Tags
Gemeente van Jezus Christus,
[intro: estafette]350
Aan het begin van deze dienst gaven we een Bijbel door. Zo konden we er iets van ervaren, hoe de dingen van God bij anderen komen doordat ze worden doorgegeven. Zo kan het evangelie zich verspreiden, steeds verder. Maar het gaat bij doorgeven van geloof niet alleen om afstanden overbruggen. Minstens zo belangrijk is het doorgeven door de tijd. Op de catecheseles deze week gebruikte ik het voorbeeld van een estafette. Een estafette, dat is zo’n race waarbij een stokje wordt doorgegeven. Ik heb er hier een bij me [laat zien]. het stokje wordt doorgegeven van de ene renner naar de andere, en zo komt het bij de finish.
Net zo is het met het christelijk geloof ook. Sinds het startpunt, dat is Jezus zelf, is het stokje van het geloof steeds doorgegeven van generatie op generatie. Van Jezus naar de apostelen, naar weer andere mensen, en zo misschien tot aan jouw overgrootouders, grootouders, ouders, en zo naar jou. Gelukkig komen er ook mensen tot geloof die het geloof niet van hun ouders aangereikt kregen, maar ook dan ontvang je op een of andere manier van anderen het estafettestokje dat al eeuwen wordt doorgegeven.
Bij zo’n estafette is er één moment heel belangrijk, en ook het spannendst: dat is het doorgeven. Een stukje rennen zal wel lukken, maar met het overpakken kun je cruciale tijd verliezen. Als het doorgeven fout gaat, als het stokje valt, dan is de race zeker verloren. Op de catecheseles liet ik een filmpje zien van de Olympische Spelen, waarop dat overgeven niet helemaal goed ging. Als het goed gaat lijkt het zo simpel, maar als je dan in slowmotion ziet hoe het ook fout kan gaan, dan besef je hoe spannend het doorgeven is. Zelfs getrainde topatleten doen het dus niet altijd goed…
Doorgeven – zo is het met geloof ook. Geloof doorgeven – belangrijk én spannend. Hoe moet je nu het stokje van het geloof doorgeven? En als jongere: hoe moet je het overpakken? Wil je dat? En zelfs als je best wilt, gaat er soms iets fout… Het geloof doorgeven, daar gaat het vanmorgen over.
[Gods estafette]350
We lazen een stukje uit Jozua hoofdstuk 4. Ook daar zien we een voorbeeld van geloof doorgeven.
God heeft het volk Israël door een wonder in het beloofde land gebracht, dwars door de rivier de Jordaan. Nu worden er 12 grote stenen neergezet aan de oever, om de herinnering te bewaren. Je moet bedenken, kinderen, dat bijna niemand toen kon lezen. Het had dus weinig zin om er een bord neer te zetten, zoals je die soms op vakantie zie t bij bijzondere plekken – een bord waarop staat wat er hier gebeurd is. “Hier heeft God het volk Israël met een wonder door de rivier laten trekken”. Nee, dat verhaal moest worden vertéld. Van ouder op kind, en die 12 stenen helpen daarbij als herinneringspunt. De Heer laat die stenen neerzetten met een duidelijke bedoeling, het staat in de slotzin: dat ook volgende generaties ontzag voor hem hebben. Dat ook de kinderen en kleinkinderen de Heer zullen eren, liefhebben en gehoorzamen, die zijn volk zó hielp.
Ik vind dit opmerkelijk. God gaat dus niet in elke generatie zo’n groot wonder doen – dat zou vanzelf wel ontzag voor hem geven. Nee, God legt het in de handen van mensen: zij moeten doorgeven wie Hij is en wat hij deed. Hij maakt er een estafette van, een doorgeven van het stokje van ouder op kind, van generatie op generatie. Dat is mooi, maar… ook spannend. De Heer neemt hier een flink risico!
Ik zei al: juist bij doorgeven kan het mis gaan. Er zijn best veel mensen hier in de kerk die daarvan weten. Als kinderen niets met God lijken te hebben. Wat kan dat een stille pijn zijn, iets wat je verdriet geeft. Heb je het niet goed aangereikt? werd het niet opgepakt? Waarom regelt God het niet zelf? Zorgen en vragen die diep zitten, en die we nu verder moeten rusten.
Ik heb de preek vanmorgen verdeeld 3 punten. Er zijn namelijk 3 dingen nodig om geloof door te geven. Als eerste tekens, als tweede vragen, en als derde vertellers. Tekens, dat zijn hier die stenen. Maar die alleen zijn niet genoeg. Er moeten vragen bijgesteld worden: Waarom staan die stenen daar? En ten derde zijn er dan mensen nodig die vertellen wat God gedaan heeft. Zo was het toen, zo is het nu nodig om geloof door te geven. Tekens, vragen, vertellers.
[tekens]375
Als eerste dus tekens. Tekens die wijzen naar wat God heeft gedaan. Daar in Israël waren dat die 12 rechtopstaande stenen. Maar ze hadden meer tekens in Israël. In het volgende hoofdstuk gaat het over de besnijdenis. Een teken aan het lichaam van elke man, dat God de nakomelingen van Abraham had uitgekozen. In het volgende hoofdstuk gaat het ook over de viering van het Pesachfeest. Een jaarlijks teken, om herinnerd te worden aan hoe God zijn volk uit Egypte had bevrijd. Tekens, zodat het volk Israël blijvend ontzag voor hem zou hebben.
Ook wij hebben tekens die herinneren aan Gods grote daden voor ons. Voor ons is het natuurlijk niet dat hij een rivier drooglegde, of uit Egypte bevrijdde. Gods grote daden, dat is voor ons allereerst Jezus’ dood en opstanding. Dat de Heer zijn leven gaf. Dat Hij ons daarmee bevrijdt uit de macht van zonde, dood en duivel, en ons leidt naar het beloofde land bij Hem.
Wat voor tekens wijzen er dan naar Gods grote daden voor ons? Dan denk ik allereerst aan de doop en het avondmaal. Twee zichtbare tekens die wijzen naar wat Jezus deed. Maar er zijn nog meer van zulke dingen die ons helpen herinneren. De Bijbel, waar het allemaal in staat. De kerkdienst. De feesten van het kerkelijk jaar waar we Gods grote daden vieren: Kerst, Pasen, Pinksteren.
Zulke tekens helpen erg. Stel je voor dat de Israëlieten alleen maar los moesten doorvertellen dat ze ooit door die Jordaan waren getrokken – zou de herinnering niet snel vervagen of vervormen? Maar nu stonden die stenen daar als hulp. Net zo geeft God ons de tekens die helpen. Doop, avondmaal, feestdagen, Bijbel, kerk. Op zich geven ze het stokje nog niet door, maar het zijn góede hulpmiddelen. Gebruik ze dan! Kom naar het avondmaal, over twee weken – ik mis daar altijd mensen. En… zorg ook dat je kinderen deze tekens zien. Laat ze er maar bij zijn in een avondmaalsdienst. Vier bewust alle christelijke feestdagen. Kom als gezin trouw naar de kerk, lees de Bijbel. God geeft die dingen, om te helpen doorgeven. En trouwens net zo goed om bij jezélf het ontzag te voeden voor Hem. Wandel langs de stenen, om het in woorden van Jozua 4 te zeggen!
[vragen stellen]
Echter, er is meer nodig dan die tekens alleen. Er zijn nog twee dingen nodig: vragen, en vertellers. Die stenen aan de Jordaan zeiden op zich niets. Daarom geeft Jozua namens God het volgende voorschrift: als je er langs loopt als gezin, misschien wel met opa en oma erbij – dan moeten de kinderen vragen, en de ouderen moeten vertellen. [stel het je voor… etc]
Wie moeten dan die vragen stellen? Heel opvallend, niet de ouders! Nee, dat is de taak van jongeren. Een kind ziet die stenen en denkt: hé, waar is dat voor? En die vroeg het dan.
Net zo mogen jullie, kinderen en tieners vandaag in de kerk, dat doen. Vragen stellen over alles van God en geloof. Met vragen begint een gesprek. Vorige week hebben op de kindernevendienst de kinderen opgeschreven wat ze aan hun ouders zouden willen vragen. En dat waren heel mooie vragen, juist ook over de tekens die God ons geeft. Bijvoorbeeld, en ouders let op, dit zijn dus vragen voor jullie: ben ik gedoopt? Zijn jullie zelf gedoopt? Lazen jullie vroeger ook uit de Bijbel? Wat voor gebedjes leerde je? Kinderen, vraag maar gerust aan je ouders, daar leer je van over God en geloof! Vragen stellen is goed! Het mag van God, het is zelfs je taak: vraag maar! En ouders, antwoord maar.
Als je tiener bent, zit je met andere vragen dan als kind. Over jullie vragen hadden we het eveneens, op de catechese. Vragen voor ouderen die jullie hadden, zoals: merk je wel eens iets van God? Waarom ben je blijven geloven? Hoe belangrijk is geloof voor je? Hoe voelt het om aan het avondmaal te zitten? Soms persoonlijke vragen, soms kritische ook. Maar stel die! En als je er misschien over denkt om af te haken, doe dat niet in stilte, maar leg je vragen op tafel.
Vragen stellen dus. Dat mag aan je ouders, het mag ook aan andere gelovige mensen, hier in de kerk bijvoorbeeld. En het mooie: vragen stellen werkt twee kanten op. Van vragen leer je, maar degene die de vraag krijgt leert er óók van. Soms geeft een vraag je een frisse blik. Laten we als ouderen in de kerk de kinderen en jongeren serieus nemen, goed luisteren naar hun vragen en opmerkingen. Laat hun vragen maar het begin zijn van een goed gesprek!
[vertellen]
En dat brengt me bij het derde: vertellers. Als een gezin in Israël daar langs die stenen wandelde, en een kind vroeg: hé, wat zijn dat voor stenen? Dat was het de bedoeling dat opa of moeder of wie dan ook ging vertellen. het verhaal ging vertellen van Gods grote daden voor zijn volk. als die ouders hun mond hielden, zou er alsnog niks terechtkomen van het stokje doorgeven! Er zijn vertellers nodig.
Zo was het, zo is het nog steeds. geloofsopvoeding is niet dat je je kind naar de kerk meesleept, dat je het hebt Laten dopen, en dat je misschien een stukje uit de bijbel leest aan tafel. Geloofsopvoeding vooral ook is dat je vertelt daarbij. Dat je je kind vertelt dat het gedoopt is, en nog veel belangrijker: wat dat betekent. Dat je niet alleen je kinderen meeneemt naar de kerk, maar ook vertelt waarom je dat belangrijk vindt. Waarom je bidt voor het eten. Het gaat immers niet om de stenen, maar om wat ze betekenen. Daarvoor is iemand nodig die het vertelt. Zorg dat je serieus reageert op vragen, die er zeker weten komen: waaróm moet ik mee naar de kerk? Bij Sjonnie hoeven ze nooit! Zorg trouwens zelf maar dat er vragen komen. Noteer de doopdatum van je kind op de kalender. Zeg in de Lidl maar eens dat Pasen niet over eieren en hazen gaat. Wandel eens op de begraafplaats Dan komen de vragen wel.
Vertellers, die zijn nodig, net als toen. Geloven kun je niet leren uit een boek, maar in gesprek. Eerst over God en zijn grote daden van vroeger, als kinderen jonger zijn. Maar als ze ouder worden, komen er andere vragen. Ik stel me zo voor bij die stenen langs de Jordaan, dat een tiener vraagt: doet de Heer nog zulke wonderen? Dat een tiener van nu vraagt: wat merk jij van God? Dan komt het er op aan, dan wordt het persoonlijk. Durf je daarover te vertellen, over vertrouwen en twijfels? Dát is onmisbaar, als je het stokje wilt doorgeven. Dat is vaak spannend. Dat je denkt: wat heb ik nu helemaal te zeggen? Dat je moet je denken: wat geloof ík eigenlijk? Maar we hebben het gemerkt op de avond geloofsopvoeding deze week: elke ouder heeft een eigen verhaal met God en geloof. Je hébt dat, je bent immers niet afgehaakt zoals zovelen. Waarom niet, waarom blijf je bij de Heer? Dat mag je vertellen.
En dan nog iets: in het Bijbelboek Jozua worden er méérdere keren stenen opgericht. En ook na Jozua gaat het verder. Zo wordt bijvoorbeeld de steen ‘Eben-Haëzer’ opgericht als God zijn volk bijzonder heeft geholpen – we hoorden er vorig jaar over op de kerk- en schooldienst. God is niet iemand uit een oud wonderverhaal, Hij leeft. En telkens weer mogen zijn mensen dat merken. Ook nu. Wat is het mooi, als jongeren daarover horen, dat merken in het leven van hun ouders of anderen! Vertel ook daar maar van.
[slot: de gemeente]300
Tenslotte. Het ging vandaag veel over ouders en kinderen. En dat is ook logisch, in het gezin breng je veel tijd door met elkaar. Op de catechese gaven echt álle tieners het aan: dat hun ouders het belangrijkste zijn in het doorgeven van het geloof. Ouders, besef dat; laat geloofsopvoeding niet over aan school of kerk. En tegelijk: het stokje doorgeven – dat kan haast niet zonder kerk. Geloven is een familiezaak, zeker, maar wel een zaak van Gods familie. En dat zijn wij, allemaal samen!
Spreken we als kerkmensen onderling over God en wie Hij is? Is dat gesprek er ook tussen ouderen en jongeren? Durf te vragen, durf te vertellen! Oudere mensen hier in de kerk: jongeren snakken naar voorbeelden – kunt u dat zijn? Ze kijken uit naar verhalen over wat God doet – in gewone mensen. Kun je daar iets van delen? Laten we zoeken hoe we zulke gesprekken kunnen bevorderen. Laten we jongeren de ruimte geven. Laten we vooral ook bidden voor en met elkaar, jong en oud. Want geloofsopvoeding, het stokje doorgeven, is geen trucje dat je kunt trainen tot het lukt. Het is een wonderlijk waagstuk. Bid, voor… [Gods wil is het, dus je kunt met vertrouwen bidden] [estafette wedSTRIJD, element van strijd; tegenstander die wil winnen, etc. Gebed zeer nodig!]
De estafette loopt, al heel veel generaties. Altijd is het weer spannend! Misschien kijkt iemand wel met zorg naar de toekomst: wordt het stokje nog overgepakt en doorgegeven? Kijk dan ook eens terug: hoeveel eeuwen is het al spannend geweest, en tóch is de ketting tot hier gekomen. Maar laten we vooral ook naar boven kijken. God zelf is er bij. Hij wil ons schamele gestamel zegenen. Hij kan gesloten harten breken. Zijn Geest gaat door, soms waar we het het minst verwachten. In dat vertrouwen mogen we het stokje doorgeven, en aannemen.
Amen