Tags

,

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
heeft u ook zo’n hekel aan onoprechtheid? Aan mensen die draaien, mensen met alleen een mooie buitenkant? Het is één van de dingen waar we in Nederland heel slecht tegen kunnen. Denk aan politici, die mooi praten maar uiteindelijk niet doen wat de kiezers willen. Denk aan een collega die tegen iedereen zegt wat hij denkt dat de ander wil horen. Denk aan een vriendin die over je blijkt te roddelen. Bah, vreselijk! Wees liever een mens uit één stuk denken we dan, niet van buiten anders dan van binnen.
Maar hoe zou u en hoe zou jij het vinden als een ander jóu van zo iets beschuldigt? Als iemand je uitmaakt voor huichelaar, of nog erger: als je in het openbaar wordt afgeschilderd als iemand die de schone schijn ophoudt? Ik kan me voorstellen dat je dan diep gekwetst bent, of meteen woedend wordt. Hoe dúrft iemand dat van jou te zeggen? Laat hij of zij naar zichzelf kijken! Nee, niemand wil graag zulke kritiek horen.
Nu komen we vandaag Jézus tegen als iemand die zulke kritiek levert. Hard gaat hij tekeer tegen bepaalde mensen: ‘huichelaars’ noemt Hij ze. En dat niet alleen: ‘dwazen’, zegt Hij, en ‘wee u!’ Wat is hier aan de hand? Het gaat er hard aan toe in ons Bijbelgedeelte!

[de context]
In het elfde hoofdstuk van het Lukas-evangelie, waar wij het slot van lazen, is de spanning rond Jezus steeds al aan het stijgen. Hij dreef een demon uit bij iemand, en kreeg commentaar: hij doet het deze dingen door de macht van de duivel! Mensen vragen een teken van hem, om te bewijzen wie hij is. Jezus doet het niet, maar spreekt ernstige woorden: ‘dit geslacht is een verdòrven geslacht – het zal geen teken krijgen’.
Dan komt er een Farizeeër bij Jezus en vraagt of Jezus bij hem wil komen eten. Jezus neemt de uitnodiging meteen aan en gaat mee naar binnen. Maar hij is nog niet binnen, of daar stijgt de spanning al! Wat is er aan de hand? Jezus loopt zomaar de vaten met water voorbij die er stonden om je te wassen, dat wil zeggen: je handen en waarschijnlijk ook je voeten. Wat hij doet komt heel onbeleefd over. Als je het naar nu overplaatst: je nodigt iemand uit om te eten, en hij loopt naar binnen zonder voeten te vegen en gaat met zijn jas aan aan tafel zitten. Dan denk je ook: wat een lomperd, dat doe je toch niet! Maar zo doet Jezus wel – en, dat werd me duidelijk bij de voorbereiding… hij doet het met opzet! Expres slaat hij het handenwassen over. Nogmaals, wat is hier aan de hand?

[rein/onrein]
Om te begrijpen wat er hier speelt, moeten we iets weten over de Joodse reinheidswetten. Een heel andere wereld dan die van ons, dus uitleg is wel nodig. Volgens de wetten uit het Oude Testament kon een mens op verschillende manieren onrein worden. Onrein betekende dat je niet in het heiligdom mocht komen om te offeren. Onrein, dat heeft niet direct met ‘vies’ te maken, en ook niet met ‘zondig’. Je kon bijvoorbeeld onrein worden door een dode aan te raken, of als je vlees van een onrein dier had aangeraakt (zoals een varken), of wanneer je als vrouw ongesteld was. Dan moest je je eerst wassen voordat je naar de tempel kon gaan. Dus niet omdat je letterlijk onder de viezigheid zat, maar voor een soort ‘onzichtbare besmetting’ waar je verder niets van merkte.
Het vervelende was: je kon ook onrein worden zonder dat je het zelf doorhad. Want als je iemand aanraakte die onrein was, dan werd je het zelf ook. Een voorwerp kon onrein zijn, en de onreinheid doorgeven. Een graf bijvoorbeeld, want daar lag een dode in, of een kruik die door een onrein iemand was aangeraakt.
Een heel vreemd gedoe voor ons, denk ik, die onreinheid. Je kunt je het het beste voorstellen als een soort bacteriebesmetting, bijvoorbeeld met een griep-bacterie. Als ik ziek ben kan ik de ziekte doorgeven aan een ander, of de bacterie kan de deurknop besmetten die ik aanraak, en dan kan iemand anders het weer oplopen. Er is altijd een kans dat je griep oploopt, zo was er ook altijd kans dat je onrein werd.
Voor het dagelijks leven maakte onreinheid echter vrijwel niet uit! Je kon alles doen, ook gewoon naar de synagoge gaan, bidden, enzovoorts. Alléén als je naar de tempel ging moest je rein zijn. Voordat mensen daarheen gingen, wasten ze zich – dan werden ze weer rein. En de priesters wasten zich zelfs veelvuldig – om rein hun dienst te kunnen doen.
Maar nu waren er de Farizeeën. De ‘Peroesjiem’, dat betekent letterlijk ‘de afgezonderden’. Zij hielden zich nauwgezet aan elke wet uit de Tora. Ja, ze gingen zelfs méér doen dan de wet vroeg. Want, zeiden ze, het is het mooiste als je altijd rein bent, als je leeft zoals een priester doet. Daarom gingen zij zich vaak wassen – bij elke maaltijd. Want ja, je wist niet wie of wat je had aangestoten buiten – misschien wel iemand die een varken had aangeraakt, of een graf, of… En dan was je niet meer rein. Daarom wasten ze zich. Ze gingen ook hun tafelgerei zorgvuldig wassen voor de maaltijd. Want dat kon best eens onrein zijn. Immers als er een dood vliegje tegenaan had gelegen – een onrein insect – dan was dat bord onrein, en als je er van at werd je zelf ook onrein. En zij wilden altijd rein zijn. Méér dan de wet vroeg.

[Jezus’ punt: binnen- en buitenkant]
Dat is de achtergrond. En tegen die achtergrond wast Jezus zich met opzet níet voor het eten. Hij wil een reactie uitlokken. En dat lukt meteen De Farizeeër – en er waren er meer, zo blijkt uit het vervolg – ziet het en begint verbaasd te fluisteren met zijn buurman. En dan spreekt Jezus. Lukas noemt hem met opzet ‘de Heere’, want hij spreekt met gezag. De Heere zegt: “welnu Farizeeën! U reinigt de buitenkant van beker en schaal, maar jullie binnenkant is vol slechtheid”. Jullie reinigen de buitenkant van beker en schaal: dat deden ze zeker, daar stonden ze om bekend – de binnenkant ook trouwens. Jullie reinigen de buitenkant van jezelf – door je te wassen voor elke maaltijd. Maar hoe zit het met de binnenkant – de binnenkant van jezelf?? “Heeft God, die het buitenste maakt, ook niet de binnenkant gemaakt?”
Dát is het punt wat Jezus wil maken – het gaat bij deze vrome mensen helemaal om de buitenkant. Om de reinheid, de regels, de richtlijnen… Dat is hun geloof. Maar hoe is hun binnenkant? Heeft het geloof hen van binnen rein gemaakt, in hun hart? Binnenkant en buitenkant – dat is het punt. En dan komt dit gedeelte ineens een stuk dichterbij!

[geloof als ‘regels houden’]
De Farizeeën hielden zich stipt aan alle wetten uit de Tora. En, laat dat duidelijk zijn, dat is heel goed. Maar het is buitenkant! Terwijl er toch in die Tora, die wet van Mozes zo duidelijk stond: ‘u zult de Heere uw God liefhebben, met heel uw hart, met heel uw ziel’ – dat is éérst iets van de binnenkant, liefhebben met hart en ziel. En dan komt er pas ‘…en met heel uw verstand en al uw krachten’: de wet begrijpen en doen. De Farizeeën legden zoveel nadruk op het laatste, dat het eerste helemaal verschrompelde. Niet eens uit kwaadwilligheid. Maar vaak was hun geloof vrijwel alleen buitenkant – en dan ontbreekt het belangrijkste!
Zo zijn er denk ik nog stééds mensen voor wie het geloof bestaat uit bepaalde dingen doen, en andere niet doen. Naar de kerk gaan, Bijbellezen na het eten, bidden voor het eten of voordat je gaat slapen. Niet gaan winkelen op zondag. Niet vloeken. Geven aan de kerk. Dingen die op zich heel goed zijn, laat dat duidelijk zijn. Maar nu vraagt Jezus ons vanavond: hoe is het met de binnenkant? Want je kunt al die dingen doen – omdat je ze van thuis hebt meegekregen, of omdat het de gewoonte is, en van binnen kun je los van God zijn. Hoe is de binnenkant? Want daar gaat het om! Leef je uit Gods genade, verbonden met Hem?
De Farizeeën waren zeer stipt in de regels. Zo gaven ze zelfs een tiende van alle kruiden uit hun tuin aan de priesters. Er staat inderdaad in de Tora dat je een tiende moet geven van de opbrengst van het land; dan is vooral bedoeld wijngaarden of akkers. Of dat voor tuinkruiden nu nodig is? Jezus keurt het niet af. Maar gáát het daarom? Is dát je geloof? Zo kan het nu nog steeds gaan met Bijbelse regels. Je kunt ze tot in de puntjes houden. In de tien geboden staat bijvoorbeeld dat je de rustdag moet heiligen. Maar hoe ver ga je daarin? Niet arbeiden, werken – maar wat is precies ‘werken’? En mag ik een ander werk laten doen? Mag je een ijsje kopen op zondag? De grootste discussies kun je erover krijgen. Maar dan past wellicht precies het woord dat Jezus hier zegt: buitenkant – maar hoe is de binnenkant! Is dat je geloof, een ijsje op zondag of niet? Is er niet méér in je hart?

[zelf regels erbij maken]
Daarbij komt nog iets anders. Sommige regels die volgens ons kenmerkend zijn voor een vroom mens, komen niet eens zo direct uit de Bijbel. Net als bij de Farizeeën, die wilden graag helemaal rein zijn, aan God toegewijd. Dat is op zich prijzenswaardig. Maar er stond nergens dat je je zo vaak móest wassen.
Zo kan het vandaag nòg. Het gevaar is dat we mensen júist gaan afmeten aan die extra-dingen die in ons groepje gebruikelijk zijn. Om maar eens concreet te zijn: in sommige kerken wordt erg gelet op kleding. Of op het al dan niet bezitten van een televisie. Of je gezangen zingt of alleen psalmen. En let wel, als mensen ervoor kiezen om zo God te dienen, is dat alleen maar goed. Maar bij de Farizeeën zien we hoe het fout kan gaan: als dat ‘extra’ het belangrijkste wordt, en als je op anderen gaat neerkijken die hierin niet volgen. Terwijl de dingen die ik noemde volgens mij geen Bijbelse verplichtingen zijn.
En laten we dit ook maar naar onszelf trekken. Anders gaan wij weer Farizeeër-achtig neerkijken op zogenaamde ‘zware kerken’. Maar wat bepaalt voor ons of iemand wel echt gelovig is? Zijn dat misschien dingen als: of ze nog Bijbellezen bij het eten, of ze altijd bidden en danken bij de maaltijd? Dat raad ik ook iedereen aan om te doen, zeker maar… ze worden nergens als gebod gegeven in de Bijbel, u mag het nazoeken!
Het is een groot gevaar, dat we geloof gaan afmeten aan de buitenkant. Het is haast onvermijdelijk. Maar Jezus zegt: het gaat om de binnenkant! Hoe is die? Oordeel niet te snel. Kijk maar in je éigen hart.

[waar gaat het wel om?]
Wellicht denkt iemand nu: ja maar… maakt het dan helemaal niet meer uit wat je doet en niet doet? Alleen hoe het in je hart is? Nee, dat zegt dit stukje niet. Zeker niet. Jezus zegt: “deze dingen zou men moeten doen”. Gá maar op zoek hoe je zo Bijbels mogelijk kunt leven, zoveel mogelijk Gods wil kunt doen! Dat mocht wel meer gebeuren! Natúúrlijk heeft geloof álles met de buitenkant te maken, met je dagelijks leven. Bijvoorbeeld, om maar een actueel punt te noemen: hoe je omgaat met het klimaat, met de kwetsbare schepping. Het heeft te maken met hoe je deelt van wat je hebt. Met hoe je omgaat met de mensen om je heen. Geloof is geen warm gevoel van binnen alleen. Jezus ziet al aan de búitenkant dat het bij deze Farizeeërs van binnen niet goed zit. En hoe ziet hij dat dan? Er ontbreekt iets. Daarom zegt Hij: “dit zou men moeten doen… en het andere niet nalaten”.
En wat is dat andere dan? De gerechtigheid en de liefde tot God, zegt Jezus. De gerechtigheid, dat wil zeggen wat recht is, wat Gód wil met zijn mensen en met de wereld. Beseffen wat nu eigenlijk zijn bedoeling is met al die regels in de Bijbel, en dat je je naar die bedoeling richt. En dan ten tweede, maar eigenlijk ten eerste: de liefde. Voor God, voor anderen. Die kan pijnlijk ontbreken als je druk bent met allerlei buitenkant-dingen. En dán… dan mis je alles! ‘Had ik de liefde niet, dan was ik niets’ zegt Paulus terecht, en ‘De liefde is de vervulling van de wet’.
Hoe je van binnen bent, blijkt zéker aan de buitenkant. Aan de liefde vooral. Jezus zegt tegen de Farizeeër: ‘geef de inhoud van de schotel als liefdegave, dan is alles voor u rein’. Jullie zijn zo druk met het schoonmaken van die borden en bekers – maar heb je niet door dat er in jullie eigen dorp ook mensen zijn die nauwelijks te eten hebben? Het verschil tussen rijk en arm was enorm destijds, en sociale voorziningen waren er niet. Deel liever van wat er ín die schotels zit, zegt Jezus, dan blijkt dat er van binnen bij jullie ook iets goeds zit, iets reins. Dan weerspiegel je iets van God, die vrijgevig en genadig is.
Dit mogen ook wij ons wel aantrekken, als Nederlandse kerkmensen, die over het algemeen het goed hebben. Zijn we gul? Geven we graag weg en geven we graag door? Niet alleen in giften via de bank – waar kerkgangers trouwens bovengemiddeld veel aan geven – maar ook in de dagelijkse omgang? Wat dat betreft een voorbeeld. Jaren geleden sprak ik iemand, die werkte in de horeca. Hij vertelde het volgende: ‘soms dan komt er wel eens zo’n groep mensen eten bij ons, en die gaan dan eerst zitten bidden voor hun eten. Nou, dan weet je al van te voren dat je weinig fooi zult krijgen…’ Tja.

[Jezus houdt spiegel voor]
Jezus zegt zulke Farizeeërs hard de waarheid. Vers 44 is het toppunt: Hij noemt ze onzichtbare graven. Wie daaroverheen liep werd onrein zonder dat hij het zelf wist. Met andere woorden: beste Farizeeërs, jullie houden zelfs nog meer reinheidsregels dan God van je vraagt, maar rein ben je er niet door geworden. Je besmet juist anderen, met je schijnheiligheid!
Het is te begrijpen dat de Farizeeën en wetgeleerden bijzonder kwaad zijn als Jezus is uitgesproken. Maar waaróm is Jezus zo scherp? Kon hij deze reactie niet voorzien? Jazeker, en tóch wil Hij deze dingen zeggen. Niet om mensen kwaad te maken, al worden ze dat. Maar Jezus ziet hoe ze zo met al hun vroomheid de ondergang tegemoet gaan. Daarom komt Hij ze de spiegel voorhouden. In de hoop dat sommigen toch schrikken van wat ze zien, en tot inkeer komen. Om dat te doen waagt hij zich in het hol van de leeuw. Provoceert hij, door bewust zich niet te wassen. Tegelijk legt Hij zo een basis voor de haat die tot zijn ondergang zou leiden. Je moet het maar durven, je moet het maar willen! Maar Híj doet het.

[slot]
Zo komt Hij ook vanavond naar ons toe. Houdt Hij ons evengoed de spiegel voor. Wat houdt ons geloof in? Bidden, Bijbellezen, Kerkbalans? Heel goede dingen! Maar hoe is de binnenkant? Kunt u dat nu echt zeggen: ik wil niet anders dan de Heer liefhebben, met hart en ziel – en dan óók met verstand en alle kracht? Omdat Hij mij heeft gereinigd? De vraag is niet: wat voor gelovige dingen doet u, maar wie is Hij voor u – dan ook: wie bent u voor anderen? Kunnen mensen dat aan u merken, dat de liefde van God in u is?
Het kan het best zijn, dat u vanavond enige ergernis voelde. Maar het is de waarheid. Niet een net mens komt in de hemel. Maar iemand die door God is reingemaakt. Die van binnen is veranderd. En dat kun je zelf níet maken! Daar moet je voor bij Jezus zijn.
Laten we ons niet geërgerd afwenden. Laten we vooral ook niet proberen om zélf hieraan te voldoen. Het moet van binnen komen. En dat is iets wat alleen God kan geven. Daarvoor kwam Jezus. Hij kwam niet alleen kritiek geven. Dat is zo vervelend, mensen die alleen commentaar hebben! Nee, Hij kwam ook zelf de oplossing brengen. Hij ging de weg tot aan het kruis. Opdat onze zonde wordt weggenomen. Oók de zonde van regels zonder liefde, óók de rotte binnenkant van een vroom mens. Hij stierf – opdat onze hoogmoed met Hem zou worden gekruisigd. Opdat u, opdat jij een nieuw mens wordt. Rein. Opdat we zó God kunnen dienen – van binnenuit. En naar buiten toe. Niet met regels, maar met liefde als hoogste. Omdat Hij ons liefhad.

Amen.