bloedig zweet op zijn voorhoofd stond. Zijn bloed vloeide, toen hij gekroond werd met een doornenkroon en daarna met een stok op zijn hoofd geslagen. Zijn bloed vloeide, toen hij werd gegeseld, die vreselijke Romeinse marteling.
Bloed kleurde het kruis rood, toen Hij eraan werd vastgespijkerd. Bloed wijst niet alleen op zijn lijden, maar ook naar zijn sterven, want bloed is levenskracht. Zijn bloed vergoten, zijn levenskracht vergaan, zijn leven geëindigd. Een soldaat stak hem daarna nog met een speer, en bloed vloeide uit zijn zijde.
Dat alles gedenken we, als we de beker heffen en het brood breken: hoe Jezus’ bloed vloeide en zijn lichaam gebroken werd. Ontzaglijk is het, te bedenken wat Hij heeft geleden, onschuldig! Maar nog veel belangrijker: het was niet zomaar, Hij had het over voor ons. Paulus spreekt immers over ‘gemeenschap’ aan zijn bloed. Dat wil zeggen: zijn lijden heeft met ons te maken! Zijn bloed maakt het voor ons goed! Bloed bracht verzoening in het Oude Testament, en zo doet ook Christus’ bloed. Door zijn dood is er vergeving voor alles, álles wat u en ik verkeerd deden en nog doen. Niets kan ons scheiden van de liefde van God. Zo lief had Hij ons, dat Hij zelfs zijn Zoon voor ons gegeven heeft. Zo veel had Jezus Christus voor ú over, dat Hij die weg van lijden wilde gaan. Daarop wijst ons de wijn en het brood.
Als we delen in Jezus’ bloed, mogen we delen in zijn levenskracht. Bloed is levenskracht, ik zei het al. Niet alleen vergeving, maar een heel nieuw leven. Verbonden aan God – het volgende hoofdstuk spreekt van het nieuwe verbond in zijn bloed. Je mag delen in al de goede dingen van God: vrede, vreugde, liefde. Je mag een deel hebben in de nieuwe wereld die komt, de opstandingswerkelijkheid. Nu al: Jezus’ levenskracht in u, een nieuw leven in beginsel. En straks: ten volle delen in zijn toekomst. Dat alles door Jezus’ bloed!
Als we nu brood en wijn ontvangen, zegt Hij het persoonlijk: dit is voor jou, en voor jou, en voor jou. Mijn bloed, mijn vergeving, mijn levenskracht – ik reik het je aan. Ontvang het slechts in geloof!

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters aan zijn tafel,

[II: Wie delen in het ene brood zijn een (vers 17)]
Paulus herinnert de Korinthiërs eraan wat het Heilig Avondmaal betekent. We hoorden al hoe hij wees op de wijn: de gemeenschap met het bloed van Christus. Dan, ten tweede, wijst hij ook op het brood dat gebroken en gedeeld wordt. Waar wijst dat op?
Paulus zou hier natuurlijk iets vergelijkbaars kunnen zeggen als bij de wijn. Immers, net als de rode wijn wijst op Jezus’ bloed, op zijn lijden en sterven, net zo wijst het gebroken brood op Jezus’ lijden, op hoe zijn lichaam gebroken werd. Echter, die lijn trekt Paulus niet, dat zou ook niet veel toevoegen. Hij trekt een andere lijn, namelijk deze: bij het Heilig Avondmaal ontvangt ieder aan de tafel een stukje brood. Maar samen vormen al die stukjes één brood, één brood waar ze allemaal in delen. Juist het feit dat het brood gebroken wordt, vestigt de aandacht op die eenheid. Bij ons ligt het brood hier al in repen gesneden, maar daar in Korinthe was het werkelijk één plat rond brood dat in stukken werd gebroken voor ieders ogen.
Dit is het tweede wat het Heilig Avondmaal aanwijst: wie hier zitten zijn samen één. Eén omdat je samen dat ene brood deelt. Dat wordt juist vandaag zo zichtbaar: we zitten hier in een kring, als broeders en zusters, we horen bij elkaar. Omdat we brood en wijn delen, maar meer nog: omdat we dezelfde Heer delen. Allemaal samen horen we bij Hem. Geloof is nooit een privé-zaak, als je Jezus als Heer hebt krijgt je er meteen een hele familie bij.
Wij delen in het brood, Christus’ lichaam, en daarom zijn we samen één. Eén Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, zo zegt Paulus elders. Sterker nog, niet alleen délen we samen Christus lichaam, we zíjn samen Christus’ lichaam. Dat is een aanduiding die niet niet alleen voor het brood van het Avondmaal gebruikt wordt, maar ook voor de gemeenschap van de gelovigen, de kerk. Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap met het lichaam van Christus… de kerk, alle christenen?
Het Heilig Avondmaal wijst op de eenheid van allen die geloven, dichtbij en veraf. Ook al hoor ik straks niet meer bij Poeldijk, díe eenheid blijft. Het mooie is: in Woudrichem, waar ik nu woon en straks predikant word, wordt vandaag ook het Heilig Avondmaal gevierd, op dit moment zelfs! Dat toont: wij hier en zij daar, en nog heel wat gemeentes op deze zondag, we horen bij elkaar. We zijn afdelingen van de ene algemene kerk. En breder: in de Bartholomeüskerk hier in Poeldijk is vanmorgen ook een woord- en communieviering. Met alle verschillen die er zijn, wordt daar en hier gevierd dat we leven uit Jezus’ dood en levenskracht!
Het klinkt mooi, en tegelijk is het spannend: éénheid in het Avondmaal. Zijn hierin één met de katholieken? Officieel mag ik daar niet delen in het brood! Zijn wij één met anderen die wel het Avondmaal vieren maar zoveel dingen anders zien? Laten we niet op voorhand ‘nee’ zeggen, maar elkaar zoeken te herkennen in Christus!
Ach, en laten we het vooral dicht bij onszelf houden. Laten we bij éénheid allereerst denken aan de plaatselijke gemeente, deze kring die letterlijk hetzelfde brood deelt. Ook in dan kan het een spannend iets zijn. Eenheid! Je kunt niet zeggen: ja, ik geloof in Hem, maar met die-en-die aan zijn tafel wil ik niets te maken hebben. Nee, je deelt samen in Hem, in de vergeving die Hij geeft. En daarom moeten we ook elkaar aanvaarden; vergeven als er iets tussen ons instaat. Hij heeft ons allen lief, en daarom moeten we elkaar liefhebben. Niet als zoetelijk gevoel, maar in daden.
Christus geeft ons aan elkaar, daarvan spreekt het éne brood. Dat is een gave én een opgave. Ik ben blij dat vaak in Poeldijk er iets van die eenheid te proeven was en is, een getuigenis voor de omgeving. Een gave! Hoe goed is het elkaar te helpen, te steunen, op te bouwen. En tegelijk is het een opgave, want het zijn soms net mensen, die medegelovigen… Maar toch, als je ziet waarin je deelt, Wie je verbindt, dan kun je samen verder, dat geloof ik vast.
Als we zo brood en wijn ontvangen uit Christus’ hand, geloof dan in wat Hij geeft. Zichzelf aan ons, en ons aan elkaar!

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters aan zijn tafel,

[III: wie hoort bij de Heer blijft weg bij het kwade (vers 21)]
Paulus wees de mensen in Korinthe erop waar het Heilig Avondmaal voor staat. Eenheid met Christus, delen in wat Hij deed door zijn dood, en ook eenheid met elkaar. Maar, zoals ik aan het begin al zei, hij vertelt dit niet zómaar, hij is geen catechisatie aan het geven. Nee, we zitten hier midden in een discussie over wat je als christen wel en niet kunt doen. Paulus haalt in deze discussie het Heilig Avondmaal erbij om tot een heel praktische conclusie te komen. Daar wil ik tenslotte met u bij stilstaan.
In vers 21 schrijft Paulus: “U kunt niet de beker van de Here drinken en de beker van de demonen. U kunt niet deelhebben aan de maaltijd van de Heer én de maaltijd van de demonen”. Deelnemen aan het Heilig Avondmaal betekent dus in elk geval dat bepaalde dingen níet kunnen! Maar welke dan? Wat wordt er bedoeld met ‘de beker van de demonen’, ‘de maaltijd van de demonen’?
Om dit te plaatsen moeten we iets weten van hoe de maatschappij toen in elkaar zat. De vraag die destijds speelde was deze: mag je als gelovige naar een heidens offerfeest gaan? U denkt misschien: hè? Waarom zou je daar überhaupt willen zijn? Maar destijds waren zulke feesten niet alleen maar religieus, het was ook een sociaal gebeuren. Bij elk feest of jubileum werd een offer aan de goden gebracht, en een offermaaltijd gehouden. Wilde je mensen ontmoeten, dan moest je dáár zijn. Wilde je netwerken, wilde je erbij horen, dan was het wel nodig dat je daar je gezicht liet zien. Maar ja, het waren dus wel óffermaaltijden, aan andere goden. Kon dat wel, als christen?
Sommige gelovigen in Korinthe zagen er geen bezwaar in. Afgoden bestaan so wie so niet, zeiden ze, er is maar één God. Zolang ík niet zo’n god vereer, wat kan het voor kwaad om aan een offermaaltijd deel te nemen? Zie het gewoon als een sociaal gebeuren! Andere gelovigen vonden echter dat het niet kon. Door daar te zijn, steunde je toch het vereren van afgoden. Je bent ergens waar de eer die alleen God toekomt, aan een ander wordt gegeven en dat kan toch niet?
in deze kwestie kiest Paulus heel duidelijk partij. Hij zegt: u kunt niet de beker van de Heer drinken, en de beker van demonen! Wie aan Jezus’ tafel zit en dáár de beker heft, zijn dood gedenkt en het heil dat Hij geeft, die kan niet een paar dagen later aan een maaltijd zitten waar ze de beker heffen op Apollo of Serapis of wie dan ook. Paulus zegt niet eens ‘je mág daar niet zitten’, hij zegt, ‘het kán niet’. Net zo min als iets gelijk warm en koud kan zijn, of tegelijk licht en zwaar. Het één sluit het ander uit!
Hoe het nu precies zit met afgoden en demonen, laat ik voor nu liggen. Maar dit is in elk geval duidelijk: dingen zijn niet neutraal. Er zit altijd een ‘geest’ achter. Is dat de geest van Christus, of een heel andere?
Dat brengt het meteen een stuk dichterbij. Wij zullen denk ik geen problemen hebben met offermaaltijden – boreders en zusters in andere culturen soms wel trouwens! Maar voor ons is dit het punt om mee te nemen: wie het Heilig Avondmaal viert, wie gemeenschap heeft met het bloed van Christus en deelt in zijn Geest, die kan niet ook dingen doen die uit een andere geest zijn. Of om het anders te zeggen: wie het Heilig Avondmaal viert, moet in heel zijn leven heilig zijn! Klinkt logisch toch? En toch gaat dit gemakkelijk mis. In waar je aan meedoet, in hoe je spreekt, in wat je kijkt op TV en internet, en ga zo maar door. Past alles wat we doen bij dat we hier zitten?
Geen andere geest mag in ons leven macht hebben dan zijn Geest! Hier zitten is niet vrijblijvend. Het is Hem als Heer erkennen, en daarnaar leven. Laten we dit bedenken als we brood en wijn ontvangen. Heilig is Hij, heilig moeten ook wij zijn. Dan zijn brood en wijn voor ons een aansporing, en tegelijk een krachtbron, om in alles voor de Here te leven. Bedenk toch wat Hij deed voor u! Zou u dan niet helemaal willen leven voor Hem? Niet alleen omdat het moet, maar omdat Hij het waard is?
Wat een zegen is het dat Hijzelf ons daarvoor voedt, dat Hij zichzelf aan ons geeft. Brood en wijn, om te leven voor Hem! Amen