1. Als je de weg van Gods geboden gaat,
je voeten in het rechte spoor blijft zetten,
naar Hem blijft zoeken en het kwade laat,
vind je geluk dankzij zijn goede wetten.
Een zegen is wat in uw regels staat;
U vraagt van ons dat wij er steeds op letten

2. Ach, was mijn leven maar zo wetsgetrouw
dat ik nooit met uw wet de hand zou lichten.
Als ik die houd, raak ik niet in het nauw.
Ik zal mij zingend op uw regels richten.
Verlaat mij niet voorgoed, want vol berouw
doe ik waartoe uw woorden mij verplichten.

3. Bijzonder heilzaam is wat U ons zegt;
het houdt je zuiver in je jonge jaren.
Laat mij niet dwalen, U zoek ik oprecht.
Ik blijf uw woord diep in mijn hart bewaren;
ik wil niet ongehoorzaam zijn en slecht.
HEER die ik eer, wil mij uw wet verklaren.

4. Breedvoerig spreek ik over heel uw wet.
Al mag bezit een bron van blijdschap heten,
toch wint de vreugde om uw woorden het.
Van uw bevelen wil ik alles weten.
Ik juich als ik op uw geboden let.
Wat U gezegd hebt zal ik nooit vergeten.

[de uitheemse letters C, Q, X, Y slaan we over, daar het Hebreeuwse alfabet maar 22 letters heeft]

5. Dit vraag ik van U, HEER: wees goed voor mij,
zodat ik levenslang uw pad zal kiezen.
Breng mij de schoonheid van uw wetten bij;
laat mij ze nooit meer uit het oog verliezen.
Ik ben niet thuis in deze maatschappij.
Wat snak ik naar uw eerlijke adviezen!

6. De trotse dwaas die uw gebod veracht
ontvangt zijn straf, maar ik blijf u vereren.
Geef dat geen vijand spottend om mij lacht,
want ik wil doen wat uw bevelen leren.
Word ik bedreigd door leiders met hun macht –
uw wet weet raad, dus blijf ik haar waarderen.

7. Ernstig verzwakt vraag ik U levenskracht;
blijf mij in uw geboden onderwijzen.
Toen ik U aanriep, hebt U hulp gebracht.
Laat mij het wonder zien achter uw eisen.
U ziet mijn tranen en U hoort mijn klacht.
HEER, houd uw woord en laat mij weer herrijzen.

8. Eerlijk en echt zijn, leven in uw spoor,
dat is mijn wens; verleen mij uw genade.
Ik houd mijzelf uw levensregels voor;
daaraan klem ik mij vast bij al mijn daden.
Beschaam mij niet, maar geef dat ik daardoor
kan lopen, ja kan rennen op uw paden.

9. Fluister mij in, HEER, wat uw wet verlangt,
dan zal ik op uw wegen blijven lopen.
Geef dat mijn hart aan uw geboden hangt.
Wijs mij uw pad, dan bloeit mijn leven open.
Geef dat de zucht naar geld mij nooit bevangt;
maak dat ik op uw rijke woord blijf hopen.

10. Fraai lijkt wat leeg blijkt – houd mij daar vandaan.
Laat mij uw wegen gaan, dan zal ik leven.
Houd uw belofte, zie uw dienaar aan!
Goed is elk voorschrift dat U hebt gegeven.
Al ben ik bang dat ik voor schut zal staan,
ik word door liefde voor uw wet gedreven.

[couplettten 11-20 door Bob Vuijk, zie http://www.de nieuwepsalmberijming.nl]

21. Lang denk ik al aan wat U hebt beloofd.
Wanneer geeft U mij troost? Ik blijf maar hopen!
Al huil ik haast de ogen uit mijn hoofd,
al teer ik weg, ik houd uw wetboek open.
Hoelang nog tot mijn licht wordt uitgedoofd?
Hoelang kan wie mij haat zijn straf ontlopen?

22. Laaghartig graven zij voor mij een kuil,
de trotse mensen die mij steeds bestoken.
Uw woord is goed, hun woord is vals en vuil.
Ik heb in nood niet met uw wet gebroken.
Geef mij weer leven, God bij wie ik schuil,
dan houd ik mij aan wat U hebt gesproken.

23. Mijn God, hoog in de hemel staat uw woord
onwrikbaar vast; uw trouw zal eeuwig duren.
Door uw bevel bestaat de aarde voort;
uw regels blijven heel de schepping sturen.
Ik ben in mijn ellende niet gesmoord:
uw wet gaf blijdschap in benauwde uren.

24. Mijn hart houdt altijd vast aan wat U zegt;
daar leef ik van. Steeds speur ik naar uw woorden.
Ik ben van U. Kom snel en red uw knecht,
want slechte mensen willen mij vermoorden.
Oneindig is de ruimte van uw recht,
ruimer dan alles wat mij ooit bekoorde.

25. Niets anders dan uw wet vervult mijn geest.
Ik heb haar lief, bewaar haar diep vanbinnen.
Steeds is uw wijze woord in mij geweest,
daarom kan wie mij haat niets meer beginnen.
Al weet mijn leraar veel, ik weet het meest.
Van grijze wijsheid zelfs kan ik het winnen.

26. Nooit volg ik wat verdorven is of slecht,
oprecht wil ik mij houden aan uw wetten.
U hebt mij onderwezen in uw recht;
dat laat mij op de juiste richting letten.
Zoeter dan honing is wat U mij zegt.
Ik zal geen stap op slinkse paden zetten.

27. Over mijn pad verspreidt uw woord zijn licht;
het is een lamp die mij de weg blijft wijzen.
Ik heb mijzelf tot trouw aan U verplicht.
Laat mij uit mijn ellende toch herrijzen.
Aanvaard de woorden die ik tot U richt.
Leer mij wat uw geboden van mij eisen.

28. Onafgebroken ben ik in gevaar;
toch heb ik uw geboden niet vergeten,
al zetten zondaars vallen voor mij klaar.
Met recht mag uw bevel mijn vreugde heten,
uw woord dat ik als erfbezit bewaar.
Voor altijd geldt: uw wet is mijn geweten.

29. Passie voor uw geboden maakt mij fel:
halfslachtigen kan ik geen vriendschap geven.
U bent mijn schild, ik let op uw bevel.
Uw woord is steeds mijn bron van hoop gebleven.
Zondaars, ga weg! Nooit zeg ik God vaarwel.
Houd uw belofte, HEER, dan zal ik leven.

30. Plaats mij op vaste grond, dan ben ik vrij.
Ik vind mijn kracht in uw verordeningen.
Wie dwaalt en liegt, veegt U als schuim opzij.
Uw richtlijn heb ik lief, ik kan wel zingen!
Maar soms vervult een diepe huiver mij:
streng is de wet die wij van U ontvingen.

[vervolgcouplettten weer door Bob Vuijk]