Tags

, ,

Gemeente van Jezus Christus, hier en thuis,

[Intro]
we hoorden uit psalm 23 die overbekende woorden: ‘de Heer is mijn herder’. Als u of jij één psalm kent, dan is het waarschijnlijk deze. Maar laat me vanmorgen eens met één duidelijke opmerking beginnen: de Heer is géén herder! De Heer is géén herder, en wij zijn geen schapen. Nu denkt u of jij misschien: hè? Is de dominee van zijn geloof gevallen? Zo bedoel ik het echter niet. Maar ga eenvoudig bij jezelf na: heb je hoeven, loop je op vier poten? Nee natuurlijk. We zijn als gelovigen niet letterlijk schapen, en net zo is de Heer niet letterlijk een herder. De woorden van de psalm zijn een bééld. Een mooi beeld, een bekend beeld ook, maar toch niet meer dan dat. Luister maar naar onze tweede Schriftlezing: daar keert het beeld om en wordt Jezus een lam genoemd!
Het is goed om ons dit beeldkarakter van de psalm te realiseren. Vaak blijven we in deze psalm hangen bij het beeld, waar we ons van alles bij kunnen voorstellen. Een heuvellandschap, een herder, blatende schapen en lammetjes in een vallei… Heel idyllisch. Ja, het beeld is mooi en vredig, maar is de psalm dat ook? Is een leven met de Heer dat ook?
Vandaag wil ik eens insteken bij vers 5 van de psalm. En daar vallen we meteen uit het beeld van de herder en zijn schapen. Vers 5, daar staat: “U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand”. De vijand! Die is er blijkbaar. Dat klinkt weinig idyllisch! Het is ook meteen duidelijk dat het hier niet meer over schapen gaat – dat ging het de hele tijd al niet. In het oude Israël werd deze psalm waarschijnlijk gezongen in de tempel of elders bij een offermaaltijd – we hoorden vorige week over zo’n maaltijd in Bethlehem. De dichter zingt: U, God, nodigt mij aan tafel. Toen aan de offermaaltijd, maar vandaag mogen we ook wel denken aan het Heilig Avondmaal, zoals wij dat vieren. Aan tafel bij God, genodigd door Hem!

[geloof geen idylle]
Genodigd aan tafel, om te eten, te drinken, te ontmoeten. Dat is een zegen, dat is goed. En tegelijk is het geen geen idyllisch plaatje van alleen maar vrede. Want, zo staat er: “u nodigt mij aan tafel, voor het oog van de vijand”. Wij zijn maar geen schapen op groene weiden. Als je gelooft ben je een mens die te maken heeft met strijd! Met troubles, zoals de Engelse vertaling zegt. Het vorige vers had het daar al over, al was dat nog wél in het beeld van de herder en zijn schapen. “Al gaat mijn weg door een donker dal…” En nu blijkt er sprake te zijn van vijanden.
Wat moeten we ons daar bij voorstellen? Aan wie dacht de dichter toen hij dit schreef? Dat weten we helaas niet precies. Had hij ruzie met mensen? Waren er mensen die hem onrecht aandeden? Het kan allemaal. Nu zijn ze even op afstand, aan de offermaaltijd. Maar vijanden had hij!
Juist omdat de psalm het zo algemeen houdt, kunnen we het voor nu heel breed invullen. Wat zijn tegenwoordig de vijanden van iemand? Dat kan ook van alles zijn. Er zijn misschien mensen hier die meten moeten denken aan een bepaald iemand in hun omgeving. Iemand die je het leven zuur maakt, die je pest of terroriseert of zwartmaakt of vul maar in. Wat kán iemand soms veel ellende veroorzaken!
Velen van ons, hoop ik, hebben niet zo’n letterlijke vijand. Maar toch is het leven van het geloof altijd een leven met strijd! Twee weken geleden hoorden we: wees waakzaam, wees op uw hoede! Uw tegenstander, de duivel, gaat rond… Kijk, daar heb je een vijand! Maar denk ook aan alle dingen die je bij God vandaan willen trekken, en die de duivel listig gebruikt. Drukte – een grote vijand voor velen, en óók voor je geloof. Misschien bij jou ook wel bekend! Steeds springt de drukte weer op je nek en mat je af… Te moe om te bidden ‘s avonds, te druk om tijd voro God te nemen. En intussen voel je je er rot over… Of denk aan twijfel – een vijand waar anderen veel mee te kampen hebben. Is God er echt? Is Hij te vertrouwen? Waar baseer ik mijn geloof op? Je kunt er voortdurend mee te strijden hebben, dat je er werkelijk moe van wordt.
De vijand zit zelfs in je hart. De zin die je hebt om gewoon je eigen zin te doen. Het moeten strijden tegen bepaalde karakterzwaktes die voortdurend terugkeren…
Ja, vijanden! De oude catechismus zegt dat onze doodsvijanden, de duivel, de wereld en ons eigen zondige hart, niet ophouden ons aan te vallen. Merkt u dat wel eens, of jij? Vroeger zeiden ze wel eens als iemand belijdenis deed: ‘welkom in de strijd’. En dat is waar! Soms strijd van binnen, soms ook van buiten. In de lezing uit Openbaringen hoorden we over de grote menigte die niemand kon tellen – de mensen die bij God zijn in zijn heerlijkheid. Wie zijn het? Het zijn degenen die uit de grote verdrukking komen, hoort Johannes. Sommigen letterlijk vervolgd om hun geloof, maar anderen misschien meer als u nu: subtiel bestreden, langzaam uitgeput of ineens aangevallen.
Nee, geloof is geen idylle met schaapjes in een groene weide. Het is een leven van strijd! Misschien een troost, als jezelf tekort voelt schieten. Als je moe bent van zoveel dingen. Het wil niet zeggen dat je dan niet gelooft. Nee, het is misschien de strijd die je ervaart zonder die zo te benoemen.

[Onthaald ondanks dat]
Maar dan vandaag: “U nodigt mij aan tafel, voor het oog van de vijand”. Er is strijd, er zijn vijanden. Maar… de Heer laat degenen die bij Hem horen niet los. Integendeel! Hij nodigt je uit om met Hem aan tafel te zitten. Om daar op krachten te komen, en even de strijd te vergeten. Om het eens zo te zeggen: Jezus, de goede herder, brengt je naar een oase onderweg. Als je een schaap zou zijn: groen gras. Maar aangezien we mensen zijn: brood en wijn. En dan niet alleen brood en wijn, maar vooral ook wat daarin begrepen is, wat ze betekenen.
Immers, brood en wijn wijzen naar wat Jezus deed voor ons. Hoe zijn lichaam werd gebroken, zijn bloed werd vergoten, voor ons. Voor jou! Vergeving van alle zonden. Een nieuw leven met God. Een kind mogen zijn van de Vader, om Jezus’ wil. Een schaap van de kudde. U nodigt mij aan tafel – om daar met de Heer samen te zijn. Brood en wijn, dat is de Heer die zichzelf niet alleen gáf voor ons, maar die zichzelf gééft aan ons. Zijn leven in ons, zijn liefde en zijn Geest. Zó wil hij ons kracht geven voor in de strijd. Zijn liefde mag je beseffen, en mag je vullen, zijn liefde zo groot dat Hij zijn leven wilde geven voor jou… onvoorstelbaar!
Het Heilig Avondmaal is zoveel meer dan een stukje brood en een slokje wijn. Bij de Heer is overvloed van alles wat we nodig hebben. “U zalft mijn hoofd met olie” – verzorging en verzachting. “Mijn beker vloeit over” – overvloed. Bij de Heer is zóveel, méér dan genoeg voor mij. We mogen het vieren! We mogen even de strijd uit. Zijn stok en zijn staf die vertroosten mij, en en die houden de vijanden op afstand. Een rustplek in de strijd, een oase om op krachten te komen, dát is de tafel van de Heer!

[Voor het oog van de vijand]
Nu zegt onze tekst “U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand”. Wat wil dat laatste zeggen? Een moderne berijming zegt ‘ik zie voor het raam hun jaloerse gezichten’. Anderen de ogen uitsteken, is dat het idee? Toch wat vreemd. Een oud kleitablet werpt er een beter licht op, een brief van een Kanaänitische vorst aan de farao. Hij schrijft, nog langer geleden dan deze psalm: “geef uw knecht geschenken voor het oog van mijn vijanden”. Hij bedoelt: farao, laat iedereen zien dat u aan mijn kant staat!
Zo is het ook in de psalm bedoeld denk ik. In het Heilig Avondmaal toont God dat Hij aan onze kant staat. In de strijd staan we er niet alleen voor. De duivel moet machteloos toezien vandaag. Toezien, zonder dat hij er iets aan kan doen. Als de Heer je verzegelt: jij hoort bij mij. Ik geef je mijn genade en liefde. Ik zal je bijstaan in de strijd! Hij knarsetandt, maar is machteloos. Want God richt voor ons een tafel aan, voor het oog van de vijand.
Alle vijanden moeten wijken. De drukte – hier mag je tot rust komen. De twijfel. Want de Heer zegt: zo zeker als je dit brood ontvangt, zó zeker ben Ik er voor jou! Ja, zelfs als je echt mensen als vijand hebt die je het leven zuur maken. Hier hebben ze niets te zeggen, hier heerst de Heer. Dan mag je moed vatten! Wat als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Dan kun je alles aan!
“U nodigt mij aan tafel, voor het oog van de vijand”. Misschien is er toch óók wel bedoeld: om hem jaloers te maken. Om mensen te laten zien hoe goed het is om bij God te zijn. Niet van ‘ha ha, dit heb ik en jij niet’, maar om anderen, nu nog vijandig, te trekken tot Hem. Deze maaltijd is missionair – Hij toont hoe goed God is!

[Teken van de toekomst]
Tenslotte. Nu is de tafel van de Heer maar een moment van vrede, van bemoediging, in een leven vol strijd. Niet alles is ineens opgelost nu Hij ons aan tafel nodigt. Maar tegelijk wijst het wel vooruit, naar de grote toekomst van de Heer, als elke strijd voorbij zal zijn. Als de laatste vijand, de dood, verslagen is.
Eens zal er vrede zijn voorgoed. Dan geen duivel meer, geen twijfel, geen zonde in je hart. Dan zal het grote Avondmaal gevierd worden, met een ontelbare menigte uit alle volken en landen. Daar is elke strijd over. “Het Lam zal hen hoeden”, lazen we. Wat een beeldspraak: nu is de Heer geen herder meer, maar zelf het Lam! Het Lam zal hen hoeden. Daar geen tranen meer en geen pijn en geen leeg gevoel van binnen. Maar daar is Hij bij ons en wij bij Hem. Onvoorstelbaar zal dat zijn. Daar mogen we nar uitzien. Nu vaak strijd, maar de overwinning is vast! En tot die tijd mogen we Hem hier al ontmoeten, in woord en geloof, in brood en wijn.
Lof zij het Lam dat onze Herder is!

Amen