Tags

, , ,

Schriftlezingen: Handeling 1:4-12, Efeze 4:7-16

Gemeente van Jezus Christus,

[intro]

vanmorgen beginnen we eens met een vraag die op het eerste gehoor niets met hemelvaart te maken heeft. Namelijk deze: hebt u een lichaam, of bent u uw lichaam? Best een ingewikkelde vraag. Er zijn tegenwoordig heel wat wetenschappers die zeggen: wij zijn ons lichaam. Een ingewikkelde machine, dat is ieder mens. Of “wij zijn ons brein”, titel van een boek dat enige tijd terug veel verkocht werd. Het christelijk geloof kan het echter onmogelijk zo zien. Als ik mijn lichaam bén, wat blijft er dan van me over als ik kom te overlijden? Dan is het over en uit, de machine is defect en wordt gesloopt. Maar wij mogen, God zij dank, geloven in een leven dat niet stopt als je sterft. Een eeuwig leven! Dan is het duidelijk: nee, ik ben niet mijn lichaam, ik héb een lichaam. En tegelijk is wie ik ben wel zeer verbonden aan mijn lichaam. God heeft ons geschapen als eenheid van lichaam en ziel. Ik kan me mijzelf niet voorstellen zónder lichaam. Ook als we aan de hemel denken, stellen we ons toch voor dat we een lichaam hebben, let er maar eens op! Wij zijn mensen, geen engelen, lichaamsloze geesten.
Nu is het vandaag hemelvaart. Jezus vertrekt van de aarde naar de hemel, naar Gods werkelijkheid. En even een lastige vraag: waar bleef zijn lichaam dan? Gereformeerde theologen hebben van oudsher gezegd: dat is in de hemel. Maar hoe we ons dat moeten voorstellen? Hij had na zijn opstanding al een ánder lichaam dan een gewoon mens. hij kwam door gesloten deuren heen bijvoorbeeld. Lutherse theologen hebben daarom gezegd: het lichaam van Jezus is sinds hemelvaart overál, net zoals God overal is. Dat vind ik al helemaal lastig voor te stellen! Maar vanmorgen, op deze hemelvaartsdag, wil ik eens een heel andere kant op met u. Ik zeg namelijk dit: Jezus is naar de hemel gegaan, maar zijn lichaam is op de aarde gebleven!

[de kerk het lichaam van Christus]

Jezus’ lichaam op aarde? Hoe kan dat, als Hijzelf niet hier meer is? Wel, ook Jezus ís niet zijn lichaam, maar Hij hééft een lichaam. En dat lichaam is, althans hier en nu… De kerk. Dat zijn wij. Alle mensen die in Hem geloven, zijn samen het lichaam van Christus. Het Bijbelgedeelte dat we net lazen heeft het er uitgebreid over. “Van Hem uit – vanuit Christus – wordt het hele lichaam samengevoegd en bijeengehouden”. In het verband blijk overduidelijk dat het gaat over de christelijke gemeente. Díe is het lichaam van Christus. Jezus is het hoofd in de hemel, de gelovigen zijn zijn lichaam op aarde.
Je zou kunnen denken: hemelvaart is de dag dat Jezus afscheid neemt, weggaat van de aarde. Echter, zo is het niet! Jezus is wel weggegaan, maar de gelovigen op aarde zijn zijn lichaam. Dat betekent iets belangrijks: dan is er een onverbrekelijke verbinding tussen Hem en ons. Net zo stevig als dat mijn hoofd op mijn lichaam zit! Jezus is niet weg in de zin van dat de verbinding is doorgesneden. Nee, dan was zijn lichaam, de christelijke kerk allang dood en vergaan. Maar júist vanuit Hem, het hoofd, krijgt het lichaam alles wat nodig is om te functioneren!
Wat moet dan het lichaam van Christus, de gemeente, doen? Wel, precies het zelfde als wat Jezus deed voor zijn hemelvaart. Immers, door middel van mijn lichaam dóe ik dingen. Als mensen naar mij kijken, zien ze wat voor iemand ik ben. Zo was het bij Jezus toen Hij lichamelijk er zelf was: mensen zagen wie Hij was, ze zagen wat Hij deed. En in dat alles zagen ze een leven zoals God het bedoeld heeft. Jezus’ lichaam was de plek waar iets van God zichtbaar werd.
En nu, na hemelvaart, is het niet anders. Jezus’ lichaam, de kerk, is bedoeld om hetzelfde te doen. Nu is het ónze taak om in de wereld God te laten zien. Het is nu ónze taak om in de wereld de dingen te doen die God wil, die laten zien wie God is.
Heel in het kort: de christelijke gemeente mag Jezus vervangen! Het is als bij een grote zaak waar iemand komt en de manager te spreken vraagt. Hij krijgt het volgende antwoord: “Helaas, die is weg naar het hoofdkantoor. Maar die-en-die is er wel, en die vervangt hem. Hij kan u ook goed van dienst zijn”. Zo is het, met eerbied gesproken, ook met de christelijke kerk. Jezus is naar het hoofdkantoor zogezegd, naar de hemel. Als je nu de firma God wilt bereiken, moet je bij de christenen zijn. Wij zijn de vertegenwoordigers van Hem! Dat is een grootse roeping!!

[Christus geeft gaven aan de kerk]

En nu denkt u misschien: nou, ga er maar aanstaan! Dat natuurlijk een onmogelijke opgave. Zijn en doen zoals Jezus. Dat gaat natuurlijk nooit lukken. Ik doe niet zoals Hij – ik ben niet alleen op de wil van de Vader gericht, minstens zoveel op mezelf. Ik kán trouwens gewoon niet doen wat Hij deed – denk aan zijn wonderen, of zijn wijsheid. Die heb ik toch niet? Ik ben niet zoals Hij – vol liefde, zelfs voor vijanden. Moet ik, moeten wij het lichaam van Jezus zijn, dat doet en is zoals Hij?? Dat wordt hem niet! Nooit!
Heel begrijpelijk als we zo denken. En u hebt ook groot gelijk, als u het ziet als een opdracht, een opgave. Maar nu het wonderlijke: het is niet een opgave, het is een féit! De gelovigen zijn samen het lichaam van Christus, zegt onze tekst. Niet ‘ze zouden het moeten zijn’, naar ze zíjn het. Dat is onze identiteit in Christus. Dat hoeven we niet te worden, dat bént u, als u christen bent.

We hoeven het gelukkig niet zelf te doen. Want Christus, hij die is opgevaren naar de hemel, is en blijft het hoofd van het lichaam. En Hij, zo zegt onze tekst, geeft gaven. Paulus haalt een tekst aan uit Psalm 68, die we samen gezongen hebben: “toen hij opvoer in de hoogte, nam Hij de gevangenis gevangen en gaf Hij gaven aan de mensen”. Het gaat voor Paulus, en voor ons nu, om het eerste en laatste stukje van de zin. “toen Hij opvoer in de hoogte… gaf Hij gaven aan de mensen”.
Christus laat ons niet aan ons lot over! Hij geeft, vanaf zijn positie daarboven, gáven aan zijn kerk. Opdat ze zijn werk kunnen voortzetten, ook al is Hij er zelf niet. Hij geeft wat nodig is om de taak te kunnen vervullen!

[welke gaven]

Welke gaven geeft ons hoofd dan aan de afdeling hier beneden? Misschien denkt iemand: nou, de heilige Geest natuurlijk. En dat is ook wel zo. Alleen, het opvallende is dat de Geest in dit hele Bijbelgedeelte niet genoemd wordt. Het is wel waar dat de Heilige Geest de krachtbron is van de kerk, maar dat is meer de achtergrond. Paulus denkt hier veel concreter.
Hij schrijft: “aan een ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus”. Hierover gaat het op meer plaatsen in Paulus’ brieven. Iedereen die gelooft, krijgt één of meerdere gaven. Gaven tot opbouw van het lichaam, de kerk. De één kan goed uitleggen, de ander kan goed luisteren, een derde is goed in helpen. U mag uzelf afvragen: welke gave heb ík?? Want het staat er duidelijk: aan íeder van ons… Hoe kunt ú het werk van Christus doen? Welk lid van het lichaam bent u: een hand, of een voet, of een oor? Jezus, naar de hemel gegaan, deelt gáven uit! Ook aan u en jou! Hebt u uw gave al ontdekt? En zet u die in?

Het gevaar is nu wel dat de nadruk erg valt op u persoonlijk. Wat kan ik, welke gave heb ík? Maar de nadruk valt nu juist daarop, dat we sámen het lichaam van Christus zijn. Wij zijn Jezus niet – als los mens. Nee, alleen sámen met alle andere gelovigen kunnen we iets van Hem laten zien, Hem met vallen en opstaan vertegenwoordigen in de wereld. Geloof is deel zijn van iets gróters!
Speciale nadruk legt ons gedeelte daarom op sommige mensen die Christus als gave aan zijn kerk geeft. “Apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars”. Het gaat om mensen die een speciale taak hebben, en zo de gemeente bijéénhouden. In vers 16 worden ze vergeleken met banden en pezen, die een lichaam in vorm houden. Voor ons nu zou je kunnen denken aan de predikant, of aan mensen die een ambt bekleden. Ook structuur en leiding is een gave van Christus! Overigens zijn dominees of ambtsdragers daarbij niet hóger of meer dan andere gelovigen. Ze hebben alleen een andere functie. Er is maar één Hoofd, dat is Christus zelf. En “aan een ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus”. Aan een ieder, ook al zit je niet in de kerkenraad of kun je niet preken. Maar er zijn zoveel méér gaven; om die, niet alleen, maar sámen in te zetten voor Hem.

[waartoe de gaven]

Wat is dan de bedoeling van onze Heer die is opgevaren? Waartoe geeft Hij zijn gaven? Wat is de bedoeling dat wij doen?
Wel, Christus geeft zijn gaven met geen andere bedoeling dan dat zijn gemeente wordt zoals Hij. Opdat zijn gemeente een waardige vertegenwoordiger is van God op aarde, zoals Hij.

Dat is niet als eerste een kwestie van dingen die je moet doen. Dat is een kwestie van zíjn. Jezus, toen hij op aarde was, was geheel gericht op de wil van zijn Vader. Hij leefde voor Hem, in volledige toewijding. God eren, dat was zijn één en al, niet wat andere mensen van hem vonden. Maar daarmee was hij niet wereldvreemd, juist bijzonder praktisch. Hij dééd wat de Vader hem opdroeg. Hij toonde anderen hoe God is. In zijn woorden, liefdevol, wijs en soms bijzonder scherp.
In zijn brengen van de goede boodschap overal. In wat Hij deed: niet alleen wonderen, maar ook zijn omgang met uitgestotenen zoals hoeren en tollenaars.
En nu Jezus ten hemel gevarenis, geeft Hij ons zijn gaven zodat wij zijn en doen als Hij. Als gemeente, en ieder persoonlijk, gericht op God, verbonden met ons Hoofd in de hemel. Dan mag er ook iets zichtbaar worden onder ons van Gods bedoelingen. Paulus noemt: eenheid, heiligheid, liefde. Als mensen dan kijken naar óns, zien ze iets wat niet van deze wereld is. Ook wíj mogen ons kenmerken door omgang met mensen die niet meetellen. Ook wij mogen bewogen zijn met mensen. En dan zijn al de gaven nodig die Christus geeft. Een evangelist, om de boodschap met vuur te brengen. Een diaken, om te helpen. Een heel gewoon, onopvallend gemeentelid dat aandacht heeft en kan luisteren. Sámen zijn als Jezus. En dóen als Hij, naar de buitenwereld toe. Met een paar mensen in de gemeente die aansturen, als banden en pezen.
Iemand heeft eens gezegd: de enige Bijbel die een ongelovige leest, bent u! Maar vanmorgen zouden we het misschien anders kunnen zeggen: de enige manier waarop een ongelovige Jezus kan tegenkomen, is als hij óns tegenkomt. Nog scherper gezegd: vroeger was Jezus de plek waar hemel en aarde elkaar raakten. Maar tegenwoordig is de christelijke gemeente de plek waar de hemel en de aarde elkaar raken. Het aardse lichaam van het hemelse Hoofd.

[toepassing]

Ik vind het ontzagwekkend, als ik er zo wat langer over nadenk. Wat een éér om als christelijke gemeente zo mee te mogen doen in Gods plan. Wat een risico neemt onze God ook, door zwakke mensen in dienst te nemen! En wat een verantwoordelijkheid geeft het ons. Wat schiet de kerk doro alle eeuwen, wat schieten ook wij en ik hierin tekort…!
Echter, vergeet niet: het is allemaal geen kwestie van ‘moeten’. Het ís al zo. Wie gelooft, is een deel van Christus’ lichaam – feit. En Christus die is opgevaren, geeft gaven aan zijn kerk, wil álles geven wat nodig is – feit, nogmaals.
Waar het dan om gaat is om als gemeente, en als gelovige, nauw verbonden te blijven aan ons Hoofd, de opgevaren Christus. Om zijn gaven te ontvangen, én om te weten hoe we die mogen inzetten. Verbonden blijven! Dat gaat niet vanzelf. Dat is een groeiproces, levenslang. Paulus schrijft “opdat wij komen tot de maat van de grootte van de volheid van Christus”. Die volheid is zo groot, daar kun je een leven lang naar toegroeien. En, mens als we zijn, terugslagen zullen er ook zijn. Maar dit is het doel: “toegroeien naar Hem die het Hoofd is” om zo een lichaamsdeel van Hem te kunnen zijn. Dat gaat ook niet in je eentje – het gaat steeds om ons sámen. Dan moeten we hier zijn, samen in de kerk, samen lofzingend. Samen bidden ook, hier en thuis en op de gebedskring en zaterdag als het weer open kerk is. Om zo te onderscheiden welke signalen ons Hoofd stuurt naar het lichaam.
Hemelvaart: de opgestane Heer wil ú, wil ons gebruiken! Hij in de hemel gaven gevend, en wij hier op aarde zijn levende lichaam. Láat u dan gebruiken! Opdat hemel en aarde elkaar raken, waar het lichaam van Jezus is. Eer van Hem, tot heil van mensen om ons heen, en tot zegen voor ons.

Amen