Tags

, ,

Uit de Bijbel is gelezen: OT: Exodus 25:1-9, 29:43-46; NT: Johannes 1:14-18, 14:15-20

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]
‘Waar is God eigenlijk?’ Met die vraag wil ik vanmiddag beginnen. Waar is God? En dan bedoel ik niet de vraag die je soms hoort als mensen het moeilijk hebben ‘waar is God? – ik merk niets van Hem’. Nee, ik bedoel het heel letterlijk: waar, op welke plaats is God, waar bevindt Hij zich?
Een kind zal misschien zeggen: God woont in de hemel! Dat is natuurlijk ook helemaal waar, dat staat in de Bijbel. De hemel is zijn woning. Alleen… waar is dan wel de hemel te vinden? Daarboven? Dat is toch vooral een wijze van spreken denk ik
Een ander, iemand die goed heeft opgelet op de catechese, geeft een heel ander antwoord. Waar is God? God is overal! Alomtegenwoordig, met een moeilijk woord. En dat is waar, ook dat staat in de Bijbel. Maar het lastige is: als God overal is, is dat bijna hetzelfde als wanneer Hij nergens is – als u begrijpt wat ik bedoel. Dan kun je Hem nog steeds niet aanwijzen, nog steeds niet ergens naartoe gaan waar Hij zeker te vinden is. Waar is God? Hoe ver weg is Hij? Om daar meer over te weten, beginnen we vandaag bij Exodus hoofdstuk 25. Vandaaruit volgen we een grote lijn door de Bijbel.

[de tabernakel: God wil bij zijn mensen wonen]
Als thema voor deze preek heb ik gekozen: God woont bij zijn mensen [herhaal]. Als we het gedeelte uit Exodus erbij nemen, ziet u wel waarom.
In mijn eigen gemeente ben ik bezig met een serie preken over dit Bijbelboek. Veel boeiende en belangrijke dingen staan erin. Maar je komt ook bij hoofdstukken die je snel zou overslaan. Bijvoorbeeld de gedetailleerde instructies voor de bouw van een heilige tent, de zogenaamde tabernakel. Heel Exodus 25 t/m 30 is ermee gevuld, en daarna 35 t/m 40 nóg een keer. Blijkbaar een belangrijk onderwerp, als er zoveel plaats voor wordt ingeruimd! En toch, als je het leest haak je snel af. Wat heeft dit ons te zeggen, al die voorschriften over tentkleden en tafels?
We moeten ons dan maar niet verliezen in de details, Die laten we vanavond dan ook liggen. Een veel belangrijkere vraag is: waarom moet die tabernakel er eigenlijk komen? Wel, dat zegt de HEERE zelf heel duidelijk aan het begin van al die instructies: ‘en zij, de Israëlieten, moeten voor mij een heiligdom maken, zodat Ik in hun midden kan wonen’. Dáár gaat het om: niet hoeveel lussen er aan een tentkleed zitten, maar dat de HEERE bij zijn volk wil wonen.
In het voorafgaande is het verbond tussen de HEERE en Israël plechtig gesloten: Hij hun God, zij zijn volk. En nu, na de verbondssluiting, komt Hij bij zijn mensen wonen, net als een man en vrouw die zich door een huwelijk verbonden hebben, bij elkaar gaan wonen. Aan het slot van hoofdstuk 29, als alle instructies zijn gegeven, zegt de HEERE heel sterk “Ik heb hen uit Egypte geleid, opdat Ik in hun midden zou wonen”. Dat is waar Hij al die tijd al naar uitzag, om dicht bij zijn volk te zijn. God wil bij zijn mensen wonen – dat is het grote wonder van de God van Israël. Hij wil niet hoog daarboven aan de knoppen draaien, maar dichtbij zijn! Net zoals zijn volk Israël in tenten woont, zo betrekt de HEERE ook een tent!
Het komt voor ons vreemd over, denk ik, om te zeggen dat God op één bepaalde plaats woont. God is toch overal? Maar in het denken van toen was dat écht zo, letterlijk. Waar is de HEERE? Hij woont in de tabernakel, om precies te zijn in de allerheiligste ruimte daarin. Als je een eenvoudige Israëliet van toen had gevraagd: waar is jullie God? Dan had hij gezegd: “daar, waar je die wolkenzuil ziet boven die grote tent. Ongeveer zeshonderd meter van hier”. Zo concreet, zo aanwijsbaar. Wonderlijke gedachte!
Ik vind het, als ik me probeer in te leven in toen, indrukwekkend en mooi, om te leven in het besef dat de HEERE zo nabij is! Zeker, er was wel een zekere afstand. Je mocht de tabernakel niet betreden. De allerheiligste ruimte was al helemaal taboe. De HEERE was in die zin onbenaderbaar. Maar toch… Daar woonde de HEERE, midden tussen zijn volk. Zou je dan niet veilig zijn, al woonde je in tenten in de wildernis?

[van tabernakel naar tempel naar Jezus]
Wij leven in een heel andere wereld. Misschien vindt u de gedachte wel primitief, dat God is te vangen in een tent. God is toch overal? Ja, dat klopt. Maar ‘nabijheid bij zijn volk’ is toch nog iets anders dan ‘overal aanwezig zijn’. Die nabijheid, dát is het wonder. De tabernakel is verdwenen, maar dat van die nabijheid, dat heeft ook ons veel te zeggen! Om dat helder te krijgen moeten we een spoor door de Bijbel volgen. Laten we proberen om op dat spoor mee te lopen.
Hoe ging het verder met Gods nabijheid? Na de tabernakel kwam de tempel – hetzelfde idee, alleen dan van stevige steen. De God van Israël wonend midden tussen zijn volk, in Jeruzalem. Tegelijk besefte men wel dat Hij niet alléén daar woonde. Koning Salomo bad, toen de tempel werd ingewijd ‘zie, de hemel, ja de hemel der hemelen kan u niet bevatten. Hoeveel minder dit huis dat ik voor U gebouwd heb!’. Maar toch, de tempel was de plek waar God nabij is, ook al is Hij tegelijk overal. Het is net als deze kerk: God is overal, maar als wij hier samen komen is Hij nabij – dat is nog iets anders!
Maar… die tempel in Jeruzalem werd verwoest, vanwege de zonden van het volk. Je kunt je bijna niet voorstellen hoe een grote ramp die tempelverwoesting moet zijn geweest voor de gelovige Joden. Waar kon je nu de HEERE vinden? God leek zich te hebben teruggetrokken in de hemel.
En toen… toen kwam Jezus. God wil bij zijn mensen wonen, dat was ons thema, weet u nog? Dat plan had Hij niet opgegeven, wat er ook was gebeurd! Daarom kwam Jezus, onze Heer. We lazen het in het Johannes-evangelie ‘het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond’. In de grondtaal staat er letterlijk ‘heeft onder ons ‘getabernakeld’’, of: zijn tent opgeslagen’. Dat wijst heel duidelijk terug naar de tabernakel in de woestijn. Zoals die tent de plek was waar God te vinden was, zo werd Jezus de plek waar je God ontmoet, waar God zijn tent opsloeg. God kwam nu zelfs nóg dichterbij. Daar, bij de tabernakel, mocht je niet te dichtbij komen, en tot een gewoon mens sprak God niet. Maar Jezus kon je zien en aanraken, naar zijn woorden luisteren, dingen vragen. Zo dichtbij is God gekomen! Stel je dat toch voor, dat je in de tijd van Jezus had geleefd…

[God woont bij ons: de H. Geest in ons]
Maar ja, wij leven nu, anno 2019. Geen tempel meer of tabernakel, en ook Jezus is weer naar zijn Vader gegaan. Hoe is het dan voor ons? Zitten wij hier, met God ver weg, met Jezus naar de hemel gegaan? Zijn wij slechter af dan de mensen ooit in de woestijn, of slechter af dan de mensen in Jezus’ tijd? Zo voelt het misschien wel eens. Ik begon er al mee: waar is God? Voor ons gevoel vaak op een afstand. In de hemel, waar dat ook moge zijn, en wij hier op de aarde. Natuurlijk, we belijden: Hij ziet en weet alles, Hij is zelfs overal; Hij hoort gebed en helpt soms wonderlijk – maar hoe zit het met de nabijheid? Zijn wij soms slechter af dan toen?
Laten we niet te gemakkelijk ‘nee’ roepen, want dit is echt een gevoel dat onze maatschappij en ook onze kerk doortrekt: dat God, als Hij er al is, toch niet helemaal hier is. Zoals iemand het eens verwoordde: alsof wij westerse mensen onder een soort kaasstolp leven, zo’n glazen koepel [gebaar] waar zelfs God niet in kan komen. Hebt u dat nooit, of jij? Was er nu maar meer te merken van Hem, kon je Hem maar aanwijzen!
En toch… toch wil God ook nu bij mensen wonen. Dat is en blijft zijn verlangen, en dat zet Hij door ook! Jezus zegt ‘ik laat jullie niet als wezen achter’, niet alleen. Hoe dan? Hij geeft zijn Heilige Geest. Die is gekomen toen Jezus ging, om God bij mensen, bij ons, te laten wonen. God is bij ons! Hij woont zelfs ín iedereen die gelooft. Nóg dichterbij, steeds dichterbij kwam de HEERE: eerst achter een tentdoek, toen in Jezus meer benaderbaar, ‘God met ons’; en nu, in onze tijd, is het zelfs God-in-ons. Hoe dichtbij is dat!

[wijzelf als tabernakel: praktisch]
In onze subtraditie van de kerk hebben we dit wel eens te weinig beseft. God, dat is de Vader in de hemel, of dat is Jezus. Maar God, dat is ook de Geest die in je woont! Niet in je hoofd, maar in je hart. Het probleem is dat wij westerse mensen vaak veel te veel in ons hoofd zitten, willen denken en begrijpen. Maar vind je daar God? Nee, Hem vind je door geloof, dat is vel dieper. En dan… dan mag je vertrouwen: God woont ín mij, door zijn Geest. Al voelt Hij soms ver, je mag vertrouwen op Jezus’ woord: ik laat jullie niet als wezen achter! Zijn Geest is in ons. Dan zijn wij zelf een tabernakel, een tempel, zoals Paulus ergens ook zegt.

(NB: de insteek in deze preek is (te?) individualistisch, er is ook nog veel te zeggen over hoe de Geest in de gelovigen sámen woont, in de gemeente dus)

Hoe ongelooflijk is dat! Wat is dat een bemoediging, als je soms het gevoel hebt om alleen door de wereld te gaan. Maar als jij zucht, zucht de Geest méé van binnen. Als je bidt, worden je woorden meegenomen omhoog. En soms, soms word je zelf óók meegenomen. Dan kan soms een warmte of een vrede je vervullen die niet te beschrijven zijn.
Er zijn verhalen te over van broeders en zusters in landen waar christenen vervolgd worden, die Gods nabijheid bijzonder ervoeren. Als ze eenzaam opgesloten waren in een koude cel, dat ze dan toch díep, díep wisten: ik ben niet alleen! Soms zongen ze zelfs in de gevangenis, zoals eens Paulus en Silas. En gelukkig, het werkt niet alleen zo in extreme omstandigheden. God wil wonen bij zijn mensen, nog steeds. De God die in de tabernakel woonde, heeft als naam ‘HEERE’ met hoofdletters. ‘Uw naam is ‘ik Ben’ en Ik zal er zijn’’ – zoals een prachtig lied van Sela het verwoordt.
God is niet ver! Houd dat vast, neem dat mee vandaag! Als je gelooft in Jezus, belooft Hij het: ik ben met u, alle dagen, tot de voltooiing van de wereld. Bij de doop heeft Hij het beloofd: dat Hij met zijn Geest in ons wil wonen.
Dan mag je vertrouwen, als je bidt om wijsheid – niet dat er het spreekwoordelijke briefje uit de hemel valt, maar dat er een goede gedachte in je hart opborrelt die helpt. God is immers niet alleen boven, ook ín je! Dan mag je merken hoe Hij soms je iets aanwijst of een bepaalde richting induwt, ook als je niet aan het bidden bent. Zijn zachte stem die je moet leren verstaan, zijn stem die we al te makkelijk wegduwen of overschreeuwen. Want naarmate God dichterbij komt, is Hij steeds kwetsbaarder geworden. Toen hij in tent of tempel woonde, liep degene gevaar die te dicht bij Hem kwam. Toen Hij nabij kwam in Jezus, was dat anders. Toen liep Hij gevaar van mensen – u weet hoe het ging, het eindigde aan een kruis. En nu God door zijn Geest in mensen wil wonen, is Hij heel makkelijk weg te duwen. Hij dwingt niet, Hij schreeuwt niet: doe dit niet! of doe dat wel! Nee, de stem van de Geest is een kwetsbare stem, een fluistering die alleen in de stilte gehoord wordt en zo overstemd wordt…

[Oorzaken van afstand]
God is dichtbij u, in je zelfs. U of jij zélf een woonplaats van God. Kan het nog persoonlijker, nog nabijer? Laten we dit nooit vergeten, en niet alleen weten, ook er uit leven!
En dan kan ik me voorstellen dat een jongere of oudere zegt: daar merk ik nu helemaal niets van! Dit klinkt mij vaag en vreemd in de oren. God in mij? Ik een tempel, een tabernakel? Tja, daar kunnen verschillende oorzaken voor zijn, met verschillende remedies. Ik zei al, wij zijn vaak te weinig gewend om Gods nabijheid te geloven. Het ligt gewoon ook aan de tijd en cultuur waarin wij leven. Of we geloven het met ons verstand, maar het is nooit echt geïntegreerd in ons geloofsleven. Dan zul je er ook niet bij leven! Het is iets dat we mogen leren, en waar we om mogen bidden: Heilige Geest van God, maak mij bewust van uw nabijheid.
Een andere oorzaak zou kunnen zijn dat u of jij nog nooit werkelijk uw leven aan de HEERE hebt overgegeven. Gods nabijheid door de Geest is alleen voor wie bij Hem horen. God wil bij zijn mensen wonen, was het thema vanmiddag. Hoort u daarbij? Heb je al eens echt gezegd: Here Jezus, U wil ik volgen? U bent mijn Heer? Zo niet, doe het nu! Alleen dán word je tot een tempel waar God door zijn Geest in wil wonen.
En tenslotte: het kan ook zijn dat je wel echt christen bent, maar dat je levenshouding hindert dat de Geest er thuis is. Want dat kunnen we als laatste vandaag ook leren van de tabernakel: God wil alleen wonen waar het heilig is. In de allerheiligste ruimte, waar het blonk van goud, waar alles het mooist was. Dat past bij Hem. God was onder de mensen in Jezus: ook een passende plek, want onze Heer was helemaal zuiver en toegewijd en zondeloos. Meteen denk ik dan: en hoe kan Hij dan in mij wonen? Bij mij is het níet alles goud wat er blinkt! En tóch wil hij in ons zijn woning maken door zijn Geest. Hoe dat kan? Alleen omdat Jezus Zelf ons zuivert en schoonmaakt en siert als zijn bruid. Alleen dáárom kan zijn Geest in je wonen.
Maar… en dat is het punt dat ik wil maken, dan komt het er toch ook op aan dat je heilig leeft, jezelf zuiver houdt. Jezus zegt, we hoorden het uit de Bijbel: ‘als u Mij liefhebt, neem dan mijn geboden in acht’. En dán volgt die belofte van Geest. Leven naar Gods geboden, toegewijd leven voor Hem, is nodig om een waardige woning van Gods Geest te zijn. Paulus schrijft, aan gelovige christenen: ‘blus de Geest niet uit’ en elders ‘bedroeg de Heilige Geest van God niet’. Dat kan! Dan zul je uiteraard weinig tot niet ervaren dat God Zelf in je wonen wil. En dan denk ik niet alleen aan grote zonden, ook aan kleine. Als je slordig leeft, zoals dat heet, hoe kan Gods Geest dan zich bij u thuisvoelen? Als je werkelijk beseft dat Gód in je woont, mag je daar ook wel vol ontzag naar leven, niet een beetje half. Zou dat ook niet een oorzaak kunnen zijn dat God ver weg lijkt?
Maar gelukkig, de Geest van God is zelf de heiligmaker! We mogen zelf schoonmaak houden, ons toewijden, maar hoe weinig slagen we daar vaak in. We mogen, we moeten echter ook bidden, steeds opnieuw: Geest van God, maak mijn leven zelf tot een plek waar U zich thuis kunt voelen. Het is Gods genade, niet onze verdienste, waardoor Hij bij zijn mensen wil wonen!

[slot]
Zo hebben we een hele reis gemaakt door de Bijbel. We begonnen we bij de tabernakel, die tent in de woestijn waar God woonde. We kwamen langs de tempel, we kwamen bij Jezus, in wie God onder de mensen woonde. En we eindigen ermee dat je zélf een tempel van God mag zijn. Wat is dat bijzonder! God wil onder zijn mensen wonen, ook in 2019. Hij is zó dichtbij, zelfs in ieder die gelooft. Laten we dat dankbaar beseffen, laat dit ons geloofsleven eens echt beïnvloeden. De Heer is niet alleen hoog daarboven, Hij is ook duizelingwekkend dichtbij! En wat mag dat ons tegelijk opwekken om zeer zuiver te leven, met Hem zo dichtbij!
En ooit… ooit zal Gods helemaal bij zijn mensen wonen. Dan is er geen afstand meer – nu toch nog wel helaas! We lezen erover op de laatste pagina van de Bijbel. Met die woorden wil ik afsluiten. Want daar wordt dit beloofd: ‘zie, de tent van God is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en God zelf zal bij hen zijn, en hun God zijn. En Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen’. Als dat geen nabijheid is! En daar mag ieder naar uitzien, die nu zijn nabijheid zoekt!
AMEN