Tags

, , ,

Gemeente van Jezus Christus,

[Hemelvaart = vertrek]
Hemelvaartsdag is het vandaag. Het herdenken van de dag dat Jezus vertrok bij zijn leerlingen, dat hij wegging van deze aarde. Hemelvaart is allereerst vertrekdag van de Heer!
In gedachten zie ik een menigte mensen op de kade in Rotterdam in de jaren vijftig. Daar vertrokken toen de grote schepen vol landverhuizers, Mensen die bijvoorbeeld gingen emigreren naar Canada of Nieuw-Zeeland. Anders dan tegenwoordig, reisde je niet makkelijk van Nederland naar Nieuw-Zeeland of terug. Dus als iemand emigreerde, nam de familie afscheid met het besef dat ze die zoon of neef en zijn gezin wellicht nooit meer terug zouden zien. Afscheid voor onbepaalde tijd. Zij gingen een nieuw leven beginnen, kregen het hopelijk goed, en de anderen bleven achter in Europa, in het oude leven. Was het bij de hemelvaart van Jezus net zo iets? Hij naar de hemelse heerlijkheid, en zijn volgelingen bleven achter in het oude aardse land.
Daar in Rotterdam ging dan op een gegeven moment de scheepshoorn. De loopplanken werden ingetrokken, de motor aangezet. Langzaam voer het schip af en langzaam verdween het in de verte. Meisjes op de kant zwaaiden met zakdoekjes ten afscheid. Uiteindelijk staarden er nog wat mensen naar een stip op de horizon, tot ook die verdween. Stonden zo ook Jezus’ leerlingen naar de lucht te kijken? Een afscheid voor onbepaalde tijd… Weemoedig zullen ze zijn teruggegaan naar Jeruzalem, net als de familie van een emigrant destijds de trein naar huis nam. Hopelijk heeft hij het goed daar, zegt iemand. Ja, maar je wilt hem niet missen, zegt een ander. Er is een leegte gekomen – ook toen bij Jezus’ leerlingen.

[uitzien naar terugkomst]
Echter, toen de leerlingen daar op de Olijfberg Jezus nastaarden, gebeurde er iets. Iets wat vast niet gebeurde aan de kade in Rotterdam. Er stonden plotseling twee mannen in witte kleding bij hen, twee engelen. Wat is de boodschap die ze brengen? Heel eenvoudig. ‘wat staan jullie Hem na te staren? Weet dit: Hij zal terugkomen. Terugkomen net zoals Hij vertrokken is’.
De volgelingen van Jezus krijgen een belofte: Jezus zal terugkeren! Het moment is er niet bij gezegd, maar de toezegging is zeker. Dit is geen afscheid voor altijd! Dat geeft de leerlingen moed en uitzicht. Dat geeft ze kracht om, tot het moment dat Jezus weer terugkomt, zich te wijden aan zijn opdracht: overal het evangelie te verspreiden.
Jezus komt weer terug! De eerste christenen keken er naar uit. Paulus heeft deze boodschap doorgegeven overal waar hij kwam. Hij heeft het ook verteld aan de christenen in Thessalonica. In hoofdstuk 1 van zijn brief vat hij hun geloof als volgt samen “de levende en ware God dienen en zijn Zoon Jezus verwachten uit de hemel”. De verwachting was sterk.
En wij? Ja, die belofte staat nog steeds. Jezus zal terugkomen. Maar er is al wel heel veel tijd overheen gegaan, bijna 2000 jaar. Als vanzelf is onze verwachting minder hooggespannen dan toen. De situatie is anders, het uitzien is minder – of misschien wel bijna weg. Hoe lang kun je op de kade blijven uitkijken tot er een boot komt die je geëmigreerde vriend terugbrengt? Of zijn wij christenen misschien als dat beeld van die vissersvrouw op de boulevard in Scheveningen? Jaren en jaren kijkt ze al uit over de zee, terwijl er mos op haar sokkel groeit. Hoelang kun je wachten op een zoon die op zee vermist is geraakt? Wanneer dooft de hoop uit? Hoelang kunnen wij als kerk wachten op Jezus’ komst, zonder de hoop te verliezen? Anders dan die vissersvrouw weten we dat Hij leeft. Dat hij zelfs belóófd heeft te komen. Maar het duurt wel lang!

[vragen toen en nu]
Hemelvaart en wederkomst – ze zijn met elkaar verbonden. We mogen geloven: Hij komt! En tegelijk kunnen er allerlei vragen leven. Dat was al zo bij de christenen in Thessalonica. Vol spanning wachtten ze op de komst van Jezus, zijn wederkomst waar Paulus van verteld had. Ze gingen er, anders dan wij misschien, als vanzelf vanuit dat ze Jezus’ komst zouden meemaken. Paulus zelf ook in deze brief, trouwens! Hij schrijft over ‘wij die levend overblijven tot de komst van de Heer’.
Mar wat gebeurde er? Er overleden christenen uit de jonge gemeente van Thessalonica. En dat riep vragen op. Liepen die nu het geluk mis waar de gemeente naar uitzag? Als Jezus zou komen, waren ze er niet immers meer! Je kunt het vergelijken met mensen in een belegerde stad. Ze weten: er komt een leger aan om ons te ontzetten! Maar wat als er intussen mensen in die stad overlijden, door honger of door ziektes? Dan hebben die er toch niets meer aan dat de stad bevrijd wordt! Zó ongeveer, lijkt het, dachten de christenen in Thessalonica. Wat als je sterft voordat de bevrijder, voordat Jezus komt? Op die vraag geeft Paulus antwoord in het gedeelte dat we lazen. Hij zegt: de doden zullen opstaan, dat heb ik toch óók verteld. Ze lopen de bevrijding echt niet mis!
Wij zullen waarschijnlijk andere vragen hebben als het gaat over de wederkomst. Allereerst over wanneer het nu eindelijk zal zijn – of misschien denken we zelfs in ons hart: of het ooit nog uitkomt, die hele belofte. Daar zou veel over te zeggen zijn, over tijd en over tekens die de Bijbel aanwijst. Vanmorgen ga ik er echter niet op in. Dat komt hopelijk in een volgende preek, over hoofdstuk 5, waar dat alles aan de orde komt.
We kunnen ook allerlei vragen hebben over het ‘hoe’. Is de hemel een plek ergens daarboven waarheen je opstijgt? Of is dat meer een beeld? Hoe zit het met die wolk die er was bij Jezus’ wederkomst, en waar ook Paulus het ook over heeft in vers 17? Komt Jezus op de wolken – maar hoe dan? En komt hij op één aardse plek, op de Olijfberg waar hij vertrok, of zal zijn komst eerder zijn alsof wereldwijd een gordijn wordt weggetrokken? Allerlei vragen, en geen wonder, want bij hemelvaart en wederkomst raken we aan de randen van onze aardse realiteit – en dat kan ons verstand niet vatten.

[de kern: altijd bij Hem]
Paulus gaat in het stukje dat we lazen niet in op de vraag naar het wanneer van de wederkomst, dat komt dus in hoofdstuk 5, het gaan hier om het ‘hoe’. Maar toch krijgen we geen antwoord op de meeste van de vragen die ik net opsomde. Het gaat Paulus namelijk niet om begrijpen, maar om bemoedigen. Hij steekt de mensen in Thessalonica een hart onder de riem, die zich zorgen maken om hun overleden gelovige geliefden. ‘Troost elkaar met deze woorden’ – zo sluit hij af. En waarmee dan? Niet met allerlei weetjes. Maar hiermee, het slot van vers 17: ‘dan zullen wij altijd bij Hem zijn’ – bij de Heer, bij Jezus.
Dit trof mij! Het gaat niet om allerlei eindtijdverwachtingen. Het gaat erom, en juist vandaag zien we dat misschien helder, dat we iemand moeten missen, een geliefde die is vertrokken. Jezus! Hij die van ons houdt, die zichzelf opofferde tot in de dood; hij van wie wij ook houden en bij wie wij willen zijn – als het goed is.
Verlang je naar de wederkomst? Dat is nogal een grote vraag. Daar kun je op zeggen ‘ja maar al die mensen die Hem nog niet kennen’ en dergelijke. En dat is waar: als Jezus terugkomt valt het doek. Daarom gaf Hij ook die opdracht aan zijn leerlingen, om de boodschap door te geven. Daarom mogen wij als gemeente tussen Hemelvaart en Pinksteren tien dagen bidden voor mensen in onze omgeving die Christus nog niet kennen – bij de Kerkklanken hebt u daarvoor een boekje en een boekenlegger ontvangen als het goed is. In de hal liggen nog boekenleggers om mee te nemen. Láten we bidden dat ieder klaar zal zijn voor als Hij komt!
Verlang je naar de wederkomst? Een grote vraag, als je aan het oordeel denkt – ook als je dat op jezelf betrekt. Maar maak het nu eens kleiner: verlang je naar Jezus? Mis je soms zijn aanwezigheid? Gaat je hart naar Hem uit, zoals iemand kan uitkijken naar zijn vrouw of man of meisje dat op reis is? Dát is het ware uitzien naar de wederkomst. Verlangen naar die dag, want… ‘dan zullen we altijd bij Hem zijn’. Dát zal wat zijn! Stel je voor – ja het is alles onvoorstelbaar, maar ik stel het me toch maar voor – dat je de Heer persoonlijk kunt zien, dat je iets tegen Hem kunt zeggen; dat Hij iets tegen jou zegt. Ik vind het spannend, en tegelijk mooi. Dat je Hem kunt bedanken die zijn leven gaf voor jou!
Bij de Heer zijn. Soms hoor ik mensen die aangeven wel naar Jezus’ komst te verlangen. Iemand zegt: de aarde loopt op zijn einde, laat Hij maar snel komen. Een ander zegt: Ja, ik verlang! Dan is er geen oorlog meer en geen honger en ziekte… Wat zeker waar is. Maar dat zijn nog negatieve redenen, zogezegd. De ellende van hier weg. Daar kan ik persoonlijk ook soms diep naar verlangen, als je weer een of ander ontluisterend krantenbericht leest. Maar verlang ik, en verlang jij, je ook naar het positieve? Als Jezus komt, en dan je bij Hem mag zijn voor altijd – als je nu al bij Hem hoort tenminste. Zie je daarnaar uit? Paulus wel! Voor hem was dát de grootste troost die hij geven kom aan de gelovigen in Thessalonica. En jij?

[hoe: de Heer tegemoet]
Paulus schrijft over het ‘hoe’, maar hij beantwoordt niet alle vragen. Het voornaamste voor Hem is: dan is de afstand weg, dan mogen we Hem begroeten. Dan mogen we, zo beschrijft hij het zelfs, de Heer inhalen. Het staat in vers 17 ‘dan zullen wij – de opgestane en de nog levende gelovigen – worden weggevoerd op de wolken en gaan we de Heer in de lucht tegemoet’. Dat ‘in de lucht’ laat ik even liggen – komt Jezus van een locatie boven de atmosfeer? Of is de hemel eerder een andere dimensie – dat denk ik eerder. Maar waar het me nu om gaat is dat ‘tegemoet’.
Ik merk dat ik het me nooit zo had voorgesteld. Eens, zo was mijn beeld, komt de Heer terug – op aarde waar wij al zijn. Hereniging hier. Of misschien is het beeld van velen nog wel onpersoonlijker. Als Jezus terugkomt, dan is het laatste oordeel, immers? Dan zal heel de wereld voor Hem komen te staan, dan zal hij, zoals de geloofsbelijdenis zegt ‘oordelen over levenden en doden’. En dan, als je daar hopelijk doorheen bent gekomen, dán mag je altijd bij de Heer zijn.
Echter, dat schrijft Paulus niet! Nee, het is ánders, zegt hij. Als Jezus komt, zal God er voor zorgen dat heel zijn kerk, alle gelovigen, hem al tegemoet komen, nog voor Hij helemaal is aangekomen. De kerk, die uitkijkt, wordt het ontvangstcomité dat de Heer inhaalt! Paulus ziet het voor zich: nog voor Heer voet op aarde heeft gezet vliegt zijn bruid, de kerk, hem al om de hals. Dan zijn ze voor altijd samen! Dan mag ik, als deel van die kerk, voor altijd bij de Heer zijn. Dát is waar de bruid, en ook de bruidegom, Jezus, vurig naar verlangen: samen zijn! Geen oordeel – of hoogstens meedoen aan Jezus’ kant. “Weet u niet dat Gods heiligen over de wereld oordelen zullen?” (1 Kor. 6:2). Dit is blijkbaar het plaatje: uitzien tot Hij komt, en dan ineens: door Gods kracht op de Heer toevliegen, letterlijk of figuurlijk. De Heer tegemoet. Kunt je je dat voorstellen? Kun je ernaar uitzien? Voor wie hier naar Hem verlangt, breekt dan de grote bruiloft aan! En heb je dat niet, vraag dan of de Geest het in je hart wil leggen. Als het te groot voor je is, of je zelfs angst hebt voor die dag. Wie geen Heer wil erkennen, mag wel vrezen. Maar wie zich aan Hem overgeeft, al is het nog zo onzeker, die mag uitzien!

[uitweiding: de ‘opname’]
Nog één ding wil ik noemen. Op dit Bijbelgedeelte is namelijk de leer van de zogenaamde ‘opname’ gebaseerd. Paulus stopt met zijn beschrijving als Jezus en zijn bruid, de kerk, elkaar gevonden hebben. Dat is voor hem genoeg. Maar hoe gaat het dan verder? Gaan ze samen terug naar de hemel, waar Jezus dan vandaan komt? Of gaan ze samen naar de aarde, waar Jezus dan Gods Koninkrijk laat aanbreken? Volgens mij, en volgens uitleggers uit alle eeuwen, gaat het om het laatste. Als Jezus komt, komt hij niet half, dan keert Hij niet om nadat hij de gelovigen gehaald heeft. Nee, dan maakt Hij alles nieuw. De leer van de zogenaamde ‘opname’ gaat er echter vanuit dan Jezus terugkeert naar de hemel, terwijl Hij alle gelovigen met zich meeneemt. Hier zijn bijvoorbeeld de boeken van de serie ‘De Laatste Bazuin’ op gebaseerd. Dan krijg je dingen als dit: een gelovige arts is aan het opereren, maar dan breekt het moment van de opname aan en hij wordt ineens weggevoerd naar de hemel, omdat Jezus komt om hem en alle geloven te halen – mat als gevolg een lege plek aan de operatietafel!
Deze leer, die in bepaalde kringen heel invloedrijk is, mist echter Bijbelse basis. Allereerst komt Jezus dan eigenlijk twéé keer: eerst om de gelovigen te halen, en dan een tijdje later om het eindoordeel te vellen – in de tussentijd ondergaat, volgens deze uitleg, de aarde allerlei ellende. De hele Bijbel spreekt echter maar van één komst van de Heer. Bovendien gebruikt Paulus in ons stukje van vanmorgen een Grieks woord dat letterlijk betekent ‘iemand inhalen’. Je gaat iemand die eraan komt een stukje tegemoet; dan keert echter niet die komende persoon om – dat doen de mensen die zijn uitgelopen om hem in te halen. Zo zal het zijn als Jezus komt. De gelovigen gaan met Hem mee naar de aarde. En dan is meteen ook de vraag beantwoord wáár we altijd met de Heer zullen zijn. Niet in de hemel in een alleen-geestelijk bestaan, maar op een nieuwe hemel en aarde, waar God bij de mensen woont. Wat zal dát onvoorstelbaar zijn! Niet, zoals nu, Hem vaak ver weg ervaren, maar bij Hem zijn, uitgenodigd in zijn paleis. Dan komen er duizend nieuwe vragen bij me op, over hoe en wat – maar dat, zo denk ik eerbiedig, dat zien we vanzelf. Bij de Heer zijn, daar gaat het om!

[slot]
Zo is het Hemelvaart vandaag, vertrekdag van de Heer. En zo hebben we vandaag juist een terugkompreek gehoord. Want dat is beloofd: hij komt weer! Laten wij als kerk dan inderdaad maar lijken op zo’n vissersvrouw uit het oude Scheveningen – altijd uitkijkend, nooit de hoop opgevend al lachen anderen je uit. En… wij hebben zijn eigen woord ervoor!
Houd dan vast aan die belofte. Lees zijn woorden aan ons maar vaak door – de Bijbel die je echt moet koesteren. Laten we ook tot Hij er is, trouw zijn laatste opdracht uitvoeren: de goede boodschap verspreiden in woord en in daad. Laten we maar beginnen met bidden dat mensen om ons heen gaan geloven, bijvoorbeeld met dat boekje wat ik al noemde en die boekenlegger – neem er één mee als je hem nog niet hebt. En wees dan ook niet bang om zélf een getuige te zijn van de Heer! In woorden, en in daden die iets van zijn rijk laten zien. Wij als kerk, wij mogen iets van de Heer tonen, zijn werk doen, zijn woorden doorgeven, totdat Hij komt.
En het mooie: Hij heeft zelf de Heilige Geest beloofd. Om harten van mensen te overtuigen, om monden van mensen te openen, om mensen in beweging te zetten op allerlei manier.
Laten we Hem verwachten, uitzien naar die dag waar we zo dadelijk van gaan zingen. En tot die tijd: houd vol. Doe zijn werk. Bid om zijn Geest. Wees in zijn kracht sterk. Amen

Zingen ‘Er is een dag/ waar al wat leeft al lang op wacht…’