De tekst voor de verkondiging vanmorgen is het begin van Lukas 24 vers 6: “Hij is hij niet, Hij is uit de dood opgewekt”.
Gemeente van Jezus Christus,
[verhalend begin]
Vroeg in de ochtend lopen een paar vrouwen de poorten van Jeruzalem uit. Het begint net licht te worden, de eerste zonnestralen schijnen over de heuvels. De eerste vogels laten zich horen. Het is lente in Israël, net als nu bij ons. Struiken staan in bloei, bomen hebben jonge blaadjes in zo’n prachtige lentegroene kleur. De dauw heeft de ochtendlucht een frisse wasbeurt gegeven.

Echter, het groepje vrouwen heeft geen oog voor dit alles. Ze kijken meest somber naar de grond. Ze zien het mooie morgenrood niet, de vogelgeluiden gaan aan hen voorbij. Hun gezichten zijn getekend door verdriet, en als ze iets tegen elkaar zeggen is het op gedempte toon. Ze zijn onderweg naar een graf. Het graf van Jezus, hun leraar en leider, hun vriend. Hij is dood. En niet zomaar dood, Hij is vermoord. Akelig omgekomen aan het kruis. Vrijdag is dat gebeurd, en net voor zonsondergang is hij in het graf gelegd, net voor de sabbat begon. Nu is de sabbat voorbij en gaan ze naar zijn graf, om zijn lichaam nog beter te verzorgen met olie en geurige kruiden. De zuivere, droevige geur van mirre is te ruiken uit een buidel die ze meedragen – zuiver en droevig als hun verdriet.
Dan komen ze bij het graf. Maar… wat is dat?! Het rotsgraf staat open. De steen die het afsluit is weggerold. Is er al iemand anders gekomen? Snel gaan ze naar binnen. En dan stokt hen de adem in de keel. Het graf is leeg. Hij is hier niet! Jezus is weg, zijn lichaam is verdwenen. Dit kan niet! Wat is er gebeurd? Ze weten zich geen raad, zeg de Bijbeltekst, en ik kan me dat levendig voorstellen. Hij – is – hier – niet. Hè? Lees verder
