Uit de Bijbel is gelezen: Ezechiël 17:22-24 en Markus 4:26-35
Gemeente van Jezus Christus,
[intro]
Velen van u zullen wel eens in een vliegtuig hebben gezeten. Ikzelf ging ook eens voor het eerst vliegen, En ik moet zeggen dat ik dat een spannende ervaring vond. Niet het hoog in de lucht vliegen, dat is eigenlijk gewoon saai, Maar het opstijgen. Je zit in zo’n vliegtuigstoel, met je gordel om, en dat vliegtuig gaat steeds harder rijden over de startbaan. Eerst zo hard als een auto, dan zo hard als een raceauto, en het blijft maar harder gaan. In tussen komt het vliegtuig nog steeds niet los van de grond. Angstig keek ik uit het raam, en ik dacht bij mezelf: als dat maar goed gaat. En dan ineens komt het vliegtuig wel los, en hang je helemaal achterover in je stoel terwijl de motoren loeien – ook best eng.
Wat misschien nog het engste van alles is, is dat je helemaal geen controle hebt. Je zit daar, en Je moet maar hopen dat het goed gaat. Je kunt helemaal niets doen. En natuurlijk, je weet wel dat het beter is dat een ervaren piloot stuurknuppel in handen houdt, en niet jij; maar toch… Het zou een heel wat prettiger gevoel geven als je het idee hebt dat je zelf wat aan goed opstijgen kon bijdragen.
in de auto hebben sommige mensen dat ook. Als ze op de bijrijdersstoel zitten, kunnen ze het niet Laten om vreselijk mee te rijden. Te kijken wat de bestuurder doet, te kijken naar verkeer uit zijstraten, en af en toe misschien zelfs iets te zeggen: kijk uit, hij zit nog achter je! Andere mensen hebben daar helemaal geen last van. Die gaan lekker zitten op de bijrijdersstoel, en vertrouwen zich helemaal toe aan de stuurmanskunsten van de chauffeur.
Controle willen hebben of vertrouwend loslaten. Daar gaat het vanmorgen over in de preek.
[de gelijkenis]
Uit het evangelie van Marcus lazen we twee korte gelijkenissen. Twee simpele verhaaltjes waarmee Jezus iets wil zeggen: Over zaad dat groeit, en over een klein mosterdzaadje dat een grote plant wordt.
Wat is de les van deze gelijkenissen? Die kom je meestal op het spoor door te zoeken wat er vreemd is, wat overdreven is of niet lijkt te kloppen. Jezus’ woorden beginnen heel gewoon. Een man strooit zaad op het land – de mensen tegen wie Jezus sprak hadden dat zo vaak gezien. Dan gaat het verder: de dagen gaan voorbij, de man slaapt en staat weer op. OK, denken de mensen, dat zaad is natuurlijk niet meteen opgekomen. Maar opvallend is dat de man, de boer, verder helemáál niets doet. In vers 28 staat het met nadruk in het Grieks: vanzélf brengt de aarde vrucht voort. Hé, dat klopt toch niet? het zou leuk zijn als het boerenbedrijf zo werkte: eerst zaaien, dan een aantal maanden luieren, en dan oogsten. Er is toch wérk te doen? Onkruid wieden, bemesten, water geven….
Klopt, in het dagelijks leven is dat zo. Maar hier zit juist het punt! Jezus heeft het over Gods Koninkrijk, en Hij wil blijkbaar overbrengen dat dat niet groeit door menselijke inspanningen. Net zo min trouwens als gewoon zaad groeit door menselijke inspanningen. Natuurlijk, de boer doet van alles, maar de groeikracht zit in het zaad. Die kan geen mens maken. Over die groeikracht in een klein zaadje gaat trouwens ook de tweede gelijkenis: als het mosterdzaad, zo groeit Gods Koninkrijk. In die tweede gelijkenis komt zelfs niet eens een mens meer voor! Als de boer gezaaid heeft, is hij de controle kwijt. Dan doet hij wel zijn ding, maar hij moet vertrouwen op de groeikracht van het zaad. Dáárdoor komt er een oogst!
[boodschap v.d. gelijkenis]
Wat zeggen dan deze gelijkenissen van Jezus? Volgens mij dit: dat God zelf zorgt dat zijn Koninkrijk komt. Dat zijn grote plan doorgaat, en dat dat niet afhangt van mensen. Zijn koninkrijk, waar je nu nog zo weinig van ziet, wordt groot en zal de hele wereld vullen. De vogels, dat zijn de volken van de aarde, zullen in de schaduw ervan schuilen – een beeld ontleend aan het stukje dat we lazen uit Ezechiël.
Gods Koninkrijk groeit, het komt, maar niet door ons ten diepste. We moeten wel even helder hebben wat Gods Koninkrijk dan is. Gods Koninkrijk, je kunt ook vertalen zijn koningschap, wil zeggen dat Hij regeert op aarde. Dat alles gaat zoals Hij het wil – goed dus en gezegend, en dat niets daartegen in gaat. En bovenal: met Hem centraal – alles en iedereen erkent Hem. Het is iets om naar uit te kijken, iets waar je soms al glimpen van ziet; en waar je je tegelijk bij mag afvragen: pas ik daarin? Gods koninkrijk, de Bijbel in Gewone Taal geeft het heel simpel weer met de woorden ‘Gods nieuwe wereld’. Die nieuwe wereld die met Jezus begonnen is te komen, en waar wij nog naar uitzien – die zal doorbreken als hij komt, terugkomt. Dat koninkrijk, waar de schrijver Gerard Reve in een bekend gedicht van zegt: ‘dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?’
De gelijkenissen van vanmorgen zeggen: Ja dat komt! Het zal bloeien als een mosterdplant – ik weet niet of u die wel eens gezien hebt: práchtige gele bloemen, als koolzaad, maar dan later in het jaar. Zó zal God het laten worden op zijn wereld!
[tegen maakbaarheidsdenken]
Het komt zeker, dat is een les uit onze gelijkenis. Maar wat minstens zo belangrijk is: wat Jezus zegt is een les tegen dat je de controle wilt houden. Vanzélf groeit het zaad, zegt Hij. Vanzelf! dat wil zeggen: door de groeikracht die God erin heeft gelegd. Niet de boer, niet de mens – God. Wij kunnen Gods Koninkrijk niet laten aanbreken. Wij kunnen een wereld zonder onrecht en ellende niet realiseren. Wij kunnen niet maken dat ieder God erkent. Die dingen kan alleen Hij!
Het zit echter diep in ons om onbewust te denken dat wíj het wel kunnen en moeten doen. In actie, voor een betere wereld! Wij kunnen het tij keren, als we het met zijn allen maar willen! Desnoods plakken we ons aan de snelweg vast. Aardbeving? Direct een hulpactie opzetten! Onrecht? Teken een petitie op internet! En even voor alle duidelijkheid: daar is allemaal niets mis mee, dat is zelfs goed. Wij mensen hebben een taak. Wij mogen ons inzetten voor een rechtvaardige wereld, en moeten helpen waar we kunnen. Maar het punt vandaag is: denk niet dat wij zo ooit het paradijs gaan realiseren. Dat kan alleen God.
Onze maatschappij is doortrokken van maakbaarheidsdenken. Voor elk probleem moet een oplossing te bedenken zijn. Daaronder zit de gedachte dat wij uiteindelijk alles kunnen. Maar dat valt tegen, en je wordt er dan erg moe van, gedesillusioneerd. Maakbaarheidsdenken, controle willen hebben: het zit zelfs diep in onze Westerse kerk. Nu gaat het daar momenteel niet zo best mee, dus dan is de eerste gedachte: actie! Harder gaan lopen, plannen maken en prognoses; mensen zoeken voor taken; wat kunnen we dóen? En opnieuw voor de duidelijkheid: ik bedoel niet dat dat allemaal niet mag. Het kan echter zo moe maken, juist als je je inzet en het brengt geen groei; alles lijkt juist minder te worden.
[durf te vertrouwen ipv te doen]
Maar nu zegt Jezus: vanzélf groeit het zaad. Zoals ergens staat: Paulus plant, Apollos begiet, maar God geeft de groei. Hij geeft de belofte: wat niets lijkt voor te stellen wordt toch een enorme plant! Gods groeikracht, díe is bepalend. Voor de toekomst van de kerk, voor de toekomst van deze aarde. God regeert. Niet wij – en dat is maar goed ook. Híj, de Heer, heeft de dingen in de hand.
Mooi vind ik, dat Jezus steeds beelden uit de natuur gebruikt. Een zaad, een plant. Dat wil zeggen iets met een eigen dynamiek, met aan de ene kant meer groeikracht dan wij kunnen maken, en aan de andere kant ook de noodzaak van wachten, tijd nemen. Laten we dit vanmorgen iets meenemen: Gods Koninkrijk is een plant en geen project. Gods plan – dat is, als je naar de letters luistert, 80% van ‘plant’, en maar één letter ‘project’. We moeten leren loslaten. Zeker in onze krimpende kerk, in onze seculiere tijd. De kerk is niet ons project. De bekering of verbetering van de wereld is niet ons project. Het is Gods werk – zijn plant, zijn plan. Dan is er soms groei, soms lang wachten, en altijd: vertrouwen op Gods groeikracht, dat zaad dat wij niet maken.
Intussen mogen wij natuurlijk wel wat doen. Maar dat mogen we ontspannen doen. Wetend dat God ons gebruiken wil, maar dat het ook weer niet van ons afhangt. We mogen het zaad van het evangelie zaaien. We mogen liefde en hoop verspreiden als zaden van zijn Koninkrijk. En wat ontspannend is het dan om te weten dat de groei niet van ons afhangt! – of vind je dat juist een vervelend idee? Ik wel als ik eerlijk ben, maar daar moet ik me dus van bekeren. Denk aan de intro: beter Hij de stuurknuppel in handen dan ik! Onder zijn zegen kan het kleine mosterdzaadje dat jij plant tot iets groots groeien, als het past in zijn plan. Het is aan Hem, en Hij is groot! Durf te vertrouwen, in plaats van te doen. Of beter: durf te vertrouwen, en zó te doen.
[zorg: wordt t wel wat?]
Maar ja, vertrouwen is niet zo makkelijk. Juist als je niet ziet wat God doet. Als je denkt met Gerard Reve: ‘dat koninkrijk van u, komt daar nog wat van?’ Als je op aarde het onrecht zich groot ziet maken, de oorlog in Oekraïne voortduren. Als we werden opgeschrikt door het nieuws van zo’n verwoestende aardbeving in Turkije en Syrië – waar blijft dan Gods koninkrijk? Ís er wel een plan van God, gaat het ergens heen met deze wereld? Dit zijn serieuze vragen!
En in de kerk is het niet anders. Nu is de kerk niet het koninkrijk, maar toch… Ik hoorde van een collega-predikant die afscheid nam. Hij vertelde: veertig jaar heb ik gewerkt in de kerk, en elke gemeente waar ik werkte is gekrompen in de tijd dat ik er predikant was. Wat doet dat met je, als je zo afscheid moet nemen? Dan klinken die woorden over groeikracht, over vanzelf groeien toch wel heel onwerkelijk?
[door t onmogelijke heen]
Ik ga die grote vragen niet oplossen. Die woorden uit de gelijkenis “ook al weet hij niet hoe” vind ik erg diep. Wij doorzien het niet, hoe het werkt met Gods koninkrijk. Slapen en opstaan, dag na dag, meer is er vaak niet voor ons. Maar daarom is die tweede gelijkenis er ook. Die vertelt wél iets over het hóe van Gods groei. Hoe? Door het hoogst onwaarschijnlijke heen, tégen de menselijke berekening in. Zo’n mini-mosterdzaadje, daar komt toch geen struik uit van twee meter? Wel dus – ten minste bij zwarte mosterd in Israël! Zo is ook Gods koninkrijk verrassend.
Kijk naar wie het zegt: Jezus. Zou in Hem Gods koninkrijk zijn beginnen te komen? Hij komt uit het afgelegen Galilea. Hij heeft slechts 12 leerlingen. Wat een klein begin! Een mosterdzaadje. En dat niet alleen, bedenk hoe Hij werd verworpen, gedood. Komt zó Gods koninkrijk? Onbegrijpelijk! Maar toch… Kijk hoe na zijn hemelvaart de boodschap naar alle kanten ging. Hoe zijn boodschap de wereld heeft beïnvloed. Bedenk dat er nu letterlijk een paar miljard christenen zijn. Het mosterdzaadje is een grote boom geworden, waar de vogels, dat zijn de volken, hun nesten in bouwen. Het zaad ontkiemt en schiet op, al weet je niet hoe. Dóór alle kronkels in de kerk- en wereldgeschiedenis, dat zeker. Wie kan dit narekenen?
Soms zie je op een akker een tijdlang niets gebeuren. Soms zie je in de wereld niets gebeuren dat wijst op dat Gods koninkrijk groeit. Soms lijkt het zelfs helemaal de andere kant op te gaan. Ik denk, met een historisch voorbeeld, toen in de jaren vijftig alle westerse zendelingen China werden uitgezet, en de christenen zwaar vervolgd werden. Je zou zeggen: dat wordt het einde voor de kerk daar! Maar júist toen, zonder hulp van buitenaf, met geen andere kracht dan gebed en volharding, is de kerk daar staande gebleven en gaan groeien. Als bamboe dat dwars door asfalt heen groeit. Gods groeikracht. Zo sterk, dat de huidige Chinese leiders opnieuw proberen de plant te knakken…
[belofte]
Wij doorzien Gods wegen niet. Met de wereld niet, met de kerk niet. Maar we mogen vertrouwen. God zorgt voor zijn plan, zijn plant, zijn koninkrijk dat komt. Het zál rijpen, tot de oogst. Ja, die oogst is er ook nog. De komst van Gods koninkrijk is geen geleidelijke weg, dat deze wereld steeds meer tot Gods nieuwe wereld wordt omgevormd, of dat langzamerhand iedereen tot geloof komt. In het verleden is dat wel eens gedacht, maar dat vooruitgangsgeloof zijn we wel kwijtgeraakt na twee wereldoorlogen. Nee, er zal een dag komen dat de Heer de sikkel neemt, de aarde oogst. De dag dat Jezus weer komt. Dan zet Hij een streep onder de wereldgeschiedenis. Dan zet Hij een streep dóór onze dingen, door onrecht en oorlog, door aanslagen en zelfs door aardbevingen.
Naar die dag mogen we uitzien. Als Gods plan, Gods plant, is uitgegroeid, en Hij alles nieuw maakt. Als er bloemen en vruchten zijn in overvloed. En tot die dag, tot die dag mogen we weten dat Hij het in de hand heeft. Al weten we niet hoe. Het ligt uiteindelijk niet aan ons en wat wij ervan maken – gelukkig maar. Wij mogen vertrouwen. Vrucht dragen. Zorgen dat we klaar zijn voor de dag van de oogst. Niet in een maakbaarheidsdenken, alsof we ook dát weer zelf moeten verzorgen. Maar verbonden aan de Heer, als een rank aan de wijnstok. Leven uit Hem!
[slot]
Gods koninkrijk: geen project, maar een plant. Geen ceder, maar een mosterdplant.
Of om het met een lied te zeggen uit het Nieuwe Liedboek:
In de bloembol is de krokus
in de pit de appelboom,
in de pop huist een belofte:
vlinders fladderen straks rond.
in de koude van de winter
groeit de lente ondergronds,
nog verborgen tot het uitkomt,
God ziet naar de schepping om.
In de dood het nieuwe leven,
overwonnen alle strijd,
nog verborgen tot het uitkomt,
God alleen herkent die tijd.
Amen.