Uit de Bijbel is gelezen: Handelingen 17:1-15 en 1 Thessalonicenzen 2:14-3:8
Gemeente van Jezus Christus,
[de historische situatie]
wat moeten dat benauwde momenten zijn geweest voor de christenen in Thessalonica! Ik bedoel die gebeurtenissen waar we over lazen in Handelingen 17. Terwijl je als gemeente bij elkaar bent bij iemand in huis, hoor je verward rumoer in de straat. Er komt een boze menigte mensen aan die schreeuwend voor het huis blijft staan waar jij bent. ‘Waar is die Paulus?’ En dat niet alleen, ze dringen zelfs het huis binnen. Misschien hebben ze de deur wel geforceerd – stel je voor dat jij daar binnen was! Een stel woestelingen stampt naar binnen. Gelukkig is Paulus niet aanwezig. Maar ze pakken wel Jason, de eigenaar van het huis en slepen hem mee naar buiten, met nog een paar gelovigen. Je zou toch doodsangsten uitstaan! En daar gaat het naar de stadsbestuurders. Zware beschuldigingen klinken: ‘ordeverstoorders! ze erkennen de Keizer niet maar ene Jezus’. Ai! Opstand en ordeverstoring kunnen de strengste straffen opleveren… Maar het loopt nog met een sisser af. Uiteindelijk worden Jason en de andere op borgtocht vrijgelaten. Diezelfde nacht nog worden Paulus en Silas door de gelovigen de stad uitgestuurd. Hier zijn ze niet veilig.
Maar… zijn de gelovigen in Thessalonica zélf wel veilig? Lees verder