Tags

,

1. Gelukkig wie aan arme mensen denkt
en zwakken helpt in nood.
Weet dat de HEER je dan zijn zegen schenkt:
Hij redt je van de dood.
Al ben je ziek, de vijand heeft geen macht;
de HEER is om je heen.
Hij ondersteunt, Hij geeft je nieuwe kracht
en helpt je op de been.

2. Ik riep: ‘Genees mij, wees genadig, HEER!
Ik deed wat U verbood.’
Mijn vijanden gaan vreselijk tekeer,
verlangend naar mijn dood.
Ze komen langs en vragen voor de schijn
meelevend hoe het gaat.
Hun hart spreekt pas als ze de deur uit zijn:
hun spotlach klinkt op straat.

3. Hoor hoe mijn vijand fluisterend vertelt:
‘Die komt nooit meer uit bed.
Een dodelijke kwaal heeft hem geveld;
geen kans dat hij het redt!’
Zelfs hij in wie ik veel vertrouwen had,
mijn vriend, mijn kameraad,
met wie ik samen aan één tafel at,
heeft nu een hart vol haat.

4. HEER, wees genadig, help mij overeind,
dan wreek ik mij op hen!
Ik weet, als eens hun vals gelach verdwijnt,
dat ik de uwe ben.
U laat, omdat ik trouw ben aan uw wet,
mij niet te gronde gaan.
Ik ben er zeker van dat U mij redt;
dan mag ik voor U staan.

5. Geprezen zij in alle eeuwigheid
Israëls God, de HEER.
Zing mee en laat het klinken voor altijd:
amen, aan Hem de eer!

 

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel